
Onderzoek of hulp nodig is
Toelichting op de aanbeveling
-
Schat de balans in tussen de opvoedingscapaciteiten van de ouders en de ontwikkelingsbehoeften van het kind. Als balans ontbreekt, onderzoek de situatie en maak duidelijk onderscheid of de situatie onveilig dan wel ongewenst is. Onderzoek of en in hoeverre het sociale netwerk kan helpen deze zaken in balans te brengen en ga na welke professionele hulp nodig is.
Vijf afwegingen
Voor een zorgvuldige beoordeling of een uithuisplaatsing nodig is, is het van belang vijf afwegingen te maken. De gedeelde verklarende analyse geeft hierbij richting aan de weging en onderlinge afhankelijkheid van de kernonderdelen.
- Afweging 1: Zijn de opvoedingscapaciteiten van de ouders en de ontwikkelingsbehoeften van het kind op dit moment in balans?
- Afweging 2: Op welke wijze wordt de balans tussen opvoedingscapaciteiten en ontwikkelingsbehoeften beïnvloed door gezins- en omgevingsfactoren?
- Afweging 3: Hoe kan het sociale netwerk bijdragen aan het versterken van de balans tussen opvoedingscapaciteiten en ontwikkelingsbehoeften?
- Afweging 4: Hoe kan professionele hulp of ondersteuning bijdragen om binnen een aanvaardbare termijn de balans tussen ontwikkelingsbehoeften en opvoedingscapaciteiten voldoende te herstellen?
- Afweging 5: Is uithuisplaatsing nog te voorkomen met een gerichte interventie?
Lees hieronder meer uitleg over elk van deze vijf afwegingen.
Afweging 1: Zijn de opvoedingscapaciteiten van de ouders en de ontwikkelingsbehoeften van het kind op dit moment in balans?
In het hele beoordelingsproces staat de ontwikkeling en het belang van het kind centraal: wat heeft het kind nodig om zich te kunnen ontwikkelen tot een gezonde volwassene? Maak hierin een afweging tussen de ontwikkelingsbehoeften van het kind en de opvoedingscapaciteiten van de ouders. Deze zijn allebei gerelateerd aan de leeftijd van het kind en diens ontwikkelingsniveau op fysiek, cognitief en sociaal-emotioneel gebied.
Die balans tussen ontwikkelingsbehoeften en opvoedingscapaciteiten kan zo sterk verstoord zijn dat het nodig is om het besluit tot uithuisplaatsing te nemen. Dit kan het geval zijn bij zowel ernstige problemen in de ontwikkeling van het kind als ernstige problemen in de opvoedingscapaciteiten van de ouders – of een combinatie daarvan.
De jeugdprofessional krijgt inzicht in deze balans door antwoorden op de volgende vragen te formuleren:
- Hoe ontwikkelt het kind zich, en wat heeft het nodig om zich verder te kunnen ontwikkelen?
- Welke risico- en beschermende factoren beïnvloeden de ontwikkelingsbehoeften van het kind?
- Wat zijn de opvoedingscapaciteiten van de ouders?
- Welke risico- en beschermende factoren hebben invloed op de opvoedingscapaciteiten van de ouders?
Hieronder gaan komt elk van deze vier vragen aan bod. Ook de richtlijn Samen beslissen over hulp bespreekt instrumenten waarmee je als jeugdprofessional ontwikkelingsbehoeften en opvoedingscapaciteiten in kaart kan brengen.
1. Hoe ontwikkelt het kind zich, en wat heeft het nodig om zich verder te kunnen ontwikkelen?
Onderzoek elk aspect van de ontwikkeling van het kind, zodat je een helder beeld krijgt van diens specifieke ontwikkelingsmogelijkheden. De ontwikkelingsbehoeften van een kind hangen af van de leeftijd en het ontwikkelingsniveau. Zo gelden er allerlei ‘ontwikkelingsmijlpalen’. Houd rekening met eventuele specifieke kwetsbaarheden die een kind heeft, zoals leerproblemen of een (fysieke of verstandelijke) beperking.
