Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Uithuisplaatsing en terugplaatsing
Jongere met fiets

Terugplaatsing beoordelen

Toelichting op de aanbevelingen

  • Vertrek vanuit de gedeelde verklarende analyse en beoordeel de drie afwegingen voor terugplaatsing. Maak daarbij gebruik van het afwegingskader ‘beslissen over terugplaatsing’. Breng de tien factoren uit het afwegingskader zorgvuldig in kaart. Maak eventueel gebruik van het Pedagogisch Beslis-Model, de Beoordelingsboog of het Reunification Practice Framework  als methodieken om systematisch een afweging te kunnen maken over terugplaatsing.

  • Evalueer periodiek met ouders en kind aan de hand van het plan van aanpak in hoeverre de beoogde doelen zijn gerealiseerd en wat er nog nodig is om het kind te kunnen terugplaatsen.

  • Onderzoek altijd welke rol het sociale netwerk van een gezin kan spelen in de ondersteuning bij een eventuele terugkeer van het kind naar huis.

Of en wanneer een terugplaatsing mogelijk is, dat vraagt een heel zorgvuldige afweging. Een regelmatige evaluatie van de uithuisplaatsing is hierbij essentieel.

Bij de beoordeling van een terugplaatsing is het in de eerste plaats belangrijk of er verbetering te zien is in de balans tussen de opvoedingscapaciteiten van de ouders en de ontwikkelingsbehoeften van het kind. En daarnaast of er een opvoedingssituatie te creëren valt die goed genoeg is voor het kind. Om deze vragen draait het dan ook in de overweging.

Meer over ‘goed genoeg opvoederschap’ staat in de richtlijn Gezinnen met meervoudige en complexe problemen. En meer informatie over ontwikkelingsbehoeften en opvoedingscapaciteiten lees je hier.

Drie afwegingen 

Om te beslissen of terugplaatsing mogelijk is, is het allereerst nodig om de verklarende analyse na te lopen en te actualiseren. Daarna maak je de volgende drie afwegingen en  beoordeel je de antwoorden in onderlinge samenhang.

Afweging 1

Is de balans tussen de opvoedingscapaciteiten van de ouders en de ontwikkelingsbehoeften van het kind voldoende hersteld? Maak in je onderzoek naar het antwoord duidelijk onderscheid of de situatie onveilig is of ongewenst.

Is het antwoord op deze afweging nee, ga dan door naar afweging 2.

Afweging 2

Is de balans uit afweging 1 binnen een aanvaardbare termijn voldoende te herstellen met de huidige hulp en het huidige type plaatsing?

Is het antwoord op deze afweging nee, ga dan door naar afweging 3.

Afweging 3

Is de balans uit afweging 1 binnen een aanvaardbare termijn voldoende te herstellen met andere of aanvullende hulp of een ander type plaatsing?

Is ook het antwoord op deze derde afweging nee, dan is een verlengde uithuisplaatsing nodig. Al of niet met een aanvraag voor een verderstrekkende maatregel bij de kinderrechter, als de uithuisplaatsing plaatsvindt vanuit een kinderbeschermingsmaatregel.

Een afwegingskader ‘beslissen over terugplaatsing’

Op basis van de eerder genoemde drie afwegingen kun je een juiste beslissing nemen voor terugplaatsing. Het helpt wanneer er samen met ouders en eventuele andere betrokkenen al een gedeelde verklarende analyse is gemaakt, met daarin heldere doelen en criteria voor terugplaatsing. Dit helpt ook om de volgende tien factoren goed in kaart te brengen, waarbij diverse vragen gesteld kunnen worden. Het in kaart brengen van de factoren uit het afwegingskader kan al starten tijdens de uithuisplaatsing.

1. De aanleiding (of reden) van de uithuisplaatsing 

  • Is er een aanleiding met een chronisch karakter (bijvoorbeeld: er speelde al langere tijd verwaarlozing)?
  • In hoeverre zijn er problemen bij de ouders, om welke problemen gaat het, hoe ernstig zijn deze en hoe sterk hebben ze invloed op ‘goed genoeg ouderschap’?
  • Is er een forse kindproblematiek waardoor de situatie voor de ouders onhoudbaar werd?
  • In hoeverre is de aanleiding voor de uithuisplaatsing nog steeds actueel?

