Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Uithuisplaatsing en terugplaatsing
Jongere met fiets

Samen met ouders en kind beslissen

Toelichting op de aanbeveling

  • Beoordeel de noodzaak tot een uithuisplaatsing zo veel mogelijk samen met ouders en kind en laat je daarbij adviseren door deskundige collega’s, waar nodig ook van buiten de organisatie. Bij het besluit moet een gedragswetenschapper betrokken zijn. Voor praten met een kind geldt geen leeftijdsgrens. Wel moet aan de mening van het kind het gewicht worden toegekend dat past bij zijn capaciteiten. Maak bij de advisering door collega’s gebruik van een gestructureerd format, om valkuilen (zoals tunnelvisie) te voorkomen.

Het is niet alleen van belang om erg zorgvuldig te beslissen tot een uithuisplaatsing, maar ook om dit samen met ouders en kind te doen (Bahlmann, 2020). Praat dus ook met ouders en kind samen, en ook altijd apart met het kind. Zorg ervoor dat zij in vertrouwen hun verhaal kunnen doen. Samen beslissen leidt tot een meer kritisch proces, doordat ouders en kind professionals kunnen vragen naar hun overwegingen. Samen beslissen zorgt ook dat een besluit beter aansluit bij de hulpvraag en wensen van kind en ouders, en dat maakt de hulp effectiever.

Samen met het kind beslissen

De Jeugdwet (2015) gaat in op de hoe kinderen in bepaalde leeftijdsgroepen bij de besluitvorming betrokken moeten zijn. Maar het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) is leidend. Dit verdrag stelt dat elk kind het recht heeft hun mening te geven over alle dingen die hen betreffen. Professionals horen daarbij een passend belang te hechten aan die mening, afhankelijk van de capaciteiten van het kind (VN-Kinderrechtenverdrag, art. 12, Bruning et al., 2021; Steenbakkers et al., 2022). Voor het betrekken van kinderen geldt dus geen minimumleeftijd: Vanaf de leeftijd van zestien jaar hebben jongeren het recht te kiezen met welke zorg zij instemmen.

In de praktijk blijkt overigens dat kinderen lang niet altijd betrokken worden in de besluitvorming (NJi, 2022), terwijl zij over die besluitvorming vaak heel duidelijke ideeën hebben. Ze vinden dat zij niet goed geïnformeerd worden over de overwegingen van de jeugdprofessional.

Participatie van kinderen is pas betekenisvol als zij het gevoel hebben echt serieus te zijn genomen. Om die betekenisvolle participatie te bereiken, biedt het VN-Kinderrechtenverdrag vijf stappen die je als jeugdprofessional kunt volgen: 
Voldoende toegang tot begrijpelijke informatie.

  1. Gehoord worden.
  2. Serieus genomen worden.
  3. Terugkoppeling krijgen over de beslissing die is genomen.
  4. De mogelijkheid krijgen om te klagen over de beslissing.

Let ook op de verantwoordelijkheid die een kind kan voelen voor het welzijn van zijn ouders en eventuele broers en zussen in het gezin parentificatie. Mogelijk durft een kind hierdoor niet vrijuit te spreken over de eigen wensen. Wees je hier als jeugdprofessional bewust van en houd er rekening mee. Meer hierover staat in de richtlijn Samen beslissen over hulp.

Samen beslissen in gedwongen kader

Bij een gedwongen uithuisplaatsing kan het ingewikkeld zijn om samen te beslissen. Ouders kunnen slechte ervaringen hebben opgedaan, waardoor ze minder vertrouwen hebben in de hulpverlening. Neem daarom de tijd en probeer om vertrouwen op te bouwen. Daarnaast geldt bij het gedwongen kader andere wet- en regelgeving dan in het vrijwillige kader. Meer informatie hierover en over methoden die kunnen helpen bij beslissingen in het gedwongen kader, staan in de richtlijn Samen beslissen over hulp.

