Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Toekomstgericht werken
Groep jongeren

3.1.3. Perspectief op de toekomst 

Toelichting op de aanbeveling

  • Help de jongere een positief perspectief op de toekomst te creëren. Besteed hierbij aandacht aan meerdere leefgebieden en help de jongere om belangrijke interne en externe factoren verder te ontdekken. Denk hierbij aan waarden, interesses, natuurlijke talenten, persoonlijkheid/karakter, sociale steun, beschikbare bronnen en kansen, mogelijkheden en beperkingen van de economische omgeving en huidige en toekomstige benodigde (volwassen)zorg en ondersteuning. 

In actie komen

Jongeren ontdekken de toekomst – en wat op verschillende leefgebieden bij hen past – door te kijken, leren en doen. Om tot actie over te gaan, is het belangrijk dat jongeren een beeld hebben van zichzelf, van de situatie en de gewenste toekomst én weten wat er nodig is om stappen richting dat perspectief te zetten. Hierbij spelen er interne factoren (wie ben ik, hoe zie ik mijzelf, wat vind ik belangrijk?) en externe factoren (wat is mijn situatie, wat zijn kansen en mogelijkheden in mijn (economische) omgeving en de bredere context?). Als jeugdprofessional help je jongeren om die factoren te ontdekken. 

Concreet maken  

Als jeugdprofessional kijk je samen met de jongere naar de toekomst. Begin met de vragen: wie ben jij, en welke dromen, talenten en mogelijkheden heb je? Naast aandacht voor negatieve ervaringen en problemen is het belangrijk om ook te kijken naar wat goed gaat. Dit helpt de jongere om stappen richting de toekomst te zetten vanuit intrinsieke motivatie. Het is bovendien goed voor de werkrelatie als je talenten en krachten benoemt (zie ook Werkrelatie). 

Bij de totstandkoming van deze richtlijn waren ook jongeren uit de klankbordgroep betrokken. Zij stellen voor om te vragen naar wat een jongere nou écht leuk vindt. Volgens hen hebben jongeren best al een beeld bij hoe ze willen dat hun toekomst eruitziet. Dat komt ook naar voren in onderzoek van Zandbergen et al. (2020) naar het maken van toekomstplannen. 

Samen verkennen 

Het is belangrijk dat je als professional begrijpt wat het perspectief op de toekomst voor de jongere inhoudt. Een jongere heeft steunende mensen nodig om op terug te kunnen vallen, een fijne woonplek, genoeg inkomen, werk of school, geen schulden, en weten hoe het eruit ziet als je goed in je vel zit. Stel vragen, luister, vat samen en vraag door om dat beeld te helpen creëren. Maak eventueel gebruik van tools als gesprekskaarten en praatplaten. Tips voor tools vind je in de toelichting bij de volgende aanbeveling.  

Daarnaast stelden de jongeren uit de klankbordgroep voor dat de hulpverlener samen met de jongere de interesses gaat ontdekken. Ga bijvoorbeeld mee naar workshops, activiteiten in de buurt en dans- of sportlessen. Zo krijg je meer zicht op de interesses van jongeren. Of vul samen de Zelfredzaamheidsmatrix van GGD Amsterdam en gemeente Rotterdam. Zo krijg je inzicht in de mate van zelfredzaamheid op verschillende gebieden.  

Klein maken  

Een toekomstperspectief kan groots, ver weg of abstract zijn. Dat biedt te weinig houvast om daadwerkelijk stappen te kunnen zetten om dat perspectief werkelijkheid te maken. Beter is het om in het klein na te denken over de gewenste toekomst. Creëer bijvoorbeeld met de wensen, situatie en vaardigheden van de jongere een beeld van de toekomst over één, drie of vijf jaar, inclusief een perspectief op wat er allemaal kan.  

Klein beginnen kan ook door direct aan te sluiten bij het hier en nu. Hoe gaat het nu met de jongere en hoe zou de jongere willen dat het leven verder gaat? Dit proces kun je eerst samen doorlopen met één onderwerp, of met een van de leefgebieden van de Big 5: support, wonen, school en werk, inkomen en welzijn). De jongere kiest zelf het onderwerp. Bij voorkeur is dat een onderwerp waarin het vertrouwen heeft om de eerste stappen te zetten.  