Het Framework for the Assessment of Children in Need and their Families (Department of Health, 2000) onderscheidt zeven algemene dimensies rondom de ontwikkeling van het kind. Aandachtspunten binnen deze dimensies zijn kenmerken van het kind zelf én hoe het kind functioneert in termen van gedrag, ontwikkeling en emoties. Verzamel informatie over elk van deze dimensies om te kunnen beoordelen of uithuisplaatsing noodzakelijk is.
Informatie verzamelen over de ontwikkeling van het kind (Department of Health, 2000)
Ontwikkeling van het kind |
---|
Gezondheid en fysieke verschijning
|
Cognitieve ontwikkeling
|
Emotionele ontwikkeling en gedrag
|
Identiteit
|
Gezins- en sociale relaties
|
Sociale presentatie
|
Zelfredzaamheid
|
2. Welke risico- en beschermende factoren beïnvloeden de ontwikkelingsbehoeften van het kind?
Deze risicofactoren bij het kind doen een extra beroep op de opvoedingsvaardigheden van ouders (Ince & Kalthoff, 2020; Ten Berge et al., 2014):
- Een belaste voorgeschiedenis (bijvoorbeeld prematuur en/of laag geboortegewicht).
- Een (ernstige) ziekte of handicap.
- Gedrags- en/of ontwikkelingsproblemen, zoals hyperactiviteit, impulsiviteit en/of sterke prikkelbaarheid.
- Een moeilijk temperament.
- Een laag IQ, lage empathische vaardigheden en achterblijvende taalontwikkeling.
- Ingrijpende gebeurtenissen, zoals ziekenhuisopname of verlies van een ouder.
- Onveilige gehechtheid aan de ouder (zie verdieping/onderbouwing ‘Hechting’).
De volgende beschermende factoren dragen bij aan een positieve ontwikkeling van het kind en bieden tegenwicht aan de risico’s waaraan het kind wordt blootgesteld (Ince et al., 2018; Ten Berge et al., 2014):
- Zelfwaardering.
- Ego-veerkracht (stressresistentie).
- Bovengemiddelde intelligentie.
- Aantrekkelijk uiterlijk.
- Makkelijk temperament.
- Goede interpersoonlijke vaardigheden (sociale competentie).
- Steun van een volwassene die voor het kind belangrijk is.
- Bereidheid en vermogen om te veranderen.
- Sociale binding met de directe omgeving (gezin, school, wijk etc.).
- Kansen op betrokkenheid in verbanden waar het kind deel van uitmaakt (familie, school, gemeenschap).
- Opgroeien in een omgeving met prosociale normen.
- Erkenning en waardering voor positief gedrag.
- Constructieve tijdsbesteding, zoals sport, werk of buitenschoolse activiteiten.
- Cognitieve vaardigheden.
- Schoolmotivatie.
- Positieve identiteit van het kind zelf.
- Veilige gehechtheid aan de ouder (zie verdieping/onderbouwing ‘Hechting’).
3. Wat zijn de opvoedingscapaciteiten van de ouders?
Hierbij gaat het om het vermogen van ouders om adequaat in te gaan op de ontwikkelingsbehoeften van hun kind, en om hun vermogen zich aan te passen aan de veranderende behoeften van hun kind. De volgende factoren zijn onderdeel van deze capaciteit bij ouders:
- De manier waarop zij reageren op het gedrag en de behoeften van het kind, en welke problemen zij hierbij ervaren.
- Het effect dat het kind op hen heeft.
- De kwaliteit van de ouder-kindrelatie.
- Begrip van de ontwikkelingsbehoeften en ontwikkeling van hun kind.
- Begrip van opvoedingsvaardigheden en het belang daarvan voor de ontwikkeling van een kind.
- Vermogen om anders op hun kind te reageren als hun kind andere ontwikkelingsbehoeften krijgt.
