
Zet een ambulante crisisinterventie
Toelichting op de aanbeveling
-
Zet een ambulante crisisinterventie in die voldoet aan de volgende voorwaarden:
Structuur
- Binnen 48 uur na aanmelding moet er hulp beschikbaar zijn.
- De hulpverlening is 24/7 beschikbaar.
- Hulpverlening vindt plaats in de eigen omgeving.
- Minimaal acht tot tien uur face-to-face contact per week met het gezin.
- De interventie duurt maximaal vier weken.
- Er is één vaste hulpverlener voor het gezin.
Inhoud
- Inzet op betrokkenheid en motivatie van de gezinsleden.
- Vaststelling doelen samen met het gezin.
- Inzet cognitieve en gedragsmatige interventies.
- Inzet op concrete, praktische hulp.
- Contact met het informele en professionele netwerk van het gezin.
- Zo nodig afstemming van hulp aan een kind dat op grond van een specifieke kwetsbaarheid recht heeft op bijzondere zorg (denk bijvoorbeeld aan een kind met een laag IQ).
Houd er rekening mee dat de hulp aansluit bij de mogelijkheden van gezinsleden. (Bijvoorbeeld met een (licht) verstandelijke beperking of slechte beheersing van de Nederlandse taal.) Zet het liefst ambulante crisisinterventies in die erkend zijn in de Databank Effectieve jeugdinterventies.
Interventies om uithuisplaatsing te voorkomen
Als jeugdprofessional kun je besluiten om crisisinterventies in te zetten om de gezinssituatie verder te stabiliseren in de weken na de melding van de crisis. Er zijn enkele effectieve interventies die voldoen aan de genoemde voorwaarden. De meest bekende interventies voor crisissituaties zijn Families First en Ambulante Spoedhulp. Onderzoek laat zien dat deze en vergelijkbare programma’s uithuisplaatsing weten te voorkomen en kindermishandeling in gezinnen verminderen. (Bronnen: Bezeczky et al., 2020; Damen & Veerman, 2013; Kinney et al., 1990; Lee et al., 2014; De Meyer et al., 2020; Lee et al., 2014; Washington State Institute for Public Policy, 2006.)
Ook andere, niet-erkende crisisinterventies die voldoen aan de genoemde voorwaarden zijn bij gebrek aan effectieve interventies in te zetten bij gezinnen in een crisissituatie.
Effectieve interventies voor het voorkomen (of verkorten) van uithuisplaatsing in een crisissituatie
Interventie | Doelgroep | Doel | Classificatie | Onderzoek |
---|---|---|---|---|
Multisysteem Therapie | Gezinnen met kinderen van 10-18 jaar met ernstige gedragsproblemen. | Verminderen van ernstige gedragsproblemen en vergroten van probleemoplossend vermogen. | Effectief volgens goede aanwijzingen. | MST is een bewezen effectief programma. Meerdere studies hebben aangetoond dat het programma:
(Asscher et al., 2013; Asscher et al., 2014; Asscher et al., 2018; Deković et al., 2012; Painter, 2009; Sawyer & Borduin, 2011; Timmons-Mitchell et al., 2006; Van der Stouwe et al., 2014; Vermeulen et al., 2017; Weiss et al., 2013). |
Families First | Gezinnen met kinderen van 0-18 jaar. | De aanwezige crisis oplossen en veiligheid vergroten, om een uithuisplaatsing te voorkomen. | Effectief volgens eerste aanwijzingen. | In onderzoek van Damen en Veerman (2015) kon bij 88% van de gezinnen een uithuisplaatsing voorkomen worden. Recenter onderzoek (De Meyer & Philipsen, 2022) laat eveneens zien dat 80% van de gezinnen een uithuisplaatsing is voorkomen. |
Ambulante spoedhulp | Gezinnen met kinderen van 0-18 jaar. | De aanwezige crisis verlichten, veiligheid in het gezin herstellen, dagelijkse routines opbouwen, probleemgedrag van kinderen en de opvoedbelasting van ouders verminderen en het gezinsfunctioneren verbeteren. | Niet erkend. | Ambulante spoedhulp lijkt uithuisplaatsing te voorkomen (De Meyer et al., 2020). |
ThuisBest | Gezinnen met een kind tussen 10 en 19 jaar met ernstige gedragsproblemen op meerdere leefgebieden. | Verkorten van de duur van uithuisplaatsing en kinderen met behulp van Multi Systeem Therapie thuis te laten wonen. | Niet erkend. | Opvoedstress en gedragsproblemen namen af bij gezinnen die ThuisBest volgden (Rovers et al., 2019). |
De werkgroep brengt daarnaast de Crisis Systeem Interventie onder de aandacht. Deze praktijkinterventie is gericht op gezinnen met kinderen van 0-18 jaar en waar kind of ouders een licht verstandelijke beperking hebben. Doel van de interventie is om de veiligheid te vergroten om een uithuisplaatsing van kinderen te voorkomen.
