Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Ernstige gedragsproblemen
Twee kinderen geven highfive

Samenwerken met kinderen en hun ouders en omgeving

Toelichting op de aanbevelingen

  • Zet, in samenspraak met het kind en diens ouders, tijdig hulp in bij vermoedens van ernstige gedragsproblemen. 

    • Werk daarbij indien mogelijk multidisciplinair samen met andere professionals en de omgeving van het kind.
    • Houd hierbij rekening met de wensen van het kind en diens ouders – en met hun privacy. 

    Naarmate een kind ouder wordt, worden de problemen complexer, gaan ze meerdere milieus omvatten en zijn ze moeilijker te beïnvloeden.

  • Vergroot de kans dat het kind en diens ouders met de hulp starten en er actief aan deelnemen. Doe dit als volgt:

    • Bouw een goede werkrelatie op met het kind en diens ouders, met begrip voor zowel hun praktische belemmeringen om aan de hulp deel te nemen als hun geringe motivatie.
    • Leg uit op welke in stand houdende factoren de hulp zich richt en wat de risico’s voor de toekomst zijn als de gedragsproblemen aanhouden (psycho-educatie).
    • Heb aandacht voor de overgang van diagnostiek naar behandeling (bijvoorbeeld met een overdrachtsmoment).
  • Zorg voor een goede coördinatie van de hulp en voor multidisciplinaire samenwerking tussen (jeugd)hulpaanbieders als er meerdere interventies noodzakelijk zijn. Bijvoorbeeld als er meerdere problemen spelen in het gezin en/of bij het kind.

Ouders dragen de primaire verantwoordelijkheid voor de opvoeding van hun kind. Zij spelen daarom een cruciale rol bij het verminderen van gedragsproblemen. Onderzoek laat zien dat veel gezinnen die in aanmerking komen voor hulp (zoals een ouderinterventie gericht op opvoedingsvaardigheden) óf niet starten met de interventie, óf afhaken, óf onvoldoende inzet tonen tijdens de interventie (Chacko et al., 2016; Scott, 2016). 

Allerlei factoren kunnen een belemmering vormen voor de samenwerking met het kind en de ouders – en voor het op gang komen van hulp. Mogelijk zijn ouders bijvoorbeeld te zwaar belast om actief deel te nemen. Ook kan het zijn dat ze niet goed begrijpen wat er van hen gevraagd wordt, dat eerdere interventies hen teleurgesteld hebben, dat de hulp onvoldoende aansluit op hun doelen of dat zij het nut niet inzien van de interventie (Scott & Dadds, 2009). Daarom is het van groot belang om vanaf het begin aan het kind en de ouders uit te leggen waarom bepaalde vragen gesteld worden en wat de aanknopingspunten zijn voor hulp. Zie Competenties voor handvatten om deze uitleg vorm te geven.

Als de samenwerkingsrelatie onvoldoende tot stand komt, ervaren ouders meerdere drempels om aan de hulp deel te nemen en ervaren ze die hulp als ‘last’. Dit gaat gepaard met kleinere behandeleffecten en met uitval (Kazdin & Wassell, 2000; Reyno & McGrath, 2006). Een gebrekkige samenwerkingsrelatie kan er zo toe leiden dat de problemen bij kinderen blijven bestaan (Carr, 2006).

Motivatie

Als hulpverlener zorg je niet alleen dat je samen met ouders en kinderen beslist over hulp. Je hebt ook doorlopend aandacht voor hun motivatie. Het is bij interventies wegens ernstige gedragsproblemen vaak een groot probleem om ouders en kinderen te motiveren aan die interventies deel te nemen, ermee door te gaan en zich actief in te zetten. Zo beginnen veel ouders niet eens aan een ouderinterventie gericht op opvoedingsvaardigheden en valt een ander deel voortijdig uit (Chacko et al., 2016). Dit soort problemen speelt ook bij kinderen en/of ouders met een licht verstandelijke beperking (lvb). 

Je kunt zulke situaties mogelijk als volgt voorkomen:

  • Besteed aandacht aan de opbouw van een goede werkrelatie met de ouders en het kind.
  • Besteed bijzondere aandacht aan de overgang van diagnostiek naar behandeling. Bijvoorbeeld door een overdrachtsmoment in te plannen waarbij jij en andere relevante hulpverleners, de ouders én het kind aanwezig zijn.
  • Zet al vroeg (in de diagnostische fase en in de behandelingsfase) psycho-educatie in. Met deze educatie geef je ouders en kinderen uitleg over de factoren die de gedragsproblemen in stand houden – en hoe de behandeling aansluit op het inzicht in die factoren. Tijdens de behandeling kan verdergaande psycho-educatie ouders motiveren de behandeling voort te zetten.