2. Evaluatie van de geboden hulp

  • Hebben ouders en kind gedurende de uithuisplaatsing voldoende en passende professionele hulp ontvangen om terugplaatsing mogelijk te maken? Is deze hulp gezocht op basis van een verklarende analyse die door de jeugdprofessional, kind en ouders wordt gedeeld?
  • Hebben ouders en kind gedurende de uithuisplaatsing actief gewerkt aan de gestelde doelen?
  • Wat is het resultaat van de hulp? Zijn de doelen bereikt?
  • Zijn de doelen wel haalbaar?
  • Is de huidige hulp en het huidige type plaatsing geschikt om de doelen te bereiken?
  • Is de onveiligheid voldoende weggenomen doordat de ouders de bron van de onveiligheid hebben aangepakt en/of zij hun pedagogische vaardigheden hebben vergroot?

3. Het effect van de uithuisplaatsing  

  • Welke invloed heeft de uithuisplaatsing op het kind (zowel positief als negatief)?
  • In hoeverre heeft de uithuisplaatsing de balans tussen draagkracht en draaglast van ouders verbeterd, en in hoeverre zou een terugplaatsing deze balans weer kunnen verslechteren?

4. Ontwikkelingsperspectief van het kind na terugplaatsing

Denk aan het volgende:

  • gezondheid
  • cognitieve ontwikkeling
  • emotionele ontwikkeling en gedrag
  • identiteitsontwikkeling
  • gezins- en sociale relaties
  • sociale presentatie
  • zelfredzaamheid

5. Ontwikkelingsperspectief van het kind als het uit huis geplaatst blijft

Denk aan het volgende:

  • gezondheid
  • cognitieve ontwikkeling
  • emotionele ontwikkeling
  • identiteitsontwikkeling
  • gezins- en sociale relaties
  • sociale presentatie
  • zelfredzaamheid

6. De relatie tussen ouders en kind  

  • Hoe is de kwaliteit van het contact?
  • Hoe frequent is er contact (haalbaar)?
  • Hoe ervaren ouders en kind het contact of de bezoekmomenten?
  • Vindt het contactmoment zelfstandig plaats of onder begeleiding?

7. De relatie tussen het kind en de verzorgers: pleegouders of gezinshuisouders

  • Hoe is de kwaliteit van het contact tussen het kind en de verzorgers (pleegouders of gezinshuisouders)?
  • Willen het kind en de verzorgers contact met elkaar onderhouden na een terug- of overplaatsing?

8. De vraag en verwachting van ouders en kind

  • Zijn de ouders klaar en gemotiveerd voor een terugplaatsing?
  • Wat is de wens van het kind? (Dit is zeker relevant bij oudere kinderen.)
  • Wat is de wens van de ouders?

9. De mogelijkheden van ouders om te voorzien in de basale fysieke en emotionele behoeften van het kind

  • Beschikken zij over opvoedingscapaciteiten waardoor zij voldoende continuïteit, stabiliteit, voorspelbaarheid en opvoedingszekerheid kunnen bieden?
  • Beschikken zij over een vaste woon- en verblijfplek en financiële middelen om het kind bestaanszekerheid te bieden? (Dakloosheid of armoede mogen overigens nooit de enige reden zijn om een kind uit huis te plaatsen.)
  • Krijgen de ouders steun uit hun (sociale) netwerk?

10. Beschermende en risicofactoren die terugplaatsing beïnvloeden 

  • Is er een ondersteunend sociaal netwerk voor ouders en kind?
  • Is er passende extra hulp inzetbaar om de kans op succes bij terugplaatsing te vergroten?
  • Zijn er bij terugplaatsing risico’s op onveiligheid voor de eventuele broers of zussen van het kind?

Download dit afwegingskader als pdf

Enkele aandachtspunten bij het beslissen over een terugplaatsing

Tijdige voorbereiding

Het is belangrijk om al in een vroeg stadium na te denken over de doelen waar je samen met ouders en kind aan gaat werken. En om regelmatig met elkaar te evalueren wat de stand van zaken is. De tien punten uit het afwegingskader ondersteunen je hierbij. Binnen zes weken na de uithuisplaatsing moet je een plan van aanpak hebben opgesteld (Jeugdwet, 2015). Hierin moet ook worden vastgelegd wanneer de evaluatie plaatsvindt van zowel de uithuisplaatsing als de hulpverlening.