Bekijk samen waar de jongere nu staat, en wat de jongere graag bereikt willen hebben. Begin klein, zodat de jongere positieve ervaringen kan opdoen met keuzes maken. 

Invloed van de (online) leefwereld  

Het is belangrijk dat je als professional stilstaat bij overtuigingen en gedachten van jongeren over hun toekomst, en bij wat hier invloed op heeft. Denk aan de eigen etnisch-culturele gemeenschap of familie, bepaalde vriendengroepen, gemeenschappen waar ze zich veilig voelen en school. Ook de digitale leefwereld bepaalt mede het toekomstbeeld. Sociale media kunnen een vertekend beeld van de werkelijkheid geven. Wees je hier als professional van bewust en besteed er aandacht aan. Sociale media kunnen ook in positieve zin informatie laten zien die professionals niet hebben. Wees daar ook nieuwsgierig naar. 

Ruimte geven en meedenken  

Houd er ook rekening mee dat volwassenen vaak kritisch zijn op de toekomstbeelden van jongeren, bijvoorbeeld door hun eigen levenservaring. Zorg dat je als jeugdprofessional niet die realistische en kritische stem vertegenwoordigt, waarbij de jongere de onrealistische dromer lijkt. Zij hebben ruimte nodig om te dromen (zie ook Werkrelatie). Om de jongere in beweging te krijgen richting een positief toekomstperspectief, is intrinsieke motivatie nodig. Als je een jongere te veel wilt behoeden voor teleurstelling of ‘onderuitgaan’ zit je dit proces in de weg.  

Zowel uit onderzoek als uit de klankbordgroep van jongeren komt naar voren: het is heel belangrijk dat jongeren mogen dromen. Juist het gesprek over de dromen en de onderliggende belangstelling of wensen geeft richting aan wat er mogelijk is voor jongeren. Lees hier wat een jongere en professional uit de klankbordgroep hier zelf over zeggen.

“Het is superbelangrijk om mensen om je heen te hebben die je bevestigen en aanmoedigen in je dromen, en die niet oordelen. Dat wil zeggen: die je uitdagen om je wens of droom concreter te maken, en je helpen nadenken hoe je je plan wilt waarmaken. Maar die niet oordelen door afwijzend of met twijfel te reageren op je toekomstwens. Erkenning, je niet voor gek verklaren, je ideeën niet wegwuiven. Iemand die met je meedenkt over hoe realistisch je plan is en als dit niet het geval is, met je meedenkt en helpt om het doel toch te behalen. Je serieus neemt en erkenning geeft voor je passie.”  - Jongere

“Een jongere op het mbo gaf aan als kind al de toekomstdroom te hebben om arts te worden. De professional nam de toekomstdroom van de jongere heel serieus en ging verder in gesprek over wat de jongere zo leuk leek aan het beroep van arts. Dit leverde veel inzicht op over achterliggende motieven, behoeften en talenten; namelijk het zorgen voor anderen en kunnen bijdragen aan gezond leven. Dit opende weer deuren naar een ander toekomstbeeld dat vanuit het mbo meer binnen handbereik lag, namelijk dat van ouderverzorgende.”  - Professional

Als je een open houding aanneemt en accepteert dat jongeren ‘onderuitgaan’ of teleurgesteld worden, ontstaan er rijkere toekomstperspectieven en een groter gevoel van eigenaarschap bij jongeren. Om het echte ‘dromen’ ruim baan te geven kan het helpen de ‘Disney-methode’ toe te passen. Hierbij begin je met dromen, en dromen alleen. De vrijheid om zonder beperkingen vanuit realistische en kritische perspectieven naar je eigen toekomst te kijken staat voorop. Pas in een latere fase pas je de perspectieven van ‘realist’ en ‘criticus’ toe. In de Verdieping en onderbouwing vind je meer informatie over de balans tussen dromen en de realiteit, en hoe je daar als professional mee om kunt gaan. Ook in Werkrelatie lees je er meer over.   

