
Beoordeling van de problematiek
Toelichting op de aanbeveling
-
Beoordeel onderstaande punten samen met het kind en de ouders, met gebruik van het Framework for the Assessment of Children in Need and their Families (zie Het beslisproces) (Department of Health, 2000):
- De vraag van het kind en de ouders, de aard en ernst van het probleem en de krachten.
- De veiligheid van het kind.
- Het probleembesef, de motivatie en balans in de draagkracht en draaglast bij de ouders en/of het kind.
- De urgentie van het probleem.
Beoordeling van de problematiek
Als jeugdprofessional beoordeel je de problematiek samen met het kind en de ouders. Dit doe je aan de hand van de volgende vragen (Eijgenraam et al., 2010):
- Wat is de aard en ernst (type en complexiteit) van het probleem?
- Zijn het kind en de ouders zich bewust van het probleem en gemotiveerd om de situatie te veranderen? En wat is bij hen de balans tussen draagkracht en draaglast?
- Welke rol heeft het sociale netwerk al? En welke rol zou het nog kunnen spelen in de aanpak van de vraag of het probleem?
- Wat is de urgentie van het probleem (crisis, spoed of regulier)?
- Conclusie: wat is de hulpvraag en kern van de problematiek?
1. Aard en ernst van de problematiek
Als jeugdprofessional maak je samen met het kind en de ouders een eerste inschatting van de aard en de ernst van de problematiek en de veiligheid van het kind. ‘Aard’ verwijst naar het soort problematiek, ‘ernst’ naar de complexiteit en impact ervan. Deze complexiteit en impact hangen af van het aantal problemen, de mate van verwevenheid tussen die problemen, hoe lang ze al bestaan en hoe vaak ze zich voordoen (Eijgenraam et al., 2010).
Er zijn vier categorieën van problematiek, elk met een eigen aard en ernst:
- Er zijn primair problemen bij het kind (problemen met gedrag en ontwikkeling).
- Er is primair opvoedingsproblematiek (problemen met opvoedingsvaardigheden).
- Er is meervoudige problematiek (zowel kind- als opvoedingsproblemen).
- Er zijn meervoudige en complexe problemen (onderling verweven problemen op veel gebieden).
2. Probleembesef, motivatie en balans in draagkracht en draaglast
Als jeugdprofessional schat je bij zowel kinderen als hun ouders in wat hun draagkracht en draaglast is. Je kijkt naar hun mogelijkheden, hun ontvankelijkheid voor hulp en beschermende factoren, zoals sociale steunfactoren. Daarnaast kijk je naar de aard en beleving van de problematiek, de stress die deze veroorzaakt en de gevolgen daarvan voor het dagelijks functioneren. Dit alles leidt tot een inschatting van de verhouding tussen draagkracht en draaglast – en van de maatregelen die nodig zijn om de draagkracht te versterken en de draaglast te verminderen.
3. Rol van het sociale netwerk
Bij alledaagse opvoed- en opgroeivragen of bij lichte problemen bekijk je samen met het kind en de ouders of het sociale netwerk kan helpen bij het aanpakken van de hulpvraag. Hiervoor kun je de volgende vragen stellen (bijvoorbeeld met behulp van een sociogram of genogram):
- Welke mensen om je heen vinden het belangrijk dat het goed gaat met jouw kind?
- Bij wie kun je terecht voor praktische hulp, informatie en advies, troost en steun?
- Wie kan je helpen om … (concreet in te vullen, afhankelijk van de doelen)?
- Hoe kan je deze persoon/personen vragen om jou hierbij te helpen?
In de vraagverhelderingsfase is het netwerk meestal niet direct betrokken, tenzij het kind of diens ouders bij het eerste gesprek zelf iemand uit hun netwerk hebben meegenomen. Daarom gaan we hier niet uitgebreider in op de rol van het sociale netwerk. Dat doen we wel bij Het beslisproces, omdat het onderwerp vooral speelt in de fase waarin je samen met het kind en de ouders besluit welke hulp nodig is.
4. Urgentie
Er zijn drie gradaties van urgentie: crisis, spoed en regulier. Om te beoordelen of het gaat om een crisis- of spoedzaak kijk je als jeugdprofessional vooral naar de directe fysieke veiligheid van het kind. Er zijn verschillende alarmsignalen die alertheid van je vragen en direct handelen noodzakelijk maken:
- Informatie die wijst op een onacceptabel grote kans op ernstig letsel of overlijden van het kind op de korte termijn (Ten Berge et al., 2012). Daarbij kan het gaan om informatie over henzelf of over hun omgeving.
- Informatie waaruit blijkt dat de problematiek langdurig of complex is en dat de balans tussen draaglast en draagkracht zo ernstig verstoord is dat er een crisis dreigt.
- Informatie die aantoont dat de situatie van de hulpvrager op de korte termijn kan verslechteren (Eijgenraam et al., 2010).
Bij alarmsignalen is het van belang om te beoordelen of er verantwoordelijke volwassenen zijn die de veiligheid van het kind kunnen garanderen. Is dat niet het geval en wordt de fysieke veiligheid van het kind direct bedreigd? Dan is snelle actie nodig, bijvoorbeeld in de vorm van intensieve hulp, een crisisinterventie of een uithuisplaatsing van het kind (Ten Berge et al., 2012). Over het algemeen stel je als jeugdprofessionals eerst ouders op de hoogte voordat je zulke acties onderneemt. Maar in uitzonderlijke gevallen, namelijk als dat in het belang is van de veiligheid van het kind, ga je er onmiddellijk toe over, dus zónder ouders er eerst van op de hoogte te stellen.