First do no harm

Bij beslissingen over terugplaatsing moet het principe ‘First, do no harm’ vooropstaan. Maak daarom altijd een inschatting hoe groot de kans is op (verdere) schade door de uithuisplaatsing of de terugplaatsing. Soms is het beter de uithuisplaatsing te beëindigen dan met een verlenging mogelijk meer kwaad dan goed te doen. De thuissituatie kan verre van ideaal zijn, maar uiteindelijk niet zo schadelijk voor het kind als een uithuisplaatsing. Zoals wanneer er geen stabiele verblijfplaats te vinden is en een kind vermoedelijk keer op keer overgeplaatst gaat worden.

Duidelijke uitleg

Een afweging over terugplaatsing maak je samen met alle betrokkenen. Zorg dat je vooraf duidelijk maakt welke criteria meewegen voor het besluit tot terugplaatsing, en ook wie hierover adviseert en meedenkt. Geef ouders en kinderen uitleg over hun rechten, mogelijkheden en verantwoordelijkheden. Check regelmatig of iedereen begrijpt wat je vertelt. Je maakt op deze manier het proces zo duidelijk en voorspelbaar mogelijk.

In gesprek met kinderen en ouders

Ga als jeugdprofessional met ouders en kind in gesprek over de overwegingen en gedachten die tot de uithuisplaatsing hebben geleid, en over de kwaliteit van de eerdere hulpverlening. Zorg dat je de conclusies, kernbeslissingen en onderbouwing daarvan schriftelijk vastlegt. Zo zijn die later inzichtelijk voor betrokkenen (gezin, collega’s en andere hulpverleners, kinderrechter) en is helder waarom bepaalde beslissingen zijn genomen. Licht ook alles mondeling toe en ga na of ouders en kind het hebben begrepen.

Combinatie van factoren

Besluiten over terugplaatsing zijn ingewikkeld en zwaarwegend: ze bepalend de toekomst van ouders en kinderen. Twee wensen staan hierbij op gespannen voet. Enerzijds het kind beschermen tegen mogelijke onveiligheid thuis. En anderzijds mogelijke schade door een uithuisplaatsing voorkomen en ouders zoveel mogelijk de kans geven hun eigen kind op te voeden. In de praktijk blijken verschillende factoren invloed te hebben op het besluit om een kind wel of niet terug te plaatsen. Geen enkele factor is doorslaggevend, het gaat altijd om een combinatie van factoren.

Analyse en dialoog

Beslissingen over terugkeer naar huis, en over de mogelijke uitbreiding van contact, vragen om sterke analytische vaardigheden. Elke situatie is uniek en vraagt om maatwerk. Daarom verzamel je als jeugdprofessional alle relevante informatie over de ontwikkelingsbehoeften van het kind (rekening houdend met zijn/haar fysieke, cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkelingsniveau), de opvoedingscapaciteiten van de ouders en andere relevante gezins- en omgevingsfactoren. Op grond hiervan analyseer je de situatie in het gezin. Het besluit komt vervolgens tot stand vanuit een dialoog met het kind, de ouders en het netwerk. En met het advies van een gekwalificeerde gedragswetenschapper.

Hulp en ondersteuning

Breng in kaart of ouders en kind bereid zijn om hulp te aanvaarden als hun kind naar huis terugkeert. Kijk ook in hoeverre het sociale netwerk hulp kan bieden en welke mogelijkheden er zijn voor professionele hulp. Het doel van deze hulp is om te zorgen voor stabiliteit in de thuissituatie.

Als uithuisplaatsing permanent is

Soms is terugkeer van het kind naar huis niet mogelijk. Het perspectief van opgroeien ligt dan niet meer bij de ouder(s). Ook als ouders niet meer de dagelijkse opvoeders zijn, blijven zij altijd de ouder. De hulpverlening richt zich in deze situatie niet meer op een terugkeer, maar op een gedeeld opvoederschap en samenwerking tussen ouders en pleeg/gezinshuisouders of andere opvoeders.

Overplaatsing

De werkgroep wijst erop dat een overplaatsing opnieuw een ingrijpende verandering betekent voor het kind, met risico’s op schade. Heroverweeg daarom in zo’n situatie altijd opnieuw de mogelijkheid om het kind terug te plaatsen in de thuissituatie.

Kinderen hebben het recht om op te groeien bij hun ouders (IVRK, art. 18, 9,7, 5). Als jeugdprofessional moet je je daarom inspannen om terugplaatsing mogelijk te maken. Er is weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan naar terugplaatsing van een kind naar huis. Bekend is dat:

  • naar schatting in meer dan de helft van de gevallen kinderen na terugplaatsing opnieuw uit huis geplaatst worden (Esposito et al., 2022);
  • langdurende onzekerheid over terugplaatsing van een kind schadelijk is voor de ontwikkeling van het kind.