Dit zijn enkele aandachtspunten:

  • Draag zelf de verantwoordelijkheid voor een beslissing als dit voor ouders en kind te moeilijk blijkt.
  • Geef kind en ouders de gelegenheid hun mening, ervaringen en afwegingen te delen. Neem deze mee in de besluitvorming. Leg vast hoe is omgegaan met de belangen van het kind, en wat de afwegingen waren.
  • Gebruik motiverende gespreksvoering en oplossingsgerichte gesprekstechnieken om ouders en kind te stimuleren tot gezamenlijke beslissingen. Deze technieken helpen je om expliciet te maken wat ouders en kind belangrijk vinden, welke problemen zij ervaren en welke mogelijke oplossingen zij zien.
  • Leg ouders en kind altijd helder uit wat de conclusies zijn van de gedeelde verklarende analyse over de problemen in de thuissituatie. Stel met ouders en kind heldere doelen op om een uithuisplaatsing te voorkomen dan wel op te heffen.
  • Informeer ouders en kinderen goed over de verschillende hulpmogelijkheden en de mogelijke voor- en nadelen hiervan. Zodat zij samen met jou zorgvuldig kunnen afwegen welke hulp het beste aansluit bij hun vraag en behoeften. Zet eventueel ervaringsdeskundigen in. Zij kunnen een mentor zijn voor de ouders: ze kunnen hen informeren over de mogelijkheden voor hulp, en ze kunnen hen steunen in het contact met hulpverleners.

Verken samen met ouders en kind welke rol het sociale netwerk kan hebben bij de aanpak van de problemen. Het sociale netwerk kan bijvoorbeeld netwerkpleegzorg of praktische dan wel emotionele steun bieden, voor of tijdens een uithuisplaatsing, of na terugplaatsing. Zet eventueel een familienetwerkberaad of Eigen Kracht-conferentie in. De richtlijn Samen beslissen over hulp gaat hier verder op in.

  • Willen of kunnen ouders en/of kind niet meewerken, neem dan vanuit de gedeelde verklarende analyse een onderbouwde beslissing en leg ouders en kind uit waarom die beslissing zo genomen wordt en welk doel dit dient. Leg eerst helder uit welke veranderingen je in het gezin wilt zien, en onder welke voorwaarden ouders en kind kunnen meebeslissen. Help ouders in te zien wat hun verantwoordelijkheid is om voldoende veiligheid voor hun kind te creëren. Leg afspraken met ouders en kind samen vast, zowel mondeling als schriftelijk, in voor het gezin toegankelijke taal.
  • Ouders en kinderen met een (licht) verstandelijke beperking hebben recht op eenzelfde behandeling op maat, net als andere ouders en kinderen. Houd daarom rekening met deze cognitieve beperking, zodat ouders en kind beschikken over de informatie die zij nodig hebben om te kunnen meedoen in de besluitvorming. Dit vraagt speciale communicatieve vaardigheden. Kijk voor meer informatie op de website van het Landelijk Kenniscentrum LVB.
  • Een gezinssituatie kan heel complex zijn door psychiatrische problematiek bij de ouders en/of een lastige scheiding. Houd hier rekening mee. Is in de relatie van ouders de onveiligheid zo groot dat je als jeugdprofessional vast dreigt te lopen? Dan vraagt dit om specifieke expertise en een zorgvuldige analyse van de veiligheid in het gezin. Zie ook de richtlijn Scheiding.
  • Bij een onvrijwillige uithuisplaatsing zit er vaak enige tijd tussen het uitspreken van de beslissing door een jeugdbeschermer, de toetsing bij de rechter en de daadwerkelijke uithuisplaatsing. In deze periode van grote onzekerheid bij ouders en kinderen kunnen boosheid en verdriet ontstaan, die weer kunnen leiden tot een verdere verslechtering van de thuissituatie. Iets om rekening mee te houden als jeugdprofessional.

Advisering door het team

Beslissen over een uithuis- of terugplaatsing vraagt om professionele expertise. Beslis hier altijd over in samenwerking met deskundige collega’s en een gedragswetenschapper (master of postmaster). Bespreek met elkaar de overwegingen. Cruciaal is dat de collega’s en gedragswetenschapper jou als verantwoordelijke jeugdprofessional kritisch bevragen over je overwegingen. En dat ze met je meedenken over alternatieven en over de voor- en nadelen van verschillende opties.
 
Voldoende collegiaal overleg van hoge kwaliteit en de analytische vaardigheden van de gedragswetenschapper kunnen voorkomen dat hulpverleners met lage beslisdrempels vaker beslissen tot uithuisplaatsing en dat jeugdprofessionals met weinig werkervaring, gelet op de belangen van het kind,  minder goede beslissingen nemen over uithuisplaatsing (Bartelink, 2018). Ook voorkomt dit dat beslissingen op basis van de persoonlijke voorkeuren van professionals genomen worden (Bartelink, 2018; Harder et al., 2020a).