Oefenruimte 

Voor een goede voorbereiding op de toekomst is het belangrijk om te oefenen met meer eigen beslissingen nemen en meer eigen verantwoordelijkheden krijgen, bijvoorbeeld bij omgaan met geld en andere zogeheten life skills. Besteed bij het verkennen van het toekomstperspectief ook aandacht aan welke van deze belangrijke vaardigheden een jongere graag wil werken. Bij veel toekomstgerichte trainingen oefenen jongeren met praktische vaardigheden. Maar ook de sociaal-emotionele aspecten van het zelfstandig worden doen ertoe. Hoe is het om straks zelf verantwoordelijk te zijn voor allerlei zaken?    

Netwerk in positie  

Help jongeren om over hun toekomst na te denken en zich voor te bereiden op de nieuwe manier waarop ze zich tot hun sociale omgeving gaan verhouden. Kijk hiervoor ook samen naar hoe het (familiaire) netwerk van jongeren, op welke manier dan ook, een bron van steun kan zijn. De rol van de formele hulpverlening wordt steeds kleiner, zeker wanneer jongeren vanuit hun toekomstperspectief steeds meer eigen keuzes gaan maken en op eigen benen komen te staan. Ze moeten dan terug kunnen vallen op een duurzaam vangnet en netwerk. Onderzoek samen met de jongere wie belangrijk zijn en welke betekenis/rol zij kunnen hebben, nu en in de toekomst. De praatplaat Mijn Steunsysteem kan je hierbij helpen. Zie ook Veerkracht en jongeren van Augeo Foundation). In de verdieping en onderbouwing lees je er meer over. Zie voor het doorlopend versterken van steun en netwerk ook Samenwerking met het informele netwerk.  

Netwerk én eigen regie  

Vaak zijn meerdere jeugdhulpverleners en -behandelaars betrokken bij jongeren als zij 18 worden. Zij kunnen een belangrijke bron van externe steun zijn bij het toekomstperspectief én een hulpbron tijdens het creëren van dat perspectief. Hetzelfde geldt voor ervaringsdeskundigen, andere jongeren en mensen uit het eigen netwerk. Kijk samen met de jongere wie ze duurzaam kunnen betrekken. Verken bijvoorbeeld wie de rol van de Jouw Ingebrachte Mentor (JIM) kan vervullen. En help de jongere het toekomstperspectief te bespreken met andere belangrijke betrokkenen. Zie ook Samenwerken met het informele netwerk

Houd er rekening mee dat jongeren bij hun contact met verschillende personen aan andere prioriteiten kunnen werken, bijvoorbeeld als er sprake is van schuldenproblematiek. Help jongeren om te laveren tussen deze prioriteiten, waarbij hun eigen wensen en behoeften leidend blijven. Overleg je met andere jeugdprofessionals, zorg er dan voor dat de jongere zelf ook aan tafel zit. Zo blijft de regie over het eigen toekomstperspectief zoveel mogelijk in handen van de jongere. Soms staan jongeren in de transitiefase naar volwassenheid (tijdelijk) niet open voor nieuwe zorg en ondersteuning. Zorg er dan voor dat de jongere in ieder geval weet waar die kan aankloppen op het moment dat er toch ondersteuning nodig blijkt. 

In de verdieping en onderbouwing lees je meer over continuïteit van zorg in de overgang van jeugdzorg naar volwassenzorg.  

Voorbereid op je Toekomst

De interventie Voorbereid op je Toekomst, voorheen VertrekTraining, is een tienweekse training voor jongeren in pleegzorg of residentiële jeugdhulp 16+. De interventie ondersteunt jongeren individueel bij het maken van een toekomstplan en het bereiken van een gezond toekomstperspectief. De training is ontwikkeld voor jongeren vanaf 16 jaar en helpt hen om een gezond en realistisch toekomstperspectief te ontwikkelen. Samen werk je aan concrete plannen en steun uit het informele netwerk bij de overgang naar zelfstandigheid. 