Het Framework (Department of Health, 2000) noemt zes dimensies waarop de opvoedingscapaciteiten van ouders in kaart te brengen zijn. Het gaat daarbij niet alleen om wat ouders weten en kunnen, maar ook (vooral) om de manier waarop zij dit in de praktijk laten zien. Verzamel informatie over elk van deze dimensies om te kunnen beoordelen of uithuisplaatsing noodzakelijk is.
Informatie verzamelen over de opvoedingscapaciteiten van ouders (Department of Health, 2000)
Opvoedingscapaciteiten ouders |
---|
Basale verzorging
|
Creëren van veiligheid
|
Emotionele warmte
|
Stimuleren
|
Regels en grenzen
|
Stabiliteit
|
4. Welke risico- en beschermende factoren hebben invloed op de opvoedingscapaciteiten van de ouders?
Hieronder staat een lijst met risicofactoren voor de opvoedingscapaciteiten van de ouders en de ontwikkeling van het kind (Ince & Kalthoff, 2020; Ten Berge et al., 2014). Onderzoek als professional in hoeverre deze van invloed zijn op het opvoedend handelen van de ouders.
- Middelenmisbruik/verslavingsproblematiek.
- Psychische/psychiatrische ziekte of een lichamelijke beperking.
- Een verstandelijke beperking.
- Gebrek aan gevoel van verantwoordelijkheid of aan medewerking van ouders.
- Een problematische partnerrelatie, o.a. veel conflicten, huiselijk geweld en instabiliteit in relaties (veel wisselende relaties).
- Fysiek/emotioneel niet beschikbaar zijn voor het kind, bijvoorbeeld omdat de ouder in beslag wordt genomen door eigen problematiek of door ziekte (langdurige opname, fysieke beperkingen).
- Stress door schulden en/of werkloosheid.
- Op jonge leeftijd (jonger dan 18 jaar) ouder geworden.
- Problematische levensgeschiedenis, zoals zelf slachtoffer geweest zijn van kindermishandeling.
- Antisociaal gedrag vertonen, zelf geweld gebruiken tegen personen.
- Ontbrekende steun van vrienden of familie.
Naast risicofactoren zijn er ook beschermende factoren. Deze geven ouders een zekere mate van veerkracht, ook wanneer zij met veel problemen kampen. Dit zijn mogelijke beschermende factoren (Ince & Kalthoff, 2020; Ten Berge et al., 2014):
- Een gevoel van competentie en draagkracht.
- Een positief zelfbeeld.
- Een ondersteunende partner.
- Eigen jeugdervaringen kunnen hanteren.
- Positieve jeugdervaringen.
- Steun kunnen vragen/profiteren van steun.
- Emotionele beschikbaarheid.
- Flexibiliteit.
- Bereidheid en vermogen om te veranderen.
Hebben de risicofactoren in het gezin een grotere invloed in het dagelijks functioneren dan de beschermende factoren? Dan zullen ouders minder goed een verzorgings- en opvoedingssituatie kunnen bieden die nodig is voor een evenwichtige ontwikkeling van het kind.
Afweging 2: Op welke wijze wordt de balans tussen opvoedingscapaciteiten en ontwikkelingsbehoeften beïnvloed door gezins- en omgevingsfactoren?
Een kind verzorgen en opvoeden gebeurt niet in een vacuüm. Er spelen allerlei gezins- en omgevingsfactoren een rol. En die factoren kunnen zowel stabiliserend als destabiliserend werken op de balans tussen opvoedingscapaciteiten en ontwikkelingsbehoeften. Stabiliserend houdt in dat het gezin blijft functioneren ondanks veel of ernstige problemen. Een betrokken en actief sociaal netwerk kan bijvoorbeeld een stabiliserende functie hebben. Let daarom op zulke stabiliserende factoren als je een uithuisplaatsing overweegt. Want het kan nodig zijn om interventies in te zetten om te zorgen dat deze stabiliserende factoren standhouden.
Zijn er destabiliserende factoren die de balans tussen opvoedingscapaciteiten en ontwikkelingsbehoeften dreigen te verstoren? Dan kan het nodig zijn om interventies in te zetten. Hiermee valt mogelijk te voorkomen dat de balans verstoord raakt en een uithuisplaatsing nodig wordt.