Aanbevelingen om samen met ouders en kind te beslissen

  • Praat zowel met de ouders alleen, als met het kind alleen, als met ouders en kind samen. Zorg ervoor dat zij in vertrouwen hun verhaal kunnen doen.
  • Let bij een uithuisplaatsing op de verantwoordelijkheid die een kind kan voelen voor het welzijn van hun ouders en eventuele broers en zussen in het gezin (parentificatie).
  • Als ouders en kind het moeilijk vinden om te beslissen, geef ze dan in ieder geval de gelegenheid hun mening te geven en neem deze mee in de besluitvorming. Volg hierbij de vijf stappen voor betekenisvolle participatie uit het VN-Kinderrechtenverdrag, art. 12:
    • Voldoende toegang tot begrijpelijke informatie.
    • Gehoord worden.
    • Serieus genomen worden.
    • Terugkoppeling krijgen over de beslissing die is genomen.
    • De mogelijkheid krijgen om te klagen over de beslissing.
  • Leg ouders en kind altijd uit wat de conclusies zijn van het onderzoek naar de problemen in de thuissituatie. Stel samen met hen heldere doelen op, gericht op de terugkeer van het kind naar huis. Schrijf de afspraken op in bewoordingen die voor het gezin te begrijpen zijn.
  • Informeer ouders en kind over de verschillende hulpmogelijkheden en de mogelijke voor- en nadelen.  Zo kunnen zij samen met jou zorgvuldig afwegen welke hulp het beste aansluit bij hun vraag en behoeften.
  • Zet eventueel ervaringsdeskundigen in. Zij kunnen een mentor zijn voor de ouders of het kind, hen informeren over de mogelijkheden voor hulp en hen steunen in het contact met de hulpverleners.
  • Verken samen met ouders en kind welke rol hun sociale netwerk kan hebben in de aanpak van problemen. Het sociale netwerk kan bijvoorbeeld netwerkpleegzorg of praktische dan wel emotionele steun bieden, voor of tijdens een uithuisplaatsing, of na terugplaatsing. 
  • Houd in de communicatie met het gezin rekening met een verstandelijke of psychische beperking van ouders of kind, een anderstalige achtergrond, of een audio- of visuele handicap.

Bij de beslissing over een uithuisplaatsing moeten altijd ouders en kind worden betrokken. Daarnaast is het ook van belang dat je als jeugdprofessional ook andere professionals betrekt bij zo’n ingrijpende beslissing met een grote en persoonlijke impact voor kinderen en ouders (Bartelink, 2018; Bartelink et al., 2019). Jeugdprofessionals maken namelijk hun eigen afwegingen over de noodzaak van een uithuisplaatsing. Deze overwegingen zijn niet altijd transparant en mogelijk zelfs gekleurd door de voorkeuren van de professional (Bartelink et al., 2019). Zie ook de richtlijn Samen beslissen over hulp.

Uit het onderzoek van Bartelink et al. (2019) blijkt dat uitvoerende professionals het belangrijk vinden dat besluiten zoals uithuisplaatsing altijd in een team worden genomen. Want dit draagt volgens hen sterk bij aan een grotere overeenstemming tussen collega’s en aan de kwaliteit van de besluitvorming. Uit de casestudy van Lensink (2018) naar professionalfactoren en organisatiefactoren die een rol spelen bij beslissingen over het uithuisplaatsen van onder toezicht gestelde kinderen, blijkt onder meer dat de werkervaring van jeugdbeschermers van invloed is op de kwaliteit van de beslissing over een uithuisplaatsing. Werkervaring leidt tot relevante kennis en vaardigheden, waardoor zij beter worden in het nemen van beslissingen die in het belang van een kind zijn. Eén van de aanbevelingen is om te zorgen voor voldoende collegiaal overleg van hoge kwaliteit om daarmee te voorkomen dat jeugdbeschermers met lage beslisdrempels vaker een uithuisplaatsing overwegen en dat jeugdbeschermers met weinig werkervaring kwalitatief minder goede beslissingen nemen over uithuisplaatsing in termen van de belangen van een kind.