Dit helpt om de aanbeveling in praktijk te brengen:

  • Verken samen wie er belangrijk zijn in het leven van de jongere, wie de jongere eventueel wil betrekken bij het nadenken over de eigen toekomst en hoe die personen een rol zouden kunnen spelen om een toekomstbeeld en toekomstplan te ontwikkelen.  
  • Onderzoek met de jongere vragen als: Wie ben jij? Wat vind je belangrijk? Hoe ziet jouw leven eruit? Waar ben je goed in?
  • Ontdek met de jongere de toekomstdromen en wensen en hoe die eruitzien. Help de na te denken over de toekomst vanuit wat de jongere zelf belangrijk vindt en vanuit eigen, persoonlijke doelen. Wees je daarbij bewust van je eigen realistische of kritische stem en behoud de ruimte voor jongeren om te dromen (gebruik eventueel de Disney-methode). 
  • Verken met de leefgebieden van de Big 5 waar de jongere nu staat, waar prioriteit ligt voor de jongere en wat die op welk leefgebied zou willen bereiken.
  • Onderzoek de blik op de toekomst door aan te sluiten aan bij de vorm die voor de jongere prettig is. Denk aan gesprekskaarten, een toekomsttekening, rap, spoken word, een praatplaat over Big 5 of een tijdslijn. 
  • Bespreek wat voor de jongere een prettige manier of plek is om in gesprek te gaan. 
  • Kijk welke toekomst voor de jongere behapbaar is en in welke stappen daarover na te denken. Als een perspectief van tien jaar te ver weg is, begin dan bij een beeld over vijf jaar of één jaar. 

Toekomstgericht werken met jongeren met een lvb  

Bij jongeren met een lvb is het extra belangrijk om bij het verkennen van het toekomstperspectief te overwegen of het helpend kan zijn te werken met visuele ondersteuning, en de communicatie aan te passen. Stel één vraag per keer, vermijd het woord ‘waarom’ vanwege de negatieve associaties die het woord kan oproepen, beperk de informatie per ‘beurt’ in het gesprek en wees alert op sociaal-wenselijke antwoorden en vragen die deze uitlokken. Zie ook het artikel Motiverende gespreksvoering bij mensen met een lvb van Frielink, Embregts en Schuengel (2014). In de tabel vanaf pagina 9 stelt enkele aanpassingen voor bij het gebruik van motiverende gespreksvoering bij mensen met een LVB. Het Kenniscentrum LVB maakte daarnaast de tool Aansluiten bij een lvb. Hoe doe jij dat? om in houding en communicatie aan te sluiten bij mensen met een LVB in (hulp)gesprekken. De Krachtenwijzer van zorgorganisatie Alliade (voorheen Reik) kan helpen de zelfredzaamheid van jongeren met een LVB in kaart te brengen. 

Voor jongeren met een lvb plus psychische of gedragsproblematiek heeft de Academische Kenniswerkplaats Kajak de handreiking Passende transitiezorg geschreven. Hierin staan praktische adviezen en tools voor het beter passend maken van de zorg voor jongeren met een LVB plus psychische of gedragsproblematiek. Met adviezen over o.a. de continuïteit van zorg, transitiecoördinatie en warme overdracht. Ook een transitiecoach kan hier een belangrijke rol in spelen. Zie hiervoor de e-learning Transitiecoaching voor jongeren met een lvb. Deze is gratis te volgen via de GGZ Ecademy. 

Veerkrachtplaat 

Deze werd ontwikkeld door Hogeschool Inholland in het onderzoeksprogramma Ondersteuning van Jeugd in Overgang naar Volwassenheid (OJOV). Veerkracht is het vermogen om met uitdagingen in het leven om te gaan door een beroep te doen op mentale, sociale, fysieke, culturele en maatschappelijke hulpbronnen. Met behulp van deze veerkrachtplaat kunnen jongeren zicht krijgen op hun persoonlijke uitdagingen en hun individuele, relationele en contextuele hulpbronnen en hoe die in te zetten. 

Continuïteit van zorg  

Naast huidige betrokken professionals is het ook belangrijk te kijken naar toekomstige hulp en ondersteuning als bron van steun in het toekomstperspectief van de jongere. In de levensfase van overgang naar volwassenheid vindt voor jongeren met een zorgbehoefte vaak ook een overgang plaats in wonen, en in het begeleiden of behandelen van kinder- of jeugdzorg naar volwassenzorg, met daarbij een andere wijze van benadering/bejegening.  