Onderzoek naar terugplaatsing van een kind naar huis

Esposito et al. (2022) deden een cross-sectioneel onderzoek naar de risicofactoren van uithuisplaatsing en terugplaatsing. Dit deden zij om succesvolle herenigingen en de stabiliteit voor het kind te bevorderen. Dit onderzoek bestaat uit 3051 kinderen die negen jaar gevolgd zijn. Uit de resultaten komt naar voren dat van de 3051 kinderen er 1120 (37%) te maken hebben gehad met een uithuisplaatsing. Van deze 1120 kinderen zijn er 847 (76%) herenigd met hun familie en 445 kinderen (54%) zijn opnieuw uit huis geplaatst. Naar schatting blijkt dus dat kinderen na een terugplaatsing in meer dan de helft van de gevallen weer uithuisgeplaatst worden. Factoren die hierbij een rol speelden, zijn problemen op school, hechtingsproblematiek van het kind en middelengebruik bij ouders.

Gross & Baron (2022) deden onderzoek naar de effecten van pleegzorg op kinderen. De resultaten laten zien dat pleegzorg de veiligheid en onderwijsresultaten van kinderen bevordert. Ook zijn er verbeteringen te zien nadat kinderen waren teruggeplaatst. Dit suggereert dat verbeteringen die door hun ouders zijn aangebracht een belangrijk mechanisme vormden. Deze resultaten geven aan dat effectievere, op preventie gerichte inspanningen binnenshuis vereist zijn om het gebruik van pleegzorg op een veilige manier te verminderen. Terugplaatsing is succesvol als direct passende hulp aan ouders wordt ingezet, een herstelplan wordt opgesteld en dit wordt gemonitord. Binnen anderhalf jaar is 47% van deze kinderen weer thuis, waarbij terugplaatsing getoetst wordt door de kinderrechter.

De constateringen uit deze onderzoeken vragen om een zeer zorgvuldige afweging over een eventuele terugplaatsing. Om dat te doen, is een regelmatige evaluatie van de uithuisplaatsing essentieel. Art. 25 IVRK geeft het kind (en zijn ouders) het recht op een regelmatige evaluatie van de hulp, het verloop van de uithuisplaatsing en van de noodzaak ervan. Dit moet het onmogelijk maken dat er plaatsingen zijn waarbij onduidelijk is wanneer vervolgbeslissingen genomen zullen worden. Door deze evaluatie onderzoekt de professional of en wanneer het kind terug naar huis kan. Voor ouders en kind moet helder zijn wat de voorwaarden voor terugplaatsing zijn, hoe het proces verloopt en wie wanneer besluiten neemt. Resultaten van de gesprekken worden vastgelegd in het dossier.

Werkzame elementen

Verschillende factoren hebben invloed op de kwaliteit van de beslissing over het perspectief van het kind. Het gaat hierbij zowel om het proces van de besluitvorming als om inhoudelijke overwegingen.

Werkzame proceselementen

  • Betrek meerdere perspectieven, in elk geval dat van het kind, de ouders en eventuele pleegouders of gezinshuisouders.
  • Zorg voor een goed contact met kind, ouders en pleegouders of gezinshuisouders. Beslissen over het perspectief is een proces dat al start op het moment van uithuisplaatsing.
  • Intensief contact van de ouders met het kind is nodig om zicht te krijgen op de interactie ouder-kind en ouders te begeleiden in de omgang met hun kind.
  • Vraag advies voor het perspectiefbesluit aan de professionals die ook daadwerkelijk bij het gezin, pleeggezin of gezinshuis betrokken zijn, zodat je formatie uit de eerste hand hebt. Zo zijn meerdere perspectieven betrokken en ondervang je eventuele individuele valkuilen.
  • Organiseer tegendenken: maak gebruik van inzichten van collega’s en laat je door hen kritisch bevragen op jouw overwegingen.

Werkzame inhoudelijke elementen

  • Laat de uitkomsten die het kind wenst leidend zijn.
  • Onderzoek de risicofactoren én de beschermende factoren.
  • Volg de ontwikkeling van het kind gedurende de plaatsing. Zo krijg je goed zicht op wat het kind nodig heeft.

