
Ouderinterventies bij kinderen tot 12 jaar
Toelichting op de aanbeveling
-
Kies bij ambulante hulp aan kinderen tot 12 jaar voor een erkende ouderinterventie gericht op opvoedingsvaardigheden. Schenk hierin aandacht aan positieve interacties tussen ouders en kind en zorg voor mogelijkheden om te oefenen met het eigen kind.
Ouderinterventies gericht op opvoedingsvaardigheden vormen de eerste stap in de behandeling van jonge kinderen met ernstige gedragsproblemen. Dit type interventie is het meest bewezen effectief (Comer, Chow, Chan, Cooper-Vince & Wilson, 2013).
Als aanvulling op de ouderinterventie kan bij kinderen van 8 jaar en ouder, indien nodig, cognitieve gedragstherapie (CGT) worden ingezet. Kinderen of jongeren met een licht verstandelijke beperking (lvb) kunnen ook als zij 12 jaar of ouder zijn nog profiteren van een ouderinterventie. De mogelijkheden van CGT zijn bij hen juist beperkter, vanwege hun lagere cognitieve (en sociale en emotionele) niveau.
Onder meer de volgende opvoedingskenmerken spelen een rol in het ontstaan en in stand houden van gedragsproblemen (Patterson, 2016; Reid, Patterson & Snyder, 2002; zie paragraaf 1.2 en 1.5.3):
- Zwichten voor het problematische gedrag van het kind.
- Het kind op een onvriendelijke manier opdrachten geven.
- Vooral aandacht geven aan ongewenst gedrag.
- Weinig aandacht geven aan gewenst gedrag.
Ouderinterventies gericht op opvoedingsvaardigheden focussen op het veranderen van deze interactiepatronen tussen ouders en kind. In de databank Effectieve jeugdinterventies staan diverse ouderinterventies gericht op opvoedingsvaardigheden.
Ouderinterventies voor de leeftijd van 2 tot en met 7 jaar
Interventie (referentie) | Leeftijd | Bedoeld voor | Bijzonderheden | Erkenningsniveau |
---|---|---|---|---|
Incredible Years en Invest in Play (Webster-Stratton, 2007) | 2-12 jaar | Kinderen die een oppositioneel-, opstandige – of antisociale gedragsstoornis hebben of het risico lopen een van deze stoornissen te ontwikkelen. | Effectief volgens sterke aanwijzingen | |
Video-feedback Intervention to Promote Positive Parenting and Sensitive Discipline (VIPP-SD) (Bakermans-Kranenburg, Juffer & Van IJzendoorn, 2015) | 0-6 jaar | Opvoeders met problemen bij sensitief opvoeden of grenzen stellen, resulterend in problemen in de ouder-kindrelatie en (een verhoogd risico op) externaliserende gedragsproblemen bij het kind. | Geschikt als er ook sprake is van gehechtheidsproblematiek. Kan eveneens toegepast worden bij pleegouders, adoptieouders en professionele opvoeders in de kinderopvang. | Effectief volgens sterke aanwijzingen. |
Parent-Child Interaction Therapy (PCIT) (Eyberg, 1999) | 2-7 jaar | Kinderen met ernstige gedragsproblemen en hun ouders die opvoedingsproblemen ervaren. | Specifiek in te zetten in pleeggezinnen, gezinnen waarbij er sprake is van fysieke kindermishandeling en gezinnen met meervoudige en complexe problemen | Effectief volgens goede aanwijzingen. |
Parent Management Training Oregon (PMTO) (Albrecht, Van Leeuwen & Tjaden, 2010) | 4-13 jaar | Gezinnen met één of meer kinderen met ernstige externaliserende gedragsproblemen, al dan niet gecombineerd met hyperactiviteit. | Effectief volgens eerste aanwijzingen. N.B. Deze erkenning is ouder dan 5 jaar. De erkenningscommissie beoordeelt deze interventie opnieuw. | |
Stop Nu Ander Plan (Jongensversie SNAP) (Thio, Goudkamp & Van Domburgh, 2018) | 6-12 jaar | (Multi)probleemgezinnen met jongens die ernstige gedragsproblemen laten zien. | Erkenning is verlopen. | |
STOP4-7 – Samen sterker Terug Op Pad (De Mey, Messiaen, Van Hulle, Merelevede & Winters, 2005) | 4-7 jaar | Kinderen met ernstige gedragsproblemen, in het bijzonder antisociaal gedrag. | Biedt een geïntegreerde benadering van de betreffende kinderen, hun ouders en hun leerkrachten. | Effectief volgens eerste aanwijzingen. N.B. Deze erkenning is ouder dan 5 jaar. De erkenningscommissie beoordeelt deze interventie opnieuw. |
Basic Trust-methode (Polderman, 2016) | 2-18 jaar | Kinderen met (ernstige) gedrags- en/of emotionele problemen en hun (professionele) opvoeders, waarbij er ook problemen zijn in de gehechtheidsrelatie. | Geschikt als er ook sprake is gehechtheidsproblematiek. | Effectief volgens eerste aanwijzingen. |
