Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Samen beslissen over hulp
Jongere in rolstoel

Vraagverhelderingsfase

Toelichting op de aanbevelingen

  • Laat het kind en de ouders formuleren wat hun vraag of het probleem is en bouw een constructieve samenwerkingsrelatie op.

  • Wees altijd alert op (alarm)signalen en risicofactoren van kindermishandeling en huiselijk geweld en breng zo nodig hulp op gang. Zie de richtlijn Kindermishandeling.

  • Schakel bij (vermoedens van) kindermishandeling of huiselijk geweld een gedragswetenschapper in.

  • Heb aandacht voor de ‘beladenheid’ van veiligheid en kindermishandeling. Wees je bewust van de schuld- en schaamtegevoelens bij het kind en de ouders. Het komt geregeld voor dat ze de mishandeling vanwege deze gevoelens verborgen houden. Maak veiligheid en kindermishandeling bespreekbaar en laat merken dat je ouders wilt helpen, zonder hen te veroordelen voor hun gedrag maar ook zonder het gedrag te bagatelliseren. 
    Let op: Deze aanbeveling is vooral bedoeld voor jeugdprofessionals in het vrijwillige kader. Voor jeugdbeschermers geldt dat het vooral belangrijk is om te letten op nieuwe signalen die erop kunnen duiden dat kindermishandeling en huiselijk geweld voortduren of escaleren.

Als jeugdprofessional sta je in de vraagverhelderingsfase voor de volgende vragen:

  • Is er een opgroei- en/of opvoedprobleem waarbij hulp nodig is?
  • Zo ja, is de hulpvrager daarmee aan het juiste adres? (Eijgenraam et al., 2010; Lang & Van der Molen, 2003; Pameijer & Draaisma, 2011; Tak et al., 2014).
  • Is het zinvol om het probleem van de hulpvrager verder te verkennen? Zo ja, dan gebeurt dit op grond van een voorlopige beoordeling van de inhoud en ernst van het probleem. (De Bruyn et al., 2003; Eijgenraam et al., 2010; Pameijer & Draaisma, 2011; Tak et al., 2014).

Verkenning van hulpvraag, positie en rol van het netwerk 

Als jeugdprofessional verken je samen met het kind en de ouders de hulpvraag. Jullie proberen onder meer zicht te krijgen op wat er aan de hand is, wanneer en waar het probleem zich voordoet, en wie erbij betrokken zijn. Centraal staan de klachten en beleving van het kind en de ouders. Je stelt hun gerichte vragen om de hulpvraag te verhelderen en zicht te krijgen op wat er speelt, hoe ernstig dit is en met hoeveel urgentie er een oplossing moet komen. Ook wil je in kaart brengen wat de motieven van cliënten zijn om hulp te zoeken en aangeven wat je van hen verwacht. Je legt duidelijk uit waarom je de vragen stelt die je stelt: niet uit nieuwsgierigheid of bemoeizucht, maar om goed hulp te kunnen verlenen en aan te sluiten op het gezin en diens mogelijkheden.

In deze fase is het belangrijk om zicht te krijgen op het sociale netwerk van het gezin, zoals familie en vrienden. Is dit netwerk al ingezet bij de hulpvraag en kan het hierin een rol (blijven) spelen? Verkenning van het netwerk helpt om samen met cliënten te bepalen hoe de hulpvraag aan te pakken is. Misschien vallen vrienden, familie of leerkrachten in te zetten. Of is er bijvoorbeeld ondersteuning mogelijk van de huisarts of het consultatiebureau. 

Bij het verkennen van de hulpvraag van het kind en de ouders is het belangrijk om als jeugdprofessional altijd alert te zijn op een eventueel aanwezige maar niet uitgesproken (impliciete) hulpvraag. Door gerichte vragen te stellen kun je deze hulpvraag expliciet maken en op tafel krijgen.

Eerste verkenning van de problematiek

Je probeert samen met het kind en de ouders een duidelijker beeld te krijgen van de zorgen en klachten – en van hoe zij deze beleven. Je doel is om in korte tijd met open vragen een voorlopig beeld te krijgen van de hoeveelheid, de aard en de ernst van de klachten (Eijgenraam et al., 2010; Lang & Van der Molen, 2003; Pameijer & Draaisma, 2011; Tak et al., 2014). 

Ook ga je na of de verwoording van de hulpvraag overeenkomt met wat je cliënten daadwerkelijk bedoelen (De Bruyn et al., 2003; Lang & Van der Molen, 2003; Tak et al., 2014). Bij klachten vertellen zij over gedachten, gevoelens of situaties die negatief zijn of waarvan de gevolgen ongewenst of belemmerend zijn. Klachten weerspiegelen de beleving van het kind en de ouders (De Bruyn et al., 2003). Op basis van de klachten formuleer je samen met hen het probleem (Lang & Van der Molen, 2003; Tak et al., 2014). Je vraagt naar de gevolgen van dit probleem en schat samen met het kind en de ouders in hoeveel last zij ervan hebben (Eijgenraam et al., 2010; Tak et al., 2014).