
Goede verstandhouding
Toelichting op de aanbeveling
-
Ondersteun pleegouders bij het omgaan met gedrag van het kind als dat na bezoek aan de ouders terugkeert in het pleeggezin.
Luister goed naar de pleegouders en vraag hoe het voor hen is. Geef psycho-educatie: oudercontact is belangrijk voor kinderen en probleemgedrag erna is ‘normaal’. Geef hun tips om met het gedrag van het kind om te gaan: hoe ze kunnen bekrachtigen wat wel goed gaat en waar nodig grenzen en structuur bieden. Pas de bezoekregeling niet direct aan als pleegouders het moeilijk vinden, maar houd wel oog voor het welzijn van het kind.
Verdieping en onderbouwing
Voor het kind is het wenselijk dat er een goede verstandhouding is tussen ouders en pleegouders (Schofield et al., 2000; Bastiaensen, 2001). Als ouders en pleegouders elkaar wederzijds accepteren, heeft dat een gunstige invloed op de aanpassing en ontwikkeling van het kind (Ainsworth, 2018; Konijn et al., 2019 ) en op het aantal contacten tussen de ouders en hun kind in de voorbereiding op hereniging (Leathers, 2002). Tegelijkertijd weten we dat de samenwerking in de praktijk lang niet altijd probleemloos verloopt. Pleegouders hebben behoefte aan ondersteuning bij de omgang met de ouders (Vanderfaeillie et al., 2012). Pleegouders verwachten dat pleegzorgbegeleiders een bemiddelende en faciliterende rol spelen bij de omgang met ouders.
Wanneer pleegouders het contact van het kind met diens ouders niet ondersteunen, is het nodig dat pleegzorgbegeleiders hen helpen accepteren dat de eigen ouders belangrijk blijven voor kinderen (Cooley et al., 2019). Ook wanneer de ouder-kindrelatie beschadigd is door eerdere gebeurtenissen en pleegouders de beperkingen van ouders in het contact met een kind zien en ervaren, blijft contact tussen ouders en kinderen belangrijk. Anders plaatsen zij het kind in een loyaliteitsconflict, en dat kan negatieve gevolgen hebben voor het emotioneel welbevinden van kinderen. Loyaliteitsconflicten kunnen ook maken dat een kind na een bezoek aan de eigen ouders meer problematisch gedrag laat zien. Dat kan tijdelijk voor meer stress in het pleeggezin zorgen. Door de overgang van het contact met ouders naar het pleeggezin kunnen kinderen gevoelens van verlies en rouw en de loyaliteit aan hun ouders ervaren. Dat kan maken dat zij tijdelijk meer problematisch gedrag laten zien (Boyle, 2017). Dit vraagt goede begeleiding van pleegouders bij terugkeer van een kind na een bezoek aan de eigen ouders.
De herzieningswerkgroep (2024) geeft verschillende tips hoe pleegzorgbegeleiders pleegouders kunnen begeleiden wanneer kinderen problemen laten zien na terugkeer:
- Luister goed en vraag hoe het voor hen is.
- Geef psycho-educatie dat ouder-kindcontact belangrijk is en dat probleemgedrag van kinderen na contact met de ouders ‘normaal’ is vanwege de gespleten loyaliteit die zij ervaren.
- Geef tips om met het gedrag om te gaan (bekrachtigen wat wel goed gaat, bieden van grenzen en structuur).
Het is belangrijk om de bezoekregeling niet direct aan te passen als pleegouders het gedrag van kinderen na afloop moeilijk te hanteren vinden. Wel is het belangrijk oog te houden voor het welzijn van kinderen. In plaats van aanpassing van de bezoekregeling, is het nodig pleegouders goed voor te lichten dat ontregeling na een bezoek erbij kan horen. Daarnaast vraagt het soms extra training en begeleiding van pleegouders om goed met deze ontregeling om te gaan.
Pleegzorgbegeleiders ervaren verschillen in de samenwerking met netwerkpleeggezinnen en bestandspleeggezinnen. Samenwerking in netwerkpleegzorg, specifiek binnen families, kan ingewikkelder zijn dan in bestandspleegzorg. Dat komt door de bestaande (soms verstoorde) relaties, de invloed van eerdere gebeurtenissen, de veranderende verhoudingen die de plaatsing met zich meebrengt in het netwerk, en het beroep dat ouders doen op pleegouders. De herzieningswerkgroep geeft aan dat het in pleegzorgbegeleiding van netwerkgezinnen belangrijk is om te focussen op de krachten van het netwerk. Ook is het belangrijk om aandacht te hebben voor de relaties tussen ouders en de familieleden waar een kind geplaatst is of gaat worden. In gesprek met deze familieleden is aandacht nodig voor de veranderende verhouding met de ouders van het kind als een kind van een familielid bij hen gaat wonen. Familieleden kunnen ondersteuning nodig hebben om goed met deze veranderende verhouding en relatie om te gaan.