Triple P Niveau 4 en 5 (Blokland, 2019) | 2-17 jaar | Niveau 4 is voor ouders die een gerichte training in opvoedingsvaardigheden nodig hebben voor het omgaan met milde tot ernstige gedrags- en/of emotionele problemen. Niveau 5 richt zich op het deel van de doelgroep waarbij niveau 4 onvoldoende resultaat heeft vanwege bijkomende risicofactoren in het gezin. | Effectief volgens eerste aanwijzingen. N.B. Deze erkenning is ouder dan 5 jaar. De erkenningscommissie beoordeelt deze interventie opnieuw. |
Ouderinterventies voor de leeftijd van 8 tot 12 jaar
Interventie (referentie) | Leeftijd | Bedoeld voor | Bijzonderheden | Erkenningsniveau |
---|---|---|---|---|
Minder boos en opstandig (Van de Wiel, Hoppe & Matthys, 2003) | 8-12 jaar | Voor kinderen met ernstige gedragsproblemen en hun ouders. | Ook geschikt als er naast de gedragsproblemen andere problemen spelen of als het kind een andere stoornis (zoals ADD/ ADHD) heeft. Combineert ouderinterventie gericht op opvoedingsvaardigheden met CGT bij het kind. | Effectief volgens goede aanwijzingen. |
Basic Trust-methode (Polderman, 2016) | 2-18 jaar | Kinderen met (ernstige) gedrags- en/of emotionele problemen en hun (professionele) opvoeders, waarbij er ook problemen zijn in de gehechtheidsrelatie. | Geschikt als er ook sprake is van gehechtheidsproblematiek. | Effectief volgens eerste aanwijzingen. |
Parent Management Training Oregon (PMTO) (Albrecht, Van Leeuwen & Tjaden, 2010) | 4-13 jaar | Gezinnen met één of meer kinderen met ernstige externaliserende gedragsproblemen, al dan niet gecombineerd met hyperactiviteit. | Effectief volgens eerste aanwijzingen. N.B. Deze erkenning is ouder dan 5 jaar. De erkenningscommissie beoordeelt deze interventie opnieuw. | |
Stop nu Ander Plan (Jongensversie SNAP) (Thio, Goudkamp & Van Domburgh, 2018) | 6-12 jaar | (Multi)probleemgezinnen met jongens die ernstige gedragsproblemen laten zien. | Erkenning is verlopen. | |
BASTA! (Hoogenboezem & Van Veluw, 2013) | 6-12 jaar | Kinderen die vanwege het plegen van delicten en/of signaalgedrag in aanraking zijn gekomen met de politie of een andere verwijzende instantie. | Systeemgerichte interventie: richt zich niet alleen op het kind, maar ook op de ouders/ verzorgers, school en woonomgeving. | Goed onderbouwd. |
Ouders van Tegendraadse Jeugd, de oudertraining (Schlüter, Berger & Van Harten, 2006) | 8-16 jaar | Ouders van kinderen of jongeren tussen de 8 en 16 jaar met (verhoogd risico op) strafbaar gedrag. | Erkenning is verlopen. | |
Samen Stevig Staan (Van 't Hof, Eikelenboom, Matthys, Van Nieuwenhuijzen & Orobio de Castro, 2009) | 9-17 jaar | Kinderen en jongeren met een licht verstandelijke beperking in combinatie met gedragsproblemen. | Combineert ouderinterventie gericht op opvoedingsvaardigheden met kindtraining. | Goed onderbouwd. N.B. Deze erkenning is ouder dan 5 jaar. De erkenningscommissie beoordeelt deze interventie opnieuw.
|
Signalering en PReventieve INTerventie bij antisociaal gedrag (SPRINT) (Haspels, Teunissen, Egas Reparaz, Van Leeuwen & Verdonk, 2009) | 7-12 jaar | Kinderen in groep 4 tot en met 8 van de basisschool die openlijk en/of heimelijk probleemgedrag vertonen en/of in een bepaalde mate moeite hebben met het aanvaarden van autoriteit. | Erkenning is verlopen. | |
Triple P Niveau 4 en 5 (Blokland, 2019) | 2-17 jaar | Niveau 4 is voor ouders die een gerichte training in opvoedingsvaardigheden nodig hebben voor het omgaan met milde tot ernstige gedrags- en/of emotionele problemen. Niveau 5 richt zich op dat deel van de doelgroep waarbij niveau 4 onvoldoende resultaat heeft vanwege bijkomende risicofactoren in het gezin. | Effectief volgens eerste aanwijzingen. N.B. Deze erkenning is ouder dan 5 jaar. De erkenningscommissie beoordeelt deze interventie opnieuw. |
Verdieping en onderbouwing
Effecten
In het algemeen blijkt dat gedragstherapeutische oudertrainingen probleemgedrag verminderen (zie onder andere Dretzke et al., 2009; Lundahl, Risser & Lovejoy, 2006; Piquero, Farrington, Welsh, Tremblay & Jennings, 2009). Ook blijven de behaalde resultaten doorgaans bestaan (Van Aar, Leijten, Orobio de Castro & Overbeek, 2017; Lundahl, Risser & Lovejoy, 2006).