Eén van de bouwstenen van toekomstgericht werken is het zorgen voor doorlopende ondersteuning. Dit vraagt van professionals niet alleen aandacht voor goede voorbereiding op en begeleiding bij deze wisselingen, maar ook aandacht voor samenwerking met het buurtnetwerk, ketenpartners en gemeenten. Zodat het plan van de jongere ook voor deze partijen leidend is bij het organiseren van passende ondersteuning. Transitiezorg, zoals beschreven in de kwaliteitsstandaard Jongeren in transitie van kinderzorg naar volwassenenzorg, is het proces waarbij doelbewust aandacht wordt besteed aan de medische, psychosociale, opleidings- en ontwikkelingsbehoeften van adolescenten en jongvolwassenen bij de overgang van kinderzorg naar volwassenenzorg, zodat er sprake is van allesomvattende, goed gecoördineerde en continue zorgverlening op het juiste moment in de ontwikkelingsfase. Het kan ook helpen om samen de Zelfredzaamheidsmatrix van GGD Amsterdam en gemeente Rotterdam in te vullen, om zo meer zicht te krijgen op de vraag hoe het gaat met de jongere op verschillende leefdomeinen en samen te beslissen over passende hulp. 

Over deze aanbeveling

Uit onderzoek blijkt dat programma’s die jongeren voorbereiden op zelfstandigheid in de toekomst meer bereiken als zij aandacht besteden aan een voldoende breed scala aan factoren, die meerdere leefgebieden bestrijken (Naccarato & DeLorenzo, 2008). Wat zijn hun waarden, wat vinden ze belangrijk, wat zijn interesses, natuurlijke talenten en wat zien ze als belangrijke karaktereigenschappen van zichzelf? Externe factoren zoals sociale steun (vrienden, relaties, familie en andere belangrijke personen), de mogelijkheden binnen sociale en economische kenmerken van de omgeving van de jongere, en beschikbare bronnen en kansen zijn ook belangrijk om in kaart te brengen en rekening mee te houden (Marsay, 2020). In Nederland wordt daarbij steeds vaker gerefereerd aan de Big 5, ontwikkeld door JONG doet mee! en Levvel. De Big 5 stelt dat jongeren niet kunnen worden losgelaten totdat zelfstandigheid op orde is op vijf leefgebieden: support, wonen, school en werk, inkomen, en welzijn. Lees hier meer informatie over de Big 5. 

Jeugdprofessionals geven in onderzoek aan dat zij bij toekomstgericht werken vaak moeite hebben met hun eigen overtuigingen en gedachten over de toekomst van de jongere, of die van de ouders van de jongere, en wat daarin het beste is. Ook maakt hun levenservaring ze vaak negatiever (kritisch) ten aanzien van de toekomstbeelden die jongeren hebben. Dit maakt dat ze vaak, voordat ze het zelf door hebben, terechtkomen in een dynamiek waarbij zij de realistische en kritische stem vertegenwoordigen en jongeren de onrealistische dromers zijn. Jeugdprofessionals willen daarmee voorkomen dat de jongere zich richt op onrealistische dromen (“We kunnen niet allemaal ons geld verdienen als rapper of influencer”), ze willen hen behoeden voor teleurstelling en voor ‘onderuitgaan’. Maar onbedoeld lijkt dit vaak het proces van het aanspreken van de intrinsieke motivatie, wat de jongere in beweging doet komen en doet streven naar een positief toekomstperspectief, in de weg te zitten. Als jeugdprofessionals dit weten te voorkomen, bijvoorbeeld door een open houding aan te nemen, te accepteren dat gekozen paden en gemaakte keuzes die vanuit intrinsieke motivatie worden gemaakt, er ook voor kunnen zorgen dat de jongere ‘onderuit mogen gaan’ (maar zij tegelijkertijd weten dat de jeugdprofessional er voor ze zal zijn als dat gebeurt), ontstaan er rijkere toekomstperspectieven en een groter gevoel van eigenaarschap bij jongeren over ‘hun toekomstverhaal’ (Zandbergen et al., 2020). Het kan helpen hiervoor de ‘Disney-methode’ toe te passen, waarbij je begint met dromen, en dromen alleen. De vrijheid om zonder beperkingen vanuit realistische en kritische perspectieven naar je eigen toekomst te kijken staat voorop. Het perspectief van het dromen is in de verkenning van het toekomstperspectief essentieel. Pas later worden die perspectieven van de realist en criticus toegepast. Zie voor nadere details hiervoor de volgende aanbeveling, over het maken van toekomstplannen. Zie Werkrelatie voor andere belangrijke factoren in de werkrelatie tussen jeugdprofessional en jongere, die de basis vormen om met jongeren dit soort stappen te kunnen zetten.  

