
Signaleringsinstrumenten
Toelichting op de aanbevelingen
-
De onderstaande aanbevelingen gelden specifiek voor lees- en spellingspecialisten.
-
Gebruik bestaande beschikbare toetsen om de lees- en spellingontwikkeling te monitoren en eventuele problemen te signaleren.
-
Wees voorzichtig met het gebruik en de interpretatie van normscores als het kind niet vergelijkbaar is met de normgroep. Dit geldt vooral voor anderstalige kinderen die niet vanaf het begin Nederlandstalig onderwijs hebben gevolgd.
-
Maak naast toetsen gebruik van alternatieve evaluatie- en toetsprocedures, zoals een gesprek met ouders en de leerkracht, observaties in de klas, (fouten)analyses, dynamische toetsing en methodegebonden toetsing.
-
Beoordeel de instructiegevoeligheid door meer- en anderstalige kinderen ondersteuning te bieden op verschillende niveaus binnen het continuüm van onderwijs en zorg.
Er zijn (nog) geen signaleringsinstrumenten die specifiek bedoeld zijn om het lees- en spellingsniveau te bepalen bij meer- en anderstaligen. Je kunt Nederlandstalige toetsen gebruiken, maar let daarbij wel goed op de validiteit van de afname en de interpretatie van de toetsscores. Soms bieden toetshandleidingen richtlijnen voor een correcte afname en interpretatie.
Als je toetsen afneemt bij meer- en anderstaligen, is het belangrijk om rekening te houden met de invloed van hun taalvaardigheid op de behaalde scores. Een meer kwalitatieve foutenanalyse en observaties kunnen hierbij helpen. Ook de mogelijke rol van achtergrondkenmerken van kinderen (zoals onderwijservaring en culturele achtergrond) valt hierbij mee te nemen. Op deze manier kunnen ook Nederlandstalige toetsen waardevolle inzichten bieden in de leesontwikkeling van meer- en anderstaligen.
Verdieping en onderbouwing
Soorten instrumenten
Bij het gebruik van Nederlandstalige toetsen is het belangrijk om rekening te houden met de validiteit van de afname en de classificatie van de resultaten (Basterra et al., 2011).
Er bestaat een (voorspellende) relatie tussen enerzijds de deelvaardigheden van lees- en spellingontwikkeling en anderzijds de lees- en spellingvaardigheid in zowel de moedertaal als de tweede taal. Daarom zijn instrumenten die vaardigheden als fonologisch bewustzijn, benoemsnelheid en letterkennis in kaart brengen ook in het Nederlands te gebruiken. Dit is mogelijk zodra de beginselen van het Nederlands zijn verworven (Geva, 2003; Linan-Thompson et al., 2007).
Er vallen ook toetsen af te nemen om woordherkenning (decodeervaardigheid), pseudowoordlezen en spelling in kaart te brengen (Al Otaiba et al., 2009; Weiss & Tijms, 2021; www.nkd.nl). Denk aan de Drie Minuten Toets (DMT).
Meertaligen
Uit onderzoek blijkt dat meertalige kinderen zonder leesproblemen die vanaf het begin Nederlands onderwijs hebben gevolgd, even goed scoren op DMT-kaart 1 (korte, klankzuivere woorden) als kinderen met Nederlands als moedertaal (Verhoeven & Van Leeuwe, 2003; Verhoeven & Gillijns, 1994). Ze hebben wel meer moeite met het lezen van langere woorden op DMT-kaart 2 (woorden met medeklinkerclusters) en 3 (meerlettergrepige woorden, zowel klankzuiver als niet-klankzuiver). Het verschil met moedertaalsprekers is echter niet groot.
Het is belangrijk om niet alleen naar de totaalscore te kijken, maar ook naar de score op de losse DMT- kaarten. Wanneer de totaalscore laag is, maar kinderen kaart 1 goed lezen, is er namelijk geen aanwijzing voor dyslexie. Bij twijfel is de Klepel-toets in te zetten, waarin kinderen alleen pseudowoorden lezen. Naast de DMT vallen ook andere toetsen voorzichtig te gebruiken.
