Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Samen beslissen over hulp
Jongere in rolstoel

Kenmerken van een licht verstandelijke beperking

Toelichting op de aanbevelingen

  • Zorg dat je kennis hebt over signalen van een verstandelijke beperking. 

  • Taxeer het begripsvermogen en informatieverwerkingsvermogen van het kind en de ouders als je vermoedt dat zij hier een beperking in hebben. Stem je handelen daar voortdurend op af. 

  • Als verdere diagnostiek nodig is om een vermoeden van cognitieve beperking te toetsen, schakel dan zo mogelijk door naar een gespecialiseerde instantie.

  • Kijk wat ouders zelf kunnen, waar ze hulp bij nodig hebben en wat van hen overgenomen moet worden. Op deze manier kun je waar nodig hulp en ondersteuning bieden, maar ook de eigenwaarde en het zelfvertrouwen van de ouders versterken.

Het taalbegrip bij kinderen en ouders met een licht verstandelijke beperking (lvb) is beperkt. Zij kunnen moeilijk onder woorden brengen wat zij bedoelen. Ook begrijpen ze minder goed wat er gezegd of geschreven wordt dan kinderen en ouders zonder lvb. Ze vinden het lastig om meerdere boodschappen tegelijkertijd op te nemen en hebben relatief veel tijd nodig om de informatie te verwerken. Ze zijn geneigd om informatie letterlijk te interpreteren en een boodschap negatief op te vatten. 

Kinderen met een lvb zijn relatief weinig gevoelig voor wat er tussen de regels door wordt bedoeld en vinden het moeilijk om zich in te leven in een ander, emoties bij de ander te herkennen of eigen emoties onder woorden te brengen. Ze hebben moeite om de intentie van het gedrag van een ander te begrijpen. Hierdoor kan veel misgaan in de communicatie met kinderen en ouders met een lvb. Het risico dat zij overvraagd worden is dan ook groot (Oomen, 2010; Rot, 2013).

Kinderen met een lvb

Kinderen met een lvb hebben meer problemen met de verwerking van informatie dan degenen met een gemiddelde intelligentie. Dit valt als volgt te verklaren:

  • Het verbale werkgeheugen van kinderen met een lvb functioneert minder goed dan dat van kinderen met een normale intelligentie.
  • Kinderen met een lvb hebben door problemen met verbale snelheid meer moeite om kennis uit hun langetermijngeheugen op te halen.
  • Het verbale kortetermijngeheugen van kinderen met een lvb is relatief zwak in vergelijking met hun visueel-ruimtelijke kortetermijngeheugen. Zij hebben daardoor meer moeite om verbale informatie te verwerken dan visueel ruimtelijke informatie.
  • Kinderen met een lvb vinden het moeilijker om informatie te ordenen, onderscheid te maken tussen hoofd- en bijzaken en informatie te prioriteren.
  • Door beperkt sociaal inzicht en beperkingen in hun oplossingsvermogen zijn kinderen met een lvb soms meer geneigd tot agressieve of passieve oplossingen dan tot assertieve oplossingen. Daarbij speelt ook mee dat ze meer moeite hebben om emoties te herkennen.
  • Kinderen met een LVB hebben moeite om aangeleerde vaardigheden in andere situaties toe te passen (De Wit et al., 2011).

Ouders met een lvb

Ouders met een licht verstandelijke beperking missen bepaalde eigenschappen en vaardigheden, waardoor ze vaker moeite hebben met de opvoeding dan ouders met normale verstandelijke vermogens. Zeker als hun kind ouder wordt. De literatuurstudie van Oomen (2010) geeft een overzicht van deze ontbrekende eigenschappen en vaardigheden:

  • Ouders met een lvb hebben over het algemeen weinig inzicht in hun eigen mogelijkheden en beperkingen; hun zelfbeeld is vaak weinig realistisch. Daardoor kunnen zij zichzelf onder- of overschatten. Dat kan leiden tot een afhankelijke of juist onafhankelijke opstelling.
  • Ouders met een lvb beslissen en handelen vaak zonder dat zij vooraf de gevolgen kunnen overzien. Bij het oplossen van problemen laten zij zich veelal leiden door wat op het eerste gezicht mooi en aantrekkelijk is. Oorzaken van problemen leggen zij vaak buiten zichzelf.
  • Vanwege hun cognitieve beperkingen en sociaal-emotionele problemen kunnen ouders met een lvb zich moeilijker inleven in anderen, inclusief hun kind. Daardoor verlopen overleg, feedback en conflictoplossing minder vlot.

Aandachtspunten voor gesprekken met cliënten met een lvb

Het is belangrijk dat je als jeugdprofessional je gespreksvaardigheden tijdens de vraagverheldering en het verdere beslisproces aanpast aan de kenmerken van kinderen en ouders met een lvb. Tijdens de gesprekken kunnen zij bijvoorbeeld:

  • concentratieproblemen hebben;
  • onrustig en overbeweeglijk zijn;
  • faalangst voelen of problemen hebben met onbekende situaties, waardoor ze onvoldoende presteren;
  • sociaal-wenselijk antwoord geven;
  • onvoldoende begrip tonen van zowel het onderzoek als wat er gaat gebeuren (Douma et al., 2013; Douma, 2018).

Gespreksvaardigheden van de jeugdprofessional

Als jeugdprofessional is het belangrijk om het volgende te doen in gesprekken met kinderen en ouders met een lvb:

  • De instructies voor opdrachten kort en bondig houden, eventueel ondersteund met visuele informatie (plaatjes) (De Wit et al., 2011).
  • De vragenlijsten samen met het kind of ouders invullen, om zo hun beperkte leesvaardigheden te ondervangen (Douma et al., 2013).
  • Geen abstracte of moeilijke begrippen, maar gangbare woorden gebruiken (De Wit et al., 2011; Douma et al., 2013).
  • Korte vragen stellen (Douma et al., 2013).
  • Vragen positief formuleren (geen ontkenningen gebruiken).
  • Geen dubbele ontkenningen in vragen gebruiken.
  • Bij gesloten of meerkeuzevragen de antwoordopties gefaseerd aanbieden.
  • Vragen stellen om te achterhalen of het kind en de ouders de informatie begrepen hebben. Bijvoorbeeld de vraag of ze in hun eigen woorden kunnen navertellen wat de jeugdprofessional verteld heeft (Douma, 2018).

Basishouding van de jeugdprofessional richting ouders

Je basishouding richting ouders met een lvb heeft de volgende uitgangspunten:

  • Je beschouwt hen als partners en verplaatst je in hun perspectief.
  • Je neemt niet alleen hun, maar ook je eigen normen en waarden onder de loep en maakt deze bespreekbaar.
  • Je werkt aan een sterkte-zwakteanalyse, met aandacht en ondersteuning voor zowel sterke punten als risicofactoren.
  • Je bent flexibel: als een bepaalde strategie niet effectief blijkt te zijn, zoek je naar alternatieven.
  • Je zorgt voor continuïteit in de hulpverlening. Als je samenwerkingsrelatie vroegtijdig eindigt, kan dat voor ouders voelen alsof je hen in de steek laat (Joha, 2004). Dit gevoel wil je voorkomen.