Afwegingskader

In de voorliggende tekst staat een afwegingskader voor het besluit over terugplaatsing. Dit afwegingskader is gemaakt op basis van: 

1. De drie afwegingen  

Om te beslissen of terugplaatsing mogelijk is, maakt een hulpverlener de volgende afwegingen: 

  • Doe onderzoek en maak daarbij duidelijk onderscheid of de situatie onveilig is of ongewenst om tot de conclusie te komen of de balans tussen de opvoedingscapaciteiten van de ouders en de ontwikkelingsbehoeften van het kind voldoende is hersteld?
  • Is de balans tussen de opvoedingscapaciteiten van de ouders en ontwikkelingsbehoeften van het kind met de huidige hulp en het huidige type plaatsing binnen een aanvaardbare termijn voldoende te herstellen?
  • Is de balans tussen de opvoedingscapaciteiten van de ouders en ontwikkelingsbehoeften van het kind met andere hulp of een ander type plaatsing binnen een aanvaardbare termijn voldoende te herstellen? 

De professional dient dus na te gaan 1) of er verbetering zichtbaar is in de balans tussen opvoedingscapaciteiten en ontwikkelingsbehoeften, en 2) of er een opvoedingssituatie is te creëren die goed genoeg is voor het kind. De elementen in de kernvragen komen uit Het Framework for the Assessment of Children in Need and their Families (Department of Health, 2000). Dit Framework helpt om een zorgvuldige afweging te maken met het oog op de veiligheid, het welzijn en de ontwikkeling van kinderen. De richtlijn Samen beslissen over hulp gaat verder in op instrumenten die je kunt gebruiken om ontwikkelingsbehoeften en opvoedingscapaciteiten in kaart te brengen.

2. Factoren van invloed op het besluit tot terugplaatsing 

In onderstaand overzicht, gebaseerd op de onderbouwing van de richtlijn Pleegzorg, zijn verschillende factoren op een rij gezet die van invloed zijn op het besluit tot terugplaatsing vanuit de pleegzorg. Het is daarbij niet zo dat een enkele factor doorslaggevend is voor de besluitvorming. Het gaat altijd om een combinatie van factoren.

Factoren die de kans op terugplaatsing verkleinen
  • Reden voor uithuisplaatsing
  • verwaarlozing
  • Pleegkindkenmerken
  • emotionele of gedragsproblemen
  • gezondheidsproblemen of handicaps
  • als baby of adolescent uit huis geplaatst
  • Ouder- of gezinskenmerken
  • ambivalente houding ten opzichte van terugplaatsing
  • onvoldoende betrokkenheid en inzet om aan gestelde voorwaarden te werken tijdens uithuisplaatsing
  • ouders met eigen psychische problematiek
  • meervoudige gezinsproblematiek (een combinatie van armoede, drugsgebruik, chronische psychische problemen van ouders)
  • eénoudergezinnen
  • Plaatsingskenmerken
  • lang verblijf in pleeggezin
  • plaatsing in een netwerkgezin
Factoren die de kans op terugplaatsing vergroten
  • Reden voor uithuisplaatsing
  • vertrek van een dader bij seksueel misbruik
  • Pleegkindkenmerken
  • uit huis geplaatst in de basisschoolleeftijd
  • Ouder- of gezinskenmerken
  • betrokkenheid van ouders tijdens de uithuisplaatsing
  • actief werken aan gestelde voorwaarden voor terugplaatsing
  • voldoende wegnemen van onveiligheid
  • wens van ouders tot terugplaatsing
  • Plaatsingskenmerken
  • kort verblijf in pleeggezin
  • overeenstemming tussen ouders, pleegouders en professionals over doelen en werkwijze tijdens pleegzorgplaatsing

3. Input vanuit de herzieningswerkgroep 

Om de kernvragen juist af te wegen, zijn tien factoren benoemd die in kaart kunnen worden gebracht door de jeugdprofessional in samenwerking met ouders en eventueel andere betrokkenen. De tien factoren komen voort uit bovenstaande factoren met daarbij aanvullingen vanuit de herzieningswerkgroep. 

De herzieningswerkgroep heeft aangegeven dat het van belang is om duidelijk te benoemen dat een uithuisplaatsing schadelijk kan zijn. En om te achterhalen welke schade het kind al heeft opgelopen voorafgaand aan de uithuisplaatsing, wat de uithuisplaatsing heeft opgeleverd én wat de kwaliteit van de ouder-kindrelatie is. Het is lastig om een toekomstperspectief van een kind in te schatten. Daarom liet de herzieningswerkgroep weten dat het belangrijk is dat de jeugdprofessional de opvoedingscapaciteit van de ouders afweegt in relatie tot de ontwikkelingsbehoefte van het kind op dit moment.