Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Pleegzorg
Twee kinderen in speeltuin

Contact met ouders

Toelichting op de aanbeveling

  • Maak in iedere casus een afgewogen beslissing over de frequentie en vorm van het contact tussen kind en ouders en leg deze uit.

Aandacht voor contact met ouders

Zorg voor continuïteit en regelmaat in de frequentie en duur van de bezoeken. Evalueer de bezoekregeling regelmatig – of als daar een bijzondere aanleiding toe is – met het zorgteam. Zet daarbij de ontwikkeling van het kind steeds centraal. Een hulpmiddel om de frequentie en vorm van het contact te bepalen, is een tool die nog in ontwikkeling is. Meer hier over bekend is op Betekenisvolle Banden - Expect Jeugd.

Een kind heeft recht op omgang en contact met de eigen ouders, tenzij dit niet in diens belang is (artikel 9 IVRK). Dit laatste kan bijvoorbeeld het geval zijn bij ernstige mishandeling of seksueel misbruik dat ontkend wordt. Soms moet contact of verbinding met ouders een andere vorm krijgen of is extra hulpverlening nodig. Maar het moet altijd veilig verlopen. Wanneer er geen contact is of alleen onder begeleiding, is hiervoor goede onderbouwing nodig. Bij problemen in het contact is extra ondersteuning voor alle betrokkenen wenselijk om hen te helpen met elkaar in gesprek en aan de slag te gaan. 

Ouderondersteuning op maat kan de contactmomenten tussen ouders en kinderen verbeteren. Het plannen en bespreken van het bezoek en coaching voor, tijdens en na het contactmoment kan hierbij helpen (Bullen et al. 2017). 

Ouder-kindcontact: essentieel én gevoelig

Contact tussen kinderen en hun ouders is van groot belang, ook wanneer de relatie moeizaam is. Kinderen zijn vaak loyaal aan hun ouders en blijven verbonden met hen, ondanks wat er gebeurd is. 

Neem beslissingen over bezoek zorgvuldig en op individuele basis en bewaak afspraken. Continuïteit en regelmaat in de frequentie en duur van de bezoeken zijn namelijk een beschermende factor voor de ontwikkeling van kinderen en houdt de hechtingsrelatie met ouders in stand (Juffer, 2023, zie 1.2). 

Bezoekmomenten kunnen intens zijn voor kinderen en  leiden tot ontregeling. Als pleegzorgbegeleider kun je ouders ondersteunen in hoe ze hiermee omgaan. Het helpt om pleegouders goed voor te bereiden op wat het bezoek bij hun pleegkind kan oproepen: gevoelens van verdriet, boosheid, gemis of verwarring, en ook vragen over en aan de ouders. Pleegouders kunnen kinderen ondersteunen door open te zijn, emoties te erkennen en het kind gerust te stellen dat het niet zelf schuldig is aan de uithuisplaatsing. Als pleegzorgwerker kun je op jouw beurt erkenning geven aan pleegouders: bezoekmomenten kunnen impact hebben op het pleeggezin. 

Bij het bepalen van een bezoekregeling is het belangrijk om de wensen van het kind actief mee te nemen. Vraag hier expliciet naar, laat het kind merken dat diens mening ertoe doet en leg duidelijk uit hoe keuzes tot stand zijn gekomen. 

Zorg ook voor een laagdrempelige en veilige setting voor het contact. Liever geen kantoorsituatie, maar een plek waar kind en ouders zich prettig voelen: bijvoorbeeld thuis, in de tuin, een park of speeltuin of rond een zwemles. Pleegouders kunnen hierin ondersteuning nodig hebben om de afspraken praktisch mogelijk te maken.

Onduidelijk is of de frequentie van het contact samenhangt met de ontwikkeling van kinderen en de relatie tussen kinderen en hun pleegouders. Wel weten we dat een slecht contact of een gebrek aan contact met de eigen ouders de ontwikkeling van kinderen kan belemmeren of zelfs kan leiden tot angst, trauma en vervreemding van de ouder. Ook kan dit een goede relatie met pleegouders in de weg staan. 

De rol van het perspectief

De context waarin het contact tussen kinderen en hun ouders plaatsvindt is van belang. Het perspectief van de plaatsing (zicht op terugkeer naar huis of langdurig verblijf in het pleeggezin) speelt daarbij een rol. 

  • Is het perspectief gericht op terugkeer naar huis? Dan richt het contact zich op herstel van de ouder-kindrelatie en het versterken van opvoedvaardigheden.
  • Is langdurig verblijf in het pleeggezin het uitgangspunt? Dan ligt de nadruk op het onderhouden van het contact en het ondersteunen van het emotionele proces.
  • Is het perspectief op terugkeer nog onduidelijk? Zet dan in op begeleiding: onderzoek de mogelijkheden voor terugkeer én investeer in herstel van de ouder-kindrelatie en versterking van de opvoedvaardigheden.

Loyaliteit en verdragen van de plaatsing

Daarnaast speelt een rol of ouders de pleegzorgplaatsing kunnen verdragen. Wanneer dat lastig is, kan het kind in een loyaliteitsconflict komen. Kinderen zijn vaak loyaal aan hun ouders, maar ontwikkelen ook loyaliteit richting de pleegouders. Loyaliteitsconflicten kunnen negatieve gevolgen voor het emotionele welzijn van kinderen hebben en leiden tot (grotere) gedragsproblemen. Daarom is het nodig dat je als pleegzorgbegeleider ouders ondersteunt om de pleegzorgplaatsing te verdragen, en waar nodig extra hulp voor ouders inschakelt.

Inmiddels hebben diverse grote pleegzorgorganisaties initiatieven om ouders te ondersteunen. Denk aan een module gericht op gedeeld opvoederschap en rouw en verlies, inzetten van ervaringsdeskundige ouders (buddy’s), of het faciliteren van oudergespreksgroepen. Deze initiatieven zijn relatief nieuw, waardoor nog niet duidelijk is welke het meest behulpzaam zijn. Ook de financiering ervan verschilt per organisatie en gemeente. 

Beschermende factoren bij ouder-kindcontacten voor de ontwikkeling van het kind zijn (Bastiaensen & Kramer, 2012):

  • Begeleiding gericht op verbetering van de kwaliteit van het contact;
  • Hulp voor het kind, de ouders en de pleegouders bij het verwerken en hanteren van de bezoeken;
  • Wederzijdse acceptatie tussen ouders en pleegouders;
  • Overeenstemming over het bezoek tussen alle betrokkenen;
  • Een zo natuurlijk mogelijke integratie van het ouder-kindcontact in het dagelijks leven van het kind, met soepele overgangsmomenten. In de ideale situatie betekent dit dat de frequentie en duur van de bezoeken naar behoefte van het kind zijn ingevuld, dat het contact plaatsvindt in het pleeggezin of in het gezin van oorsprong, en dat er geen begeleiding van de bezoeken nodig is.