
Evaluatie en monitoring van het hulpverleningsproces
Toelichting op de aanbevelingen
-
Maak afspraken met het kind en de ouders over de evaluatie en monitoring van het hulpproces en het resultaat.
-
Ga bij de (tussen)evaluatie gezamenlijk na hoe de hulp verloopt. Besteed ook aandacht aan de samenwerkingsrelatie tussen jeugdprofessional en het kind en de ouders. En ga na of de doelen die het kind en de ouders zich gesteld hebben bereikt zijn. Evalueren en bijstellen van de hulp is een steeds terugkerend en cyclisch proces. Evaluatie kan leiden tot een beslissing over voortzetting, aanpassing en/of beëindiging van de hulp.
-
Bij ontevredenheid over het verloop of over de resultaten ga je als jeugdprofessional samen met het kind en de ouders na wat de reden is van die ontevredenheid. Zo nodig stellen jullie de doelen en het hulpverleningsplan bij.
-
Wanneer de doelen behaald zijn, wordt de hulp afgesloten. Maak bij deze beëindiging samen met het kind en de ouders afspraken over nazorg (dat wil zeggen: over follow-up-contact om een vinger aan de pols te houden en over wat te doen bij terugval of nieuwe problemen). Nazorg kan helpen om behaalde resultaten duurzaam te borgen. Het kan een lage frequentie hebben.
De beslissing welke vorm van hulp wordt ingezet is niet eenmalig. Het voortdurend volgen (monitoren) en evalueren van het proces, de samenwerkingsrelatie en de resultaten helpen om uiteindelijk een positief resultaat te behalen (Van Yperen, 2013). Monitoring en evaluatie kunnen leiden tot het bijstellen van de doelen of de hulp.
Het is cruciaal dat je het kind en de ouders vraagt hoe zij de samenwerking met jou als jeugdprofessional ervaren, wat ze van het hulpverleningsproces vinden en in hoeverre zij resultaat van de hulp of ondersteuning zien. Gebleken is dat jeugdprofessionals de kwaliteit van de behandelrelatie en bereikte resultaten vaak hoger inschatten dan cliënten doen. Daarom moet de mening van het kind en de ouders over die kwaliteit leidend zijn. Regelmatige evaluatie met het kind en de ouders helpt positieve resultaten met de hulp te bereiken. Zeker in de startfase van de hulpverlening is het verstandig de samenwerkingsrelatie regelmatig met het kind en de ouders te bespreken en op die manier te versterken.
Stagnatie van hulp
Als hulpverlening stagneert, is het belangrijk dat je zowel jezelf als het kind en de ouders de volgende vragen stelt – eventueel in samenspraak met een gedragswetenschapper (Practicewise, 2012):
- Zijn er problemen in de samenwerking tussen jou en je cliënten?
- Heb jij meer informatie nodig over de vraag of het probleem van de ouders of het kind?
- Bevat het hulpverleningsplan heldere doelen?
- Is er een crisis of een probleem in de motivatie?
- Behalen het kind en de ouders positieve resultaten wat de gestelde doelen betreft?
- Sluit de hulp of ondersteuning aan bij de vraag, het probleem en de doelen van je cliënten?
- Wordt de hulp uitgevoerd zoals bedoeld?
Monitoring van hulp
MATCH is een voorbeeld van een interventie waarin je als hulpverlener systematisch gebruikmaakt van monitoring (Chorpita & Weisz, 2009). Het bestaat uit modules voor de behandeling van angst, depressie, trauma en gedragsproblemen. De modules zijn gebaseerd op bewezen effectieve interventies, maar vallen systematisch flexibel in te zetten door tijdens de behandeling steeds de voortgang te monitoren.
Als hulpverlener ga je eerst na wat het belangrijkste probleem is van het kind en beslis je samen met het kind en diens ouders welke module daarbij het best ingezet kan worden. Als zich gaandeweg andere problemen voordoen, kun je systematisch beslissen elementen van de andere modules in te zetten om die problemen aan te pakken.
Samen beslissen over beëindiging van hulp
Tijdig beslissen over beëindiging van de hulp is noodzakelijk. Dat vraagt van jou als uitvoerende jeugdprofessional om kritisch te reflecteren op het hulpproces. Je kunt hiervoor zowel jezelf als het kind en de ouders de volgende vragen stellen:
- Is de balans tussen de opvoedingsvaardigheden van de ouders en de ontwikkelingsbehoeften van het kind voldoende hersteld?
- Valt die balans met de huidige hulp voldoende te herstellen binnen een aanvaardbare termijn?
- Valt die balans met andere hulp voldoende te herstellen binnen een aanvaardbare termijn?
Bij de beantwoording van bovenstaande vragen spelen dezelfde aandachtspunten een rol als bij de beslissing over hulp. Daarbij ga je samen met het kind en de ouders na of er verbetering zichtbaar is in de balans tussen opvoedingsvaardigheden en ontwikkelingsbehoeften. En of er een opvoedingssituatie valt te creëren die goed genoeg is voor het kind.
Evaluatie van hulp
Een evaluatie van de geboden hulp speelt een belangrijke rol in de beslissing over beëindiging van die hulp. Hieronder staan vragen die in deze evaluatie van belang zijn:
- Wat waren de redenen voor de hulp?
- Zijn de doelen bereikt die het kind en de ouders zichzelf gesteld hebben?
- Wat heeft hen wel en niet geholpen om hun doelen te bereiken?
- Vallen de doelen binnen een aanvaardbare termijn te bereiken?
- Is de huidige hulp geschikt om de doelen te bereiken of hebben het kind en de ouders andere of intensievere hulp nodig?
Regelmatige evaluatie is belangrijk. Op basis van de evaluatie kunnen de doelen en de hulp worden bijgesteld.
Onveiligheid
Het is onwenselijk als hulp steeds maar op dezelfde manier doorgaat, zonder dat de situatie van het kind minder veilig wordt. Bij langdurige onveiligheid ontstaat namelijk schade aan het vermogen van het kind om zich te ontwikkelen. Van den Bergh en Weterings (2007) stellen dat hulp bij ernstige problemen in het gezin binnen een halfjaar voor duidelijke verbetering moet hebben gezorgd. Die zes maanden zijn bij dat soort problemen een aanvaardbare termijn voor verandering. Dit sluit niet uit dat hulp soms langer nodig is. Sommige gezinnen hebben zelfs blijvende ondersteuning nodig om het kind een veilige opvoedingssituatie te kunnen bieden.
Terugval
Als je samen met het kind en de ouders besluit dat er een einde kan komen aan de hulp, hopen jullie allemaal dat er geen terugval plaatsvindt. Maar wat als dit wel gebeurt? Bij wie kunnen ze dan – eventueel ook in hun sociale netwerk – terecht? Het is belangrijk om afspraken te maken over wat het kind en de ouders kunnen doen als ze met zo’n terugval te maken krijgen.
Terugkoppeling
Voor een aanmelder is het prettig te weten wanneer de hulp is afgesloten en de doelen zijn bereikt. Daarom koppel je dit als uitvoerende jeugdprofessional terug aan de aanmelder.
Soms kan de aanmelder ook een rol spelen in de nazorg voor een gezin of het signaleren van terugval. Je bespreekt met het kind en de ouders of zij het prettig vinden als de aanmelder zo’n rol heeft. Als dat het geval is, bespreek je met hen wat die aanmelder teruggekoppeld moet krijgen.