Bij sociale steun is het belangrijk te beseffen dat jongeren in de toekomst, zeker als residentiële zorg ophoudt, zich vaak weer op een andere manier tot hun familie moeten verhouden. Het kan zo zijn dat jongeren vanwege gebrek aan huisvesting teruggaan naar familie. Ook als hulpverleners er niet meer zijn om te begeleiden, zullen jongeren mogelijk eerder bij hun ouders aankloppen voor steun. Ze komen dan in een omgeving terecht die voor hen vaak extra uitdagingen creëert. De relatie met familie en hoe hier mee om te gaan is een belangrijke externe factor om aandacht aan te besteden. Uit onderzoek blijkt ook dat een versterking van het sociaal netwerk de kans vergroot dat jongeren (met in dit geval gedragsproblemen) bijvoorbeeld actief onderwijs volgen (Naccarato & DeLorenzo, 2008). Het is nodig dat jeugdprofessionals jongeren helpen zich voor te bereiden op de nieuwe manier waarop ze zich tot hun sociale omgeving zullen verhouden en inzicht te krijgen in de vraag op welke uiteenlopende manieren het (familiaire) netwerk van jongeren een bron van steun kan bieden. Vraag aan de jongere wie van de naasten mee mogen denken in het proces van toekomstgericht werken. Zie voor meer informatie hierover Samenwerken met het informele netwerk

Uit literatuur blijkt dat programma’s die zich richten op het aanleren van specifieke vaardigheden positievere uitkomsten voor jongeren weten te bewerkstelligen (Cook, 1994 in Naccarato & DeLorenzo, 2008). Besteed daarom aandacht aan Life Skills en het oefenen met vaardigheden die jongeren nodig hebben op weg naar volwassenheid. Vanuit de ontwikkelwerkgroep van professionals betrokken bij deze richtlijn, is hieraan toegevoegd dat jongeren zelf teruggeven dat trainingen en programma’s rondom zelfstandig worden zich vaak richten op praktische vaardigheden, maar dat de sociaal-emotionele aspecten net zo belangrijk zijn: hoe is het om straks alles zelf te moeten regelen en daar verantwoordelijk voor te zijn? Hoe ga ik om met me eenzaam voelen? Hoe ga ik om met stress? Jeugdhulporganisatie Levvel neemt daarom bijvoorbeeld in de training ‘KR18’ voor jongeren deze sociaal-emotionele impact van het zelfstandig en volwassen worden ook mee. 

De interventie Voorbereid op je Toekomst, voorheen VertrekTraining, opgenomen in de databank Effectieve jeugdinterventies, is op effectiviteit onderzocht door Van Haaster, Van der Veldt en Van den Bogaart (1997, in Jongepier & Alarcon, 2017). Zij concluderen volgens de auteurs van de interventiebeschrijving dat de interventie de beoogde doelgroep, jongeren met een verhoogd risico op thuisloosheid, bereikt. De gehanteerde succescriteria van de interventie zijn:  

  1. De jongere kan terugvallen op één of meer steunfiguren in het sociale netwerk.
  2. De jongere is zich bewust van diens talenten en krachten, en kan deze benutten.
  3. De jongere heeft een toekomstplan en is daarmee actief bezig.
  4. De jongere heeft voldoende vaardigheden om doelen te realiseren. Bijvoorbeeld instanties bellen, formulieren invullen, zelfstandig reizen, solliciteren, budget opstellen, omgaan met groepsdruk of ruzies, gesprekken voeren.
  5. De basisvoorwaarden voor zelfstandig functioneren zijn zoveel mogelijk gerealiseerd, zoals huisvesting, financiën, opleiding/werk en vrijetijdsbesteding. 

Bij beëindiging van de interventie is het volgens de interventiebeschrijving 32% van de deelnemers (n= 54) gelukt om de vijf succescriteria te realiseren en bij 78% van de deelnemers is het gelukt vier van de vijf criteria te realiseren. Na een half jaar zijn deze vijf zaken in orde bij respectievelijk 46% en 71% van de deelnemers waarover door de onderzoekers gegevens verzameld konden worden.