Dit zijn enkele voorbeelden van destabiliserende factoren (Bron: Ince & Kalthoff, 2020; Ten Berge et al., 2014):
- Een eenoudergezin, stiefgezin, groot gezin.
- Veel conflicten.
- Huiselijk geweld.
- Een instabiel, ongeregeld leven.
- Materiële/financiële problemen (werkloosheid, huisvesting).
- Ingrijpende levensgebeurtenissen.
- Een sociaal isolement, sociale uitsluiting of lage sociale cohesie in de buurt.
Het Framework (Department of Health, 2000) noemt zeven dimensies met betrekking tot het gezin en de omgeving. Verzamel informatie over elk van deze dimensies om te kunnen beoordelen of uithuisplaatsing noodzakelijk is.
Informatie verzamelen over gezins- en omgevingsfactoren (Department of Health, 2000)
Gezins- en omgevingsfactoren |
---|
- Wie maken er deel uit van het huishouden? - Hoe is hun relatie met het kind? Hebben zich hierin belangrijke veranderingen voorgedaan? - Welke ervaringen uit de kindertijd dragen de ouders met zich mee? - Hebben zich belangrijke gebeurtenissen voorgedaan? - Hoe functioneert het gezin? (Denk ook aan de relatie met broers en zussen en de invloed op het kind daarvan) - Wat zijn sterke en minder sterke eigenschappen van de ouders? - Welke moeilijkheden ervaren de ouders? - Hoe is de relatie tussen de (gescheiden) ouders? |
- Wie zijn deel van de bredere familie? - Wie zijn daarin afwezig? - Hoe zijn de relaties met de bredere familie? - Welke impact heeft de familie op het kind en het gezin? |
Zijn in de accommodatie basisfaciliteiten aanwezig? En voorzieningen die passen bij de leeftijd en de ontwikkeling van het kind en andere huisgenoten? Denk aan interieur en exterieur van het huis en directe omgeving, inclusief de aanwezigheid van gas, water, elektra, kookfaciliteiten, slaapruimte, netheid, hygiëne en veiligheid en de invloed daarvan op het opvoeden van het kind. |
- Wie werkt, wat voor werkpatroon heeft diegene en wat is het effect daarvan op het kind? - Zijn daarin belangrijke veranderingen geweest, zoals werkloosheid? |
Is er voldoende geld om in de behoeften van het kind en het gezin te voorzien? |
- In welke mate is het gezin geïntegreerd of geïsoleerd? - Hoe zien de peergroepen, vriendschappen en het sociale netwerk van zowel kind als ouders eruit? Welk belang hechten ze eraan? |
Welke faciliteiten en diensten zijn er in de buurt? Denk aan universele diensten van primaire gezondheidszorg, dagopvang en scholen, transport, winkels, vrijetijdsactiviteiten en plekken voor religieuze samenkomsten? Het gaat om zowel de beschikbaarheid als het niveau van de voorzieningen en de invloed daarvan op het gezin. |
Afweging 3: Hoe kan het sociale netwerk bijdragen aan het versterken van de balans tussen opvoedingscapaciteiten en ontwikkelingsbehoeften?
Bij deze afweging gaat het er vooral om dat je als jeugdprofessional beoordeelt welke rol het sociale netwerk (familie, vrienden en kennissen) in het gezin speelt of kan spelen. Het kan hier gaan om het netwerk van het kind en/of dat van de ouders. Het sociale netwerk kan voor ouders en kind een belangrijke bron zijn van praktische en emotionele steun. Wanneer ouders en kind een beroep kunnen doen op mensen in hun omgeving, loopt stress minder hoog op. Ook kan het sociale netwerk een rol spelen in het vergroten van de veiligheid van het kind. Evenals bij het maken van een verklarende analyse en een hulpverleningsplan.