Volg bij signalen van directe fysieke onveiligheid de stappen van de meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling en onderneem direct actie. Zie de richtlijn Kindermishandeling.
In situaties waarin de veiligheid van het kind (mogelijk) bedreigd wordt, kun je als jeugdprofessional informatie uitwisselen met Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming en andere gecertificeerde instellingen – zonder hiervoor toestemming nodig te hebben van het kind en de ouders.
5. Conclusie trekken
Trek samen met het kind en de ouders een conclusie over de hulpvraag en de kern van de problematiek. Beschrijf deze conclusie en vraag het kind en de ouders of zij zich erin kunnen vinden. Pas waar nodig het verslag aan op basis van de vragen en aanvullingen van je cliënten. Beslis samen hoe het vervolgtraject eruitziet en maak daar afspraken over (De Bruyn et al., 2003).
Aandachtspunten bij gedwongen kader
Zoek met het kind en de ouders naar een gedeelde visie op hun situatie. Neem daarbij het raadsrapport en/of de beschikking van de kinderrechter als uitgangspunt. Vraag het kind en de ouders specifiek naar hun visie op:
- hun vraag of probleem;
- de urgentie hiervan;
- hun krachten;
- de veiligheid van het kind;
- hun motivatie;
- de balans tussen draagkracht en draaglast.
Aandachtspunten voor situaties met meerdere en/of complexe problemen
Vraag de gezinsleden waarvoor ze al hulp (gehad) hebben. Ga met hen na hoe zij die hulp ervaren (hebben). Helpt (of hielp) het hen vooruit? Waarom wel of niet? Zitten (of zaten) er knelpunten in de hulp? En hoe zijn (of waren) verschillende vormen van hulp op elkaar afgestemd?
Bekijk met het gezin of het nodig is om een bijeenkomst met alle betrokken professionals en hulpverleners te organiseren en daar gezamenlijk de situatie in beeld te brengen. Vraag het gezin zo nodig om toestemming om contact op te nemen met andere professionals en hulpverleners. Maak duidelijk wie de functie van zorgcoördinator vervult.
Verdieping en onderbouwing
Het Framework for the Assessment of Children in Need and their Families (Department of Health, 2000) (zie Het beslisproces) stelt dat het welzijn en de ontwikkeling van het kind bepaald worden door de interactie tussen drie domeinen:
- De ontwikkelingsbehoeften van het kind.
- De capaciteiten van de ouders (opvoeders) om in die behoeften te voorzien.
- Gezins- en omgevingsfactoren.
Aan de hand van deze domeinen inventariseren jeugdprofessionals globaal de problemen en sterke kanten die bepalend zijn voor het welzijn en de ontwikkeling van het kind. Zij proberen hierbij op de volgende vragen antwoord te krijgen:
- Hoe functioneert het kind (thuis, op school of werk en in hun vrije tijd)? En zijn er medische bijzonderheden?
- Hoe verloopt de opvoeding? Kunnen ouders bijvoorbeeld warmte, veiligheid, basale zorg en stabiliteit bieden?
- Zijn er bijzonderheden in het gezin of de wijdere omgeving die bepalend kunnen zijn voor het welzijn en de ontwikkeling van het kind? Denk aan inkomen, werk of behuizing.
Hieraan voegen wij een vierde vraag toe:
- Zijn er (recent of langer geleden) ingrijpende levensgebeurtenissen geweest bij het kind, de ouders of het gezin? Zo ja, bekijk in de richtlijn Traumagerelateerde problemen hoe je daar het best mee om kunt gaan.
De Gezamenlijk Inschatten Zorgbehoeften (GIZ)-methodiek biedt een uitwerking van het Framework en geeft handreikingen voor gespreksvoering met het kind en de ouders. Aan de hand van de drie dimensies verken je als jeugdprofessional samen met het kind en de ouders waar de problemen zitten. En aan de hand van de Gezonde Ontwikkeling Matrix gaan jullie na welke impact de problemen op het gezin hebben (GGD Hollands Midden & Alison Sutton, 2014). Daarnaast is er de digitale ondersteuningstool www.bramtool.nl die jeugdprofessionals, kinderen en ouders helpt bij het nemen van gezamenlijke beslissingen binnen de jeugdhulp.
Je informeert ook in deze fase naar de betrokkenheid en mogelijke praktische, sociale en emotionele ondersteuning van het sociale netwerk. Een genogram en/of sociogram kan helpen om dit netwerk in beeld te brengen. Vervolgens verken je samen met het kind en de ouders of er nog andere mensen ondersteuning kunnen bieden (Bartelink, 2013a; Pameijer & Draaisma, 2011; PiResearch & Van Montfoort, 2009). Je gaat ook na of het kind en de ouders eerder hulpverlening hebben ontvangen en of er sprake is van lopende hulpverlening (Eijgenraam et al., 2010; Pameijer & Draaisma, 2011; Tak et al., 2014).