Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Uithuisplaatsing en terugplaatsing
Jongere met fiets

Veiligheid beoordelen en vergroten

Toelichting op de aanbevelingen

  • Maak ter plaatse een inschatting van de veiligheid van de ouder, het kind en van andere direct betrokkenen. Daarbij gaat het om verschillende aspecten van veiligheid:

    • Veiligheid van kinderen of volwassenen binnen het gezin (aan- of afwezigheid van kindermishandeling, inclusief getuige zijn van geweld in de thuissituatie; partnergeweld; oudermishandeling).
    • Risico op zelfdoding of gewelddadig gedrag door ouder(s) of kind(eren).
    • Gevaar voor de omgeving door ouder(s) of kind(eren).
  • Bespreek met een gedragswetenschapper je inschatting van de situatie en ideeën voor maatregelen om de veiligheid direct te vergroten.

Zorgvuldig beslissen

Beslissen in een crisissituatie is lastig – er is veel tijdsdruk en vaak maar beperkte informatie, terwijl de gevolgen ingrijpend kunnen zijn voor gezinnen. Toch is het essentieel dat zo’n beslissing zorgvuldig plaatsvindt, en dat het belang van het kind centraal staat.

Zo maak je als jeugdprofessional een zorgvuldige beslissing:

  • Werk systematisch en planmatig. Dat wil zeggen bij voorkeur op basis van een gezamenlijke probleem- en krachtenanalyse (zie richtlijn Samen beslissen over hulp) of een verklarende analyse en gezamenlijk opgesteld hulpverleningsplan).
  • Maak gebruik van beschikbare kennis over wat werkt. (Wetenschappelijke, praktijk- en cliëntervaringskennis.)
  • Maak onderscheid tussen de informatie die je verzamelt, welke conclusies je daaruit trekt en welke beslissingen je op basis hiervan neemt.
  • Wees transparant richting ouders, kinderen, collega’s en andere hulpverleners over de overwegingen die leiden tot beslissingen.
  • Houd rekening met wettelijke kaders voor uitwisseling van informatie, en met de richtlijnen of protocollen op dit gebied die je organisatie hanteert. Onder de kennis van het wettelijke kader vallen kinderrechtelijke normen als: hun recht op privacy (artikel 16 IVRK), hun recht om hun mening te geven over beslissingen waaraan passend gewicht moet worden toegekend (artikel 12 IVRK) over het delen van informatie (artikel 12 IVRK), waarbij wat in het belang van het kind is centraal staat (artikel 3 IVRK).

Samen met het gezin

Net als in andere situaties waarin uithuisplaatsing dreigt, bekijk je ook in een crisissituatie samen met het gezin wat de best passende hulp of oplossing is. Voordat je ingrijpende beslissingen neemt, ga je met alle gezinsleden in gesprek. Samen komt je tot een analyse van de situatie én tot overeenstemming over de inzet van middelen om de acute veiligheid te vergroten. Deze gesprekken zijn bij voorkeur individueel. In het geval van gesprekken met kinderen zijn bij voorkeur de ouders hierbij niet aanwezig.

Vervolgens is er altijd de afweging nodig of een interventie in het vrijwillig kader mogelijk is of dat er een gedwongen vorm van interventie moet komen. Denk bij dat laatste aan een Jeugdbeschermingsmaatregel, huisverbod, verplichte ggz, of strafrecht. Uithuisplaatsing komt pas in beeld na de gemotiveerde afweging dat andere middelen niet mogelijk zijn of naar verwachting onvoldoende effect zullen hebben. Zijn er een eerder gemaakte gedeelde verklarende analyse en hulpverleningsplan beschikbaar, dan neem je die met alle gezinsleden onder de loep. Herzie hierbij zo nodig dit plan, de afspraken en de inzet van hulp (zie Begeleiden bij uithuisplaatsing en terugplaatsing). Zorg altijd dat je oog hebt voor alle gezinsleden, maar in het bijzonder voor de persoonlijke uitdagingen van ouders.

Veiligheid inschatten na crisismelding

In de eerste uren na de melding, wanneer jeugdprofessionals (eventueel samen met andere disciplines) ter plaatse zijn bij het gezin, is allereerst een zorgvuldige inschatting van de veiligheid nodig. Daarbij gaat het om verschillende vormen van veiligheid:

  1. Veiligheid van kinderen of volwassenen binnen het gezin (aan- of afwezigheid van kindermishandeling, inclusief getuige zijn van geweld in de thuissituatie; partnergeweld; oudermishandeling).
  2. Veiligheid van kind of volwassene voor zichzelf (risico op zelfdoding).
  3. Veiligheid van kind of volwassene voor de omgeving (gewelddadig gedrag).