Er zijn allerlei methoden om het sociale netwerk in kaart te brengen. Zoals Sociale netwerkstrategieën (SONESTRA), Eigen Kracht-conferenties en familienetwerkberaden. Daarnaast zijn er initiatieven die je kunt benutten om een sociaal netwerk op te bouwen. Denk aan buddysystemen, buurtmaatjes, steungezinnen en burgerinitiatieven. Meer informatie is ook te vinden in het Werkboek Sociale Steun en in de publicatie De kracht van verbinding en bij Informele steun versterken.
Afweging 4: Hoe kan professionele hulp of ondersteuning bijdragen om binnen een aanvaardbare termijn de balans tussen ontwikkelingsbehoeften en opvoedingscapaciteiten voldoende te herstellen?
Bij deze afweging gaat het om de beoordeling of er met professionele hulp iets aan de opvoedingssituatie te veranderen valt. Die beoordeling is belangrijk voor de beslissing of het zin heeft een interventie thuis te doen om een uithuisplaatsing te voorkomen. De vraag is hierbij: in hoeverre ‘kunnen’ (veranderingsmogelijkheden) en ‘willen’ (veranderingsbereidheid) ouders en kind binnen een aanvaardbare termijn veranderen, zodat het kind veilig kan opgroeien en zich optimaal kan ontwikkelen?
Om deze vraag te beantwoorden, verzamel je informatie over de effecten van eerdere hulp en eerder genomen maatregelen. Beoordeel in hoeverre de veiligheid en ontwikkelkansen van het kind erop vooruit zijn gegaan en waardoor precies. Onderzocht daarnaast in hoeverre de vaardigheden van ouders verbeterd zijn, en of je invloed kunt hebben op de bereidheid van ouders om problemen aan te pakken en profijt van de hulp te hebben. Voor het kind is een veilige plek om te wonen een voorwaarde voor de hulp: zonder een veilige plek kan er niet aan de problemen gewerkt worden.
Afweging 5. Is uithuisplaatsing nog te voorkomen met een gerichte interventie?
Is er in het gezin een ernstig verstoorde balans tussen opvoedingscapaciteiten en ontwikkelingsbehoeften, ga dan altijd na of met intensieve hulp een uithuisplaatsing nog te voorkomen is. Want een uithuisplaatsing is het laatste redmiddel. Voordat je oordeelt over de noodzaak van een uithuisplaatsing, moet je dus zorgvuldig afwegen of álle mogelijkheden voor hulp en ondersteuning zijn benut. Daarom is het nodig dat je goed op de hoogte bent van welke interventies er zijn om uithuisplaatsing te voorkomen.
Verdieping en onderbouwing
Verdieping bij afweging 1
Wat betreft de problemen bij het kind kunnen er onder meer deze redenen zijn voor uithuisplaatsing (Harder et al., 2020a):
- Ernstige emotionele en gedragsproblemen.
- Gevaarlijk of bedreigend gedrag van het kind richting gezinsleden.
- Verminderd contact met de realiteit (psychose, zelfbeschadiging en/of neiging of poging tot suïcide).
Zulke ernstige problemen zijn voor ouders vaak niet te hanteren, zelfs niet als zij beschikken over zeer goede opvoedingscapaciteiten en beschermende factoren.
Als het gaat om problemen in de opvoeding, kunnen onder andere de volgende problemen een reden zijn voor uithuisplaatsing (Harder et al, 2020a):
- Ernstige en langdurige kindermishandeling of een hoog risico op kindermishandeling.
- Een (ernstig) tekort aan opvoedingsvaardigheden.
- Ernstige onveiligheid in de ouder-kindrelatie (onveilige of gedesorganiseerde gehechtheid).
In veel situaties gaan problemen bij het kind, gebrekkige opvoedingscapaciteiten van ouders en een onveilige woon-/leefomgeving hand in hand. Daardoor kan een uithuisplaatsing een noodzakelijke stap zijn om de ontwikkeling van het kind te bevorderen.