Factoren die de effectiviteit beïnvloeden
Omdat er veel onderzoek is gedaan naar de effectiviteit van oudertrainingen, is er ook vrij veel bekend over factoren die deze effectiviteit al dan niet beïnvloeden.
Uit onderzoek blijkt dat de effectiviteit van de oudertraining niet beïnvloed wordt door de sekse, leeftijd of etniciteit van het kind. Ook blijken kinderen met ernstigere problematiek de grootste vooruitgang te laten zien (Leijten, Raaijmakers, Orobio de Castro & Matthys, 2013; Lundahl, Risser & Lovejoy, 2006; Menting, Orobio de Castro & Matthys, 2013).
Voor kinderen met een licht verstandelijke beperking (lvb) geldt het volgende:
- Het aantal sessies, de sessieduur en de leeftijd hebben geen effect op het resultaat van de training. Een combinatie van groepssessies en individuele consultatie werkt wel beter dan één van deze componenten afzonderlijk (Skotarczak & Lee, 2015).
- De effectiefste ouderinterventies lijken degene die gebaseerd zijn op reguliere interventies en aangepast aan kinderen met een (licht) verstandelijke beperking (Einfeld, Tonge & Clarke, 2013).
Stress bij ouders door negatieve levensgebeurtenissen (zoals een echtscheiding of werkloos raken) heeft een kleine negatieve invloed op het effect van de interventie en vergroot de kans dat ouders voortijdig de training beëindigen (Reyno & McGrath, 2006). Het is onduidelijk of gezinnen met een laag inkomen of laag opleidingsniveau minder profiteren van de ouderinterventie gericht op opvoedingsvaardigheden. Sommige studies suggereren van wel (Leijten et al., 2013; Reyno & McGrath, 2006), maar andere studies bevestigen het niet (Leijten, Raaijmakers, Orobio de Castro, Van den Ban & Matthys, 2017).
Er is niets bekend over de invloed die een licht verstandelijke beperking bij de ouders heeft op de effectiviteit van een ouderinterventie gericht op opvoedingsvaardigheden.
Wat betreft de inhoud van de interventie blijken er positieve resultaten voort te komen uit het werken aan positieve interacties en het oefenen met het eigen kind (Kaminski, Valle, Filene & Boyle, 2008). Bij oppositioneel of agressief gedrag blijken werkzame interventies veel gebruik te maken van de volgende elementen (Chorpita & Daleiden, 2009):
- Complimenten geven.
- Time-outs.
- Tastbare beloningen.
- Positieve opdrachten.
- Probleem oplossen.
- Differentiële bekrachtiging.
- Voordoen.
- Aandacht voor cognities en psycho-educatie van de ouders.
Het aanbieden van andere interventies (naast de ouderinterventie gericht op opvoedingsvaardigheden) is gerelateerd aan minder goede resultaten van de ouderinterventie. Het gaat dan bijvoorbeeld om hulp bij verslaving van de ouders of het aanbieden van onderwijs (Kaminski et al., 2008). Het aanbieden van andere interventies naast de ouderinterventie is niet meteen de oorzaak van de slechtere resultaten van deze ouderinventie. Het is zeer goed mogelijk dat bepaalde problemen ervoor zorgen dat er aanvullende interventies nodig zijn én ervoor zorgen dat de ouderinterventie minder effectief is.
In de praktijk is er consensus over de noodzaak om aandacht te schenken aan bijkomende problemen waarmee gezinnen te kampen hebben. Andere problemen staan soms immers zó in de weg dat ouders zich onvoldoende kunnen richten op hun oudertaak. Hulp in de vorm van bijvoorbeeld materiële ondersteuning of de behandeling van psychische problemen kan dan nodig zijn. Vereisten hierbij zijn een multidisciplinaire aanpak, een goede coördinatie van de zorg en een juiste inschatting van de belastbaarheid van de ouders.
De meeste overige kenmerken van ouderinterventies gericht op opvoedingsvaardigheden (zoals het aantal, de setting en het groeps- of juist individuele karakter van sessies) houden geen verband met de effectiviteit van interventies. Wel zijn er eerste aanwijzingen dat trainingen onder begeleiding van een therapeut effectiever zijn dan zelfgestuurde trainingen (Tarver, Daley, Lockwood & Sayal, 2014). Over het effect van digitale interventies is nog te weinig bekend om er iets over te zeggen.