
Neem beslissingen binnen een aanvaardbare termijn
Toelichting op de aanbeveling
-
Neem beslissingen over terugplaatsing binnen een aanvaardbare termijn. Bij dit besluit moet een gedragswetenschapper betrokken zijn. Dit geldt ook voor beslissingen over het perspectief van het kind. Het moet helder zijn voor ouders en kind waar het kind gaat wonen. Zorg dat er een realistisch toekomstperspectief voor het kind ligt. Het bepalen van een aanvaardbare termijn is maatwerk en is voor ieder kind en gezin anders.
De aanvaardbare termijn
De beslissing waar het kind gaat opgroeien, moet volgens de wet binnen een aanvaardbare termijn genomen worden. Bij een uithuisplaatsing gaat het namelijk om een situatie waarin ‘de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat zijn te dragen’ (art. 255 lid 1b BW). De vraag is dus: wat is voor dít specifieke kind – gezien de leeftijd, ontwikkelingsfase, geschiedenis en persoon – de termijn waarbinnen er duidelijkheid moet komen over diens toekomst?
De aanvaardbare termijn is belangrijk om deze redenen:
- Kinderen, hun ouders en ook de verzorgers (bijv. pleegouders) hebben duidelijkheid nodig over de plek waar het kind zal opgroeien. Dit geeft hen perspectief en hoop op een terugkeermogelijkheid.
- Kinderen hebben stabiliteit en continuïteit in de opvoeding nodig om zich te kunnen ontwikkelen.
- Een beperking in de tijd die een uithuisplaatsing mag duren stimuleert om de thuissituatie en opvoedvaardigheden van ouders te verbeteren, zodat het kind weer thuis kan wonen. Het brengt je er dus toe om tijdig passende hulp te organiseren die de kans op terugplaatsing vergroot.
Komt het eind van de aanvaardbare termijn in zicht, dan moet er een besluit genomen worden over het perspectief van het kind. Dat vraagt om een hernieuwde afweging in samenspraak met het kind, de ouders en de verzorgers. Samen bepaal je opnieuw de doelen en het traject. En kijk je expliciet naar de vorderingen van de ouders en de draagkracht van het kind, om op basis hiervan het perspectief vast te stellen. Uit Amerikaans onderzoek (Gross & Baron, 2022) blijkt dat terugplaatsing vaker succesvol is als jeugdprofessionals direct na een uithuisplaatsing passende hulp aan ouders inzetten, een herstelplan maken en de voortgang van de hulp monitoren. Binnen anderhalf jaar bleek 47% van de uithuisgeplaatste kinderen weer thuis te wonen.
Bepalen van een aanvaardbare termijn
Ouders en kind moeten een redelijke termijn krijgen om met intensieve hulp te werken aan de mogelijkheid tot terugplaatsing. Deze hulp is gericht op de ouder-kindinteractie, de opvoedingsvaardigheden van de ouders en de mogelijke problemen die zij hierbij ondervinden. Ouders en kind hebben recht op voldoende tijd, kwaliteit van zorg en rechtsbescherming om deze doelen te bereiken.
In de praktijk is het niet mogelijk een exacte termijn te noemen waarbinnen je het perspectiefbesluit moet nemen. De ‘aanvaardbare termijn’ bepalen is maatwerk, en voor ieder kind en gezin anders. Dit vraagt dus om een zorgvuldige afweging van jou als jeugdprofessional, samen met het kind, de ouders en andere professionals. Streef ernaar om de aanvaardbare termijn zo gezamenlijk mogelijk te bepalen, en hierbij ook duidelijkheid te geven over het besluitvormingstraject en de te nemen stappen. Doe dit bijvoorbeeld door een overleg te organiseren met alle betrokkenen.