Onderzoek toont aan dat het zinvol is om expliciet aandacht te besteden aan het motiveren van kinderen en hun ouders. Bijvoorbeeld door met hen in gesprek te gaan over onder de volgende onderwerpen:

  • Hun motivatie.
  • De praktische barrières die ze ervaren om deel te nemen aan hulp.
  • De mogelijke manieren om deze barrières weg te nemen. 

Het blijkt dat de ouders met deze aanvullende interventie meer sessies volgen en de geleerde vaardigheden beter uitvoeren (Nock & Kazdin, 2005).

Werk ook bij gezinstherapie en multisysteeminterventies voor jongeren nadrukkelijk aan de motivatie van gezinnen te werken. Om ouders te motiveren is het allereerst belangrijk om hun opvoedingsinspanningen in het verleden te erkennen. Daarnaast werkt het motiverend om praktische ondersteuning te bieden. Denk aan hulp bij het vinden van stabiele huisvesting, het verzorgen van maaltijden of (het regelen van ondersteuning voor) schuldsanering (Henggeler, Schoenwald, Borduin, Rowland & Cunningham, 2010). 

Voor gezinnen waarin ouders (eveneens) een lvb hebben of zwakbegaafd zijn, geldt bovenstaande ook. Wel hebben zij over het algemeen minder positieve ervaringen met de hulpverlening en is er meer nodig om hen te motiveren. Zie hiervoor de handreiking Begeleiden van ouders met een licht verstandelijke beperking en multiproblematiek (Douma, De Jong, Looij & Stremmelaar, 2017).

Besteed ook bij kinderen expliciet aandacht aan hun motivatie. Als jeugdprofessional kun je motiverende gesprekstechnieken inzetten om hun motivatie te versterken (Bartelink, 2011a). Ook een oplossingsgerichte therapie/insteek kan hieraan bijdragen. Deze valt eveneens in te zetten om de motivatie van ouders te versterken (Bartelink, 2011b). 

Er zijn veel overeenkomsten tussen motiverende gesprekstechnieken en oplossingsgerichte therapie, maar ze verschillen wel. Oplossingsgerichte therapie is meer gericht op hoe een cliënt kan veranderen; op welke stappen hij daarvoor kan zetten. Motiverende gespreksvoering is meer gericht op de motivatie; op het ‘waarom’ van veranderen (Bartelink, 2011b, p. 4).

Psycho-educatie

Psycho-educatie bevordert de betrokkenheid van ouders en kinderen bij de keuze voor, het starten van en de deelname aan hulp (Acri, Chacko, Gopalan & McKay, 2018). Het is van groot belang dat je als jeugdprofessional deze vragen kunt beantwoorden:

  • Wat houden ernstige gedragsproblemen in?
  • Waardoor ontstaan ze?
  • Wat houdt ze in stand?
  • Wat zijn de aanknopingspunten voor hulpverlening?
  • Wat houden de diverse vormen van hulpverlening in? 

Vooringenomenheden die in de maatschappij leven, kunnen vanaf jouw eerste contact met de ouders en kinderen je samenwerking met hen verstoren. Zo is er het vooroordeel dat (ernstige) gedragsproblemen het gevolg zijn van een verkeerde opvoeding. Ouders kunnen hierdoor in het eerste contact al een verdedigende houding aannemen: zij vrezen dan kritiek op de opvoeding die zij hebben gegeven. Wees hier als jeugdprofessional op voorbereid. En wees ook in staat om de ouders en het kind uit te leggen hoe kennis over het ontstaan en in stand houden van gedragsproblemen aanknopingspunten biedt voor hulp (Matthys & Boersma, 2017). Zie ook Competenties.

Privacy

Het is belangrijk om de omgeving van het kind met gedragsproblemen bij de zorg te betrekken. Denk aan diens ouders, school en vrienden. Het kan een terugval helpen voorkomen als deze omgeving kennis heeft over de achtergrond van het kind – en over de vaardigheden die het kind tijdens de interventie aanleert of heeft aangeleerd. Om privacyredenen valt de omgeving pas bij de zorg te betrekken als het kind en diens ouders daarmee instemmen. De ervaring leert dat sommigen deze instemming niet geven, uit (al dan niet gegronde) angst dat de omgeving negatief reageert als die weet dat er hulp is of is geweest. Zorgvuldigheid bij de informatieoverdracht is dus zeer belangrijk.