Acute en structurele veiligheid inschatten

Tijdens het hulpverleningsproces – zowel direct na de melding van de crisis als in de weken daarna – is het nodig de veiligheid in kaart te brengen. Daarbij is de acute én de structurele veiligheid van belang.

Om de veiligheid van de betrokkenen in te schatten, kun je gebruikmaken van een hulpmiddel of checklist.

Allereerst is nodig om te beoordelen of in het gezin de basisvoorwaarden voor acute veiligheid van kinderen in orde zijn. Je kunt hiervoor de Checklist Beoordeling van veiligheid gebruiken (Ten Berge & Bakker, 2005). Hierin staan de volgende aandachtspunten:

  1. Afwezigheid van seksueel misbruik, fysieke en psychische mishandeling.
  2. Aanwezigheid van basale verzorging en bescherming.
  3. Aanwezigheid van een affectieve relatie tussen ouder en kind / aandacht van ouder voor het kind.
  4. Aanwezigheid van regelmaat, structuur en continuïteit.
  5. Voldoende toezicht van een volwassene.
  6. Aanwezigheid van een gevoel van veiligheid bij het kind.
  7. Voldoende veranderingsmogelijkheden – op korte termijn – bij de ouder.
  8. Voldoende steun uit het sociale netwerk.

Daarnaast kan het ook nodig zijn om de veiligheid van andere gezinsleden te beoordelen.

In situaties waarin een kind of ouder dreigt met zelfdoding, is van belang het risico hierop te bepalen. Een mogelijk hulpmiddel hierbij is de Columbia – Suicide Severity Rating Scale (C-SSRS; Posner et al., 2011).

In situaties waarin een kind of ouder een gevaar voor de omgeving vormt, is in de eerste plaats belangrijk om na te gaan of diegene recent agressief naar mensen of dieren is geweest. Daarna kan ook bijvoorbeeld met de Brøset Violence Checklist – Nederlandse versie (BVC-NL; Woods & Almvik, 2002) het risico op agressief gedrag beoordeeld worden.

Structurele veiligheid in kaart brengen

De structurele veiligheid in kaart brengen gebeurt meestal niet tijdens de crisis, maar in een later stadium van het hulpverleningsproces (zie ook Vogtländer & Van Arum, 2016). Bijvoorbeeld door de jeugdprofessional die een ambulante crisisinterventie uitvoert. Hierbij maakt deze een zorgvuldige beoordeling van de veiligheid, het welzijn en de ontwikkeling van het kind. Een hulpmiddel hiervoor is het Framework for the Assessment of Children in Need and their Families (Department of Health, 2000). De centrale vraag daarbij is steeds: wat heeft dit kind nodig om zich goed te kunnen ontwikkelen, en kunnen deze ouders gezien hun opvoedingscapaciteiten dat bieden?

Columbia – Suicide Severity Rating Scale (C-SSRS)

De C-SSRS is een overzichtelijke checklist met zes items. Deze helpt de jeugdprofessional een eerste inschatting te maken van het risico op zelfdoding. Bij een risico op zelfdoding is het nodig om ggz-expertise in te schakelen.

Waarvan is er sprake?  

Ja 

Nee 

  1. Wens om dood te zijn 

 

 

  1. Niet-specifieke, actieve suïcidale gedachten  

 

 

  1. Actieve suïcidale gedachten, zonder intentie om te handelen 

 

 

  1. Actieve suïcidale gedachten met enige intentie om te handelen, zonder specifiek plan  

 

 

  1. Actieve suïcidale gedachten met specifiek plan en intentie 

 

 

  1. Actueel suïcidaal gedrag (poging of voorbereiding)  

 

 

Hoe hoger de het getal bij ‘ja’, hoe hoger het acute risico 

Brøset Violence Checklist – Nederlandse versie (BVC-NL)

De checklist van de BVC-NL bestaat uit zeven items:

Waarvan is er sprake? Ja Nee 
Verward gedrag   
Geïrriteerd gedrag   
Luidruchtig gedrag   
Fysiek bedreigend gedrag   
Verbaal bedreigend gedrag   
Aanval op voorwerpen   
0 keer ‘ja’= laag risico; 1-2 keer ‘ja’= matig risico; 3 of meer keer ‘ja’= hoog risico