De richtlijn Samen beslissen over hulp noemt instrumenten om de ontwikkelingsbehoeften en opvoedingscapaciteiten in kaart te brengen. Daarnaast helpt deze richtlijn ook in te schatten of er sprake is van (een risico op) kindermishandeling. Samen beslissen zorgt er ook voor dat een besluit beter aansluit bij de hulpvraag en wensen van kind en ouders, wat de effectiviteit van de geboden hulp vergroot. Er worden dus zo veel mogelijk afwegingen gemaakt, door de ouders, betrokken hulpverleners en het netwerk, waarbij ook collega’s vanuit andere disciplines betrokken worden.
Hechting
Voor de ontwikkeling van kinderen is het belangrijk dat zij zich kunnen hechten aan hun ouders en/of andere belangrijke volwassenen. Een veilige hechtingsrelatie is gunstiger voor de ontwikkeling dan een onveilige gehechtheidsrelatie. Dit betekent overigens niet dat onveilige gehechtheid per se leidt tot problemen in de ontwikkeling. Wel is bekend dat gedesorganiseerde gehechtheid tot een zeer problematische ontwikkeling leidt. Bij deze vorm van gehechtheid ontwikkelt het kind geen samenhangende hechtingsrelatie, vaak als gevolg van een zeer bedreigende en onvoorspelbare opvoeder.
De hechtingsrelatie is een aspect van de ouder-kindrelatie. De kwaliteit van de hechtingsrelatie staat dus niet gelijk aan de kwaliteit van de ouder-kindrelatie. Hoewel sommige kinderen onveilig gehecht zijn aan hun ouders, kunnen ouders op andere aspecten van de ouder-kindrelatie wel degelijk positieve invloed hebben (Forslund et al., 2022).
De hechtingsrelatie tussen ouders en kinderen speelt een rol bij de beslissing over uithuisplaatsing en terugplaatsing; maar dit kan nooit de hoofdreden zijn voor een uithuisplaatsing of het weigeren van een terugplaatsing. Een veilige gehechtheid is te zien als beschermende factor, en een onveilige gehechtheid als een risicofactor. Als er een onveilige hechtingsrelatie gesignaleerd wordt, is het belangrijk om hulpverlening in te zetten voor ouders en kind gericht op het versterken van de hechtingsrelatie. Meer informatie lees je in de richtlijn Problematische gehechtheid.
Verdieping bij afweging 4
Dit zijn mogelijke redenen om te beslissen tot uithuisplaatsing:
- De verzorging en opvoeding van het kind zitten in de knel of er is onderzoek nodig naar de geestelijke of lichamelijke gesteldheid van het kind.
- Er bestaat een gerechtvaardigde en onderbouwde verwachting dat ambulante hulp onvoldoende verandering brengt, waardoor gevaar voor de veiligheid en ontwikkeling van het kind blijft bestaan of zelfs toeneemt.
- Ouders zijn niet bereid of in staat om mee te werken, of ze laten niet zien dat ze zich verantwoordelijk voelen voor de situatie en er blijven onverminderd ernstige zorgen bestaan.
- In geval van mishandeling door een ouder blijkt de niet-mishandelende ouder niet in staat het kind te beschermen.
- Er is een aantoonbaar risico op ontvoering naar of achterlating in het buitenland.
- Er is een aantoonbaar risico op (seksuele) uitbuiting of mensenhandel.
- Er is een aantoonbaar risico op eerwraak.
- Ouders en/of het kind zijn betrokken bij een criminele organisatie/criminele activiteiten.
- Ouders zijn onberekenbaar door middelengebruik (alcohol, drugs).
- Ouders bevinden zich in detentie of geslotenheid.
Veranderingsmogelijkheden
In hoeverre ouders in staat zijn om blijvend veranderingen te realiseren, hangt onder meer af van hun functioneren als persoon en hun mogelijkheden om zich te kunnen richten op hun kind en diens behoeften. In hoeverre een kind in staat is om zich blijvend te ontwikkelen, hangt onder meer af van het inzicht dat het heeft in diens eigen functioneren.