Verdieping en onderbouwing
Werkzame elementen in het voorkomen van uithuisplaatsing in een crisissituatie
Onderzoek laat een aantal ingrediënten zien die crisisinterventies succesvol kunnen maken (Bezeczky et al., 2020; Damen & Veerman, 2013; De Meyer et al., 2020; Lee et al., 2014).
Programmastructuur
Wat betreft de programmastructuur zijn dit de werkzame elementen:
A. Een snelle start en snelle beschikbaarheid
Binnen 24 tot 48 uur na melding van de crisis gaat een jeugdprofessional aan de slag in het gezin. Een snelle start van de crisisinterventie is van belang voor de veiligheid van een kind.
B. 24/7 beschikbaarheid
De jeugdprofessional is 24 uur per dag bereikbaar en zeven dagen per week flexibel beschikbaar. De jeugdprofessional bezoekt het gezin ook thuis (Lee et al., 2014). Dit kenmerk komt onder andere van het Families First-programma (Spanjaard & Haspels, 2005) en het wordt ook onderbouwd door onderzoek naar effectieve interventies in crisissituaties (Fraser, Pecora & Haapala, 1991).
C. Hulpverlening in de eigen omgeving
Volgens het Homebuilders-model is het van belang om hulp te verlenen in de eigen omgeving van het gezin, dus bij het gezin thuis, op de school van een kind en in de eigen wijk.
D. Intensiteit en caseload
Bij een goede crisisinterventie zijn de lengte van de hulpverleningssessies en de tijdstippen daarvan flexibel: een crisis kan zich tenslotte ook ’s avonds en in het weekend voordoen. Er is minimaal acht tot tien uur face-to-face-contact per week. De precieze invulling van het traject hangt af van de doelen en mogelijkheden van het individuele gezin. De jeugdprofessionals helpen ongeveer achttien gezinnen per jaar, en maximaal twee of drie gezinnen tegelijkertijd.
E. Beperkte duur
Een crisisinterventie neemt maximaal vier weken in beslag. Een crisis – in de zin van een verstoring van het evenwicht – duurt over het algemeen namelijk niet langer dan vier weken (Konijn et al., 2001). Volgens Callahan (1994) kan een crisisinterventie bestaan uit één tot acht sessies, verspreid over een periode van vier tot zes weken. Verondersteld wordt dat dit genoeg is om het evenwicht te herstellen en de heftigste emoties te laten afzwakken. Omdat de onderliggende problematiek dan nog niet opgelost is, hebben de meeste gezinnen na beëindiging van de crisisinterventie nog wel aanvullende hulp nodig (Reisch, Schlatter & Tschacher, 1999).
F. Eén vaste hulpverlener met een back-up-team
De crisishulp wordt zoveel mogelijk door één jeugdprofessional verleend (Lee et al., 2014). Jeugdprofessionals werken in teams van drie tot vijf professionals en worden ondersteund door een gekwalificeerde gedragswetenschapper. Omdat bij een gezin in crisis vaak diverse hulpverleners en diensten betrokken zijn, is samenwerking tussen de jeugdprofessional en andere hulpverleners een wezenlijk onderdeel van crisisinterventie. Dit is ook van belang in verband met een tijdige afsluiting en overdracht van het gezin (Van den Braak & Konijn, 2006). Ook aanvullende en ondersteunende interventies dienen goed aan te sluiten.