Enkele relevante factoren bij het bepalen van de termijn zijn de leeftijd van het kind (termijn voor een jong kind korter, voor een ouder kind langer), instemming van de ouders met de uithuisplaatsing en het type plaatsing. Andere belangrijke factoren zijn trauma en gehechtheid (Juffer, 2010). Goede diagnostiek gericht op gehechtheid is belangrijk. Dit vergt goed getrainde professionals en betrouwbare meetinstrumenten (Van Hoof, 2017).
Omdat er geen exacte termijn gegeven kan worden, is het belangrijk om al in een vroeg stadium na te denken over de doelen waar je samen met ouders en kind aan gaat werken. En om regelmatig met elkaar te evalueren wat de stand van zaken is. De tien punten uit het afwegingskader ondersteunen je hierbij. Binnen zes weken na de uithuisplaatsing moet je een plan van aanpak hebben opgesteld (Jeugdwet, 2015). Hierin moet ook worden vastgelegd wanneer de evaluatie plaatsvindt van zowel de uithuisplaatsing als de hulpverlening.
Verdieping en onderbouwing
Aanvaardbare termijn
In de eerdere versie van de richtlijn stonden wel specifieke termijnen voor het nemen van een perspectiefbesluit. Die werden in de praktijk als nogal dwingend ervaren. Na het verlopen van zo’n termijn zou terugplaatsing strikt genomen niet meer mogelijk zijn. Dit heeft ertoe geleid dat tijdens de herziening de genoemde termijnen (van een half jaar en een jaar) uit de richtlijn zijn gehaald.
Achtergrond: discussie in herzieningswerkgroep
In de werkgroep is meerdere keren gesproken over de termijnen waarbinnen een perspectiefbesluit genomen moet worden. De meningen hierover waren enigszins verdeeld. Een aantal werkgroepleden oordeelde positief over de beslissing om de termijnen van een half jaar voor heel jonge kinderen en een jaar voor oudere kinderen uit de richtlijn te halen. Anderen waren van mening dat de vastgestelde termijnen juist helpen om de druk op te voeren en tijdig hulpverlening op gang te brengen voor ouders en kind, en zo de periode van onzekerheid waar een kind zal opgroeien te beperken. Omdat het in de praktijk bijna onmogelijk is om een termijn te stellen, zou het goed zijn om in de richtlijn te benoemen dat het ook heel ingewikkeld is. Tegelijkertijd werd opgemerkt dat de beslissing om al dan niet terug te plaatsen voor jonge professionals moeilijk kan zijn als er geen duidelijke termijnen zijn opgenomen. Een afwegingskader terugplaatsing kan hen daarbij helpen en is daarom in de richtlijn toegevoegd. Of een kind terug naar huis kan, is een afweging die in elke situatie zorgvuldig gemaakt moet worden.
Conclusie
Op basis van de gevoerde discussies is dus bepaald dat in de herziene richtlijn geen vaste termijnen voor het perspectiefbesluit meer staan. Wel blijft het van belang dat binnen een aanvaarbare termijn duidelijk wordt waar een kind gaat opgroeien. Dit is vooral belangrijk om ervoor te zorgen dat ‘iedereen zo snel mogelijk in de actiestand komt’. Het is essentieel voor alle betrokkenen bij een uithuisplaatsing dat er tijdig en zorgvuldig een besluit komt over terugplaatsing. Zo’n perspectiefbesluit is maatwerk en de tijd die daarvoor nodig is kan voor elk kind en gezin weer anders zijn. Het uitgangspunt moet zijn dat ouders alle mogelijke vormen van hulp of ondersteuning krijgen om tijdens de uithuisplaatsing de (hechtings)relatie met hun kind te herstellen. En dat zij binnen een redelijke termijn laten zien dat ze opnieuw voor hun kind kunnen zorgen. Het is daarbij essentieel om regelmatig te evalueren (evaluatiemomenten moeten worden opgenomen in het plan van aanpak). Zo kun je vaststellen of de gewenste verbetering heeft plaatsgevonden, of er andere hulp nodig is of dat verbetering niet meer te verwachten valt en een terugplaatsing dus niet meer tot de mogelijkheden behoort.