De professional kan zich bijvoorbeeld de volgende vragen stellen:
- Begrijpen, herkennen en erkennen de ouders de aard en ernst van de opvoedingsproblemen, persoonlijke problemen en andere factoren die bedreigend zijn voor het kind?
- Begrijpen, herkennen en erkennen de ouders de gevolgen van de opvoedingsproblemen voor het kind op korte en/of lange termijn (bijvoorbeeld de schade die bij het kind is of dreigt te ontstaan door de kindermishandeling)? Nemen zij daar ook verantwoordelijkheid voor?
- Hebben de ouders persoonlijke problemen of beperkingen die de kans op verbetering verkleinen?
- Begrijpt, herkent en erkent het kind welke problemen het heeft en welke invloed die hebben op hun omgeving? En neemt het kind daar verantwoordelijkheid voor?
- Heeft het kind persoonlijke problemen of beperkingen die de kans op verbetering verkleinen?
- Hebben ouders en kind van eerdere hulp (blijvend) geprofiteerd?
Ouders of kinderen die kampen met ernstige problemen (zoals ernstige psychiatrische problemen, ernstige verslavingsproblemen of een verstandelijke beperking) hebben vaak een beperkte mogelijkheid tot leren en veranderen. Veranderingsmogelijkheden of -onmogelijkheden kunnen ook blijken uit de resultaten van eerdere hulp en of het gelukt is een samenwerkingsrelatie met het gezin aan te gaan. Aanwijzingen voor gebrekkige veranderingsmogelijkheden zijn dat er veel eerdere hulp is geboden zonder blijvend effect, of dat ouders herhaaldelijk niet reageren op afspraken of niet komen opdagen.
Veranderingsbereidheid
Gezinnen zijn bij de start van de hulpverlening niet altijd bereid om te veranderen. Zeker niet als anderen zich zorgen maken over mogelijke onveiligheid in hun gezin. Veranderingsbereidheid blijkt uit uitspraken die ouders en kind doen. Vier typen uitspraken geven aan dat ouders en kind bereid zijn te veranderen (Miller & Rollnick, 2002):
- Ze benoemen de nadelen van de huidige situatie (bijvoorbeeld zorgen over de situatie).
- Ze noemen voordelen van verandering.
- Ze tonen optimisme over verandering (zeggen bijvoorbeeld vertrouwen te hebben in de eigen veranderingsmogelijkheden).
- Ze tonen de intentie om te veranderen (zeggen bijvoorbeeld te verlangen om te veranderen).
Het ontbreken van veranderingsbereidheid blijkt hieruit:
- Ouders of kind willen geen bemoeienis van hulpverleners (meer).
- Ouders of kind wijzen een noodzakelijk geacht hulpaanbod af.
- Ouders of kind weigeren om te veranderen, bijvoorbeeld door aangeleerde vaardigheden niet in de praktijk te brengen.
Als een ouder of kind hulp weigert of afbreekt, dan wil dat overigens niet zeggen dat iemand niet gemotiveerd is. Er kan ook iets anders achter zitten, zoals ontevredenheid met de geboden hulp of hulpverlener. Achterhaal daarom altijd de reden van de weigering.
Bereidheid om te veranderen is ook geen vaststaand gegeven. En die bereidheid kan tijdens het hulpverleningsproces in positieve of negatieve zin veranderen. Zo kan weerstand tijdens de interventie een signaal zijn dat de professional te hard van stapel loopt. Ook is het mogelijk dat ouders of kind wel willen veranderen, maar het idee hebben dat ze het niet kúnnen, en zich daarom verzetten tegen een interventievoorstel. Je doet er goed aan om dit zorgvuldig uit te vragen. Je kunt de veranderingsbereidheid stimuleren met de inzet van gesprekstechnieken uit de motiverende gespreksvoering en met oplossingsgerichte therapie. Zulke technieken kunnen ouders en kind helpen om zich open te stellen voor de interventie. Ook kun je hiermee misschien factoren ontdekken die hen juist belemmeren om te veranderen.