G. Deskundigheid
De jeugdprofessionals hebben minstens een intensieve training gehad van erkende trainers op het gebied van crisisinterventies. Simington, Cargill en Hill (1996) concluderen op basis van een evaluatie van het Crisis Intervention Program (CIP) dat de effectiviteit van de crisisinterventie samenhangt met onder meer de expertise van de hulpverlener.
De werkgroep stelt dat een gedragswetenschapper beschikbaar moet zijn voor de jeugdprofessional om mee te denken of kritisch vragen te stellen over de analyse en mogelijke oplossingsrichtingen. Ook geeft zij aan dat jeugdprofessionals een gedragswetenschapper moeten betrekken bij de analyse van de situatie en het bedenken van mogelijke oplossingsrichtingen. De gedragswetenschapper denkt hierover mee en bevraagt de jeugdprofessional kritisch om goed zicht te krijgen op de situatie.
Daarnaast is het wenselijk dat een ggz-specialist, zoals een klinisch psycholoog of (kinder- en jeugd) psychiater, gevraagd kan worden om mee te denken.
Programma-inhoud
A. Inzetten op betrokkenheid en motivatie
De jeugdprofessional zet expliciet in op de betrokkenheid en motivatie van het gezin. Vraag naar de motivatie van de gezinsleden en probeer zo mogelijk hun motivatie te versterken. Gesprekstechnieken uit de motiverende gespreksvoering en het oplossingsgericht werken zijn effectief in het versterken van motivatie (Bartelink, 2013a; Bartelink, 2013b).
B. Doelen en fasering
Crisisinterventie is doelgericht en omvat volgens Fairchild (1997; in: Konijn et al., 2001) meerdere fasen:
- Vaststellen van de crisis (onderzoeken van de aanleiding, inschatten van de risico’s en mogelijkheden).
- Direct verlenen van hulp waarbij het gezin en zijn netwerk worden gemobiliseerd.
- Opstellen van een interventieplan. Dat wil zeggen dat de jeugdprofessional aan de hand van een hulpplan probeert het functioneren van het gezin na de crisisinterventie te verbeteren.
Crisisinterventie bestaat vooral uit interventies voor de korte termijn: het onderzoeken van de situatie, het uitvoeren van de interventie, stabilisatie en het bieden van uitgebreide nazorg of follow-up (Reisch et al., 1999). Het doel is het bijeenhouden van het gezin of het stimuleren van het contact tussen de gezinsleden als een (tijdelijke) uithuisplaatsing van een kind noodzakelijk is, het onderzoeken van de behoeften en krachten van het gezin en het aanleren of bijstellen van de copingstrategieën van de verschillende gezinsleden (Evans, Boothroyd, & Armstrong, 1997).
Het is essentieel dat de doelen samen met het gezin worden opgesteld. Ook moeten de behaalde doelen tijdens en na afloop van de hulp in kaart worden gebracht. Verder wordt het aanbod aangepast aan de wensen, behoeften en mogelijkheden van de individuele gezinsleden. Hierdoor is de kans groter dat de beoogde doelen behaald worden (Lee et al., 2014).
C. Cognitieve en gedragsmatige benadering
De jeugdprofessional zet cognitieve en gedragsmatige interventies in om gedragsverandering te bereiken (Lee et al., 2014).
D. Vaardigheden aanleren
Door de gezinnen vaardigheden aan te leren, kunnen zij uiteindelijk zelf effectiever omgaan met het dagelijks leven. De jeugdprofessional demonstreert deze vaardigheden, oefent met de gezinnen en geeft feedback.
E. Praktische hulp bieden
De jeugdprofessional biedt praktische hulp die bijdraagt aan het behalen van de doelen. Een studie van Ryan en Schuerman (2004) laat zien dat praktische hulp in gezinnen met financiële problemen de kans op kindermishandeling verkleint. Voorbeelden zijn hulp bij het zoeken naar huisvesting en bij de aanschaf van kleding voor de kinderen.
F. Belangen behartigen
De jeugdprofessional helpt gezinnen door als hun belangenbehartiger op te treden bij instanties. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het aanvragen van schuldsanering of subsidies. Wanneer er basale problemen zijn (bijvoorbeeld een grote kans op uithuiszetting), dan moeten deze eerst worden opgelost. Al doende leert de jeugdprofessional het gezin hoe het zijn eigen belangen kan behartigen.