Anderstaligen
Bovenstaande geldt voor meertalige kinderen. Anderstalige kinderen die later in het Nederlands onderwijs instromen, vertonen waarschijnlijk wél een achterstand als ze de DMT-toets gedaan hebben. Zij beheersen de taal meestal nog onvoldoende om op (bijna) hetzelfde niveau te lezen als leeftijdsgenoten met Nederlands als moedertaal.
Bij deze anderstalige kinderen is het belangrijk om scores op genormeerde toetsen voorzichtig te interpreteren. Normen zijn namelijk gebaseerd op prestaties van moedertaalsprekers (Geva et al., 2018). Vergelijk daarom geen scores met normgegevens, maar vergelijk groeicurves met normgegevens (Snyder et al., 2017).
Vaardigheidsscores op de Leerling Volg Systeem (LVS)-toetsen kunnen inzicht geven in de ontwikkeling van het kind. Ook valt na te gaan hoe het kind presteert en zich ontwikkelt in vergelijking met andere kinderen met net zo’n taal- en onderwijsachtergrond. Dit kan bijvoorbeeld door navraag te doen bij de leerkracht (Geva & Herbert, 2013).
Geva et al. (2019) stellen verschillende manieren voor om buiten LVS-toetsen zicht te krijgen op de lees- en spellingontwikkeling van anderstalige kinderen:
- Observaties in de klas.
- Een gesprek met de leerkracht en de ouders.
- Een foutenanalyse met aandacht voor transferfouten.
- Dynamische toetsing en methodegebonden toetsen (Deno & Fuchs, 1987).
Ook de respons op interventies geeft informatie. Daarmee valt te bepalen in hoeverre de moeilijkheden hardnekkig zijn of te remediëren (Fuchs & Vaughn, 2012).
Aandachtspunten bij toetsafname
Bij de toetsafname is het belangrijk om alert te zijn op fouten die vanuit de moedertaal te verklaren zijn. Een logopedist kan hierbij ondersteuning bieden. Let bij de toetsafname op patronen in de lees- en spellingresultaten. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat kinderen sommige klanken en letters consistent verkeerd lezen of schrijven. Dit kan te maken hebben met verwarring door de moedertaal (zoals de verwarring van een Spaanstalig kind over de ‘v’ en de ‘b’). Het is belangrijk om na te gaan in hoeverre kinderen het fonologische systeem van het Nederlands beheersen. Die beheersing hangt deels samen met de mondelinge taalbeheersing (Saiegh-Haddad, 2019).
Het is ook nodig om algemene taalvaardigheid te onderscheiden van vaardigheden die specifiek te maken hebben met (technisch) lezen en spellen. Mondelinge taalvaardigheid in het Nederlands is geen voorspeller voor decodeervaardigheid. Er zijn kinderen die moeite hebben met taalbegrip, maar toch een goede decodeervaardigheid ontwikkelen (Geva & Frania, 2012). Wel kan woordenschat een rol spelen bij leesvloeiendheid bij tweedetaalleerders (Geva & Farnia, 2012). Zij haperen of aarzelen bijvoorbeeld vaker bij woorden die ze niet kennen. Daarom is het nodig om hun verschillende taalvaardigheden in samenhang te interpreteren. Dit is de beste manier om te achterhalen wat hun moeilijkheden met lezen veroorzaakt en met welke ondersteuning hun leesvaardigheid te verbeteren is.
Geva et al. (2018) benadrukken nog enkele andere aandachtspunten bij toetsing. Zo is het belangrijk om ook rekening te houden met deze factoren:
- Periodes van onderwijsonderbreking (zoals bij vluchtelingen).
- De culturele achtergrond en de rol van geletterdheid daarbinnen.
- De onderwijservaring van het kind en diens ouders.
- De sociaal-economische status.
- De gevoelens en ideeën van ouders over schoolsucces en leerproblemen.