Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Dyslexie
Jongere met tas kijkt om

Niet-effectieve elementen in de behandeling

Toelichting op de aanbeveling

  • Wees op de hoogte van het gebrek aan wetenschappelijke onderbouwing van de volgende interventies: visuele interventies, auditieve interventies, aandachtsprocessen, training gericht op (senso-) motorische vaardigheden, beelddenken, kernvisiemethode, diëten en medicatie. Pas deze kennis toe om gegronde beslissingen te nemen over het gebruik van deze interventies en het informeren van kinderen en ouders hierover.

Er is inmiddels overtuigende wetenschappelijke onderbouwing voor de effectiviteit van bovengenoemde behandelelementen. Toch is er nog een breed scala aan andere interventiemethoden voor dyslexie die niet of slechts beperkt wetenschappelijk zijn onderbouwd. 

Dat er alternatieve interventiemethoden bestaan en bijkomen, is op zichzelf uiteraard positief. Het is ook logisch: de meeste personen met dyslexie ‘genezen’ doorgaans niet volledig van hun lees- en/of spellingproblemen, ondanks behandeling met de wetenschappelijk onderbouwde behandelelementen. Ook zijn er ‘non-responders’: mensen die niet of nauwelijks van wetenschappelijk onderbouwde dyslexiebehandeling profiteren. 

Het is belangrijk dat professionals binnen de dyslexiezorg weten in hoeverre de effectiviteit van verschillende behandelelementen wetenschappelijk en klinisch is onderbouwd. Alleen zo zijn zij in staat om gegronde beslissingen te nemen over het gebruik van verschillende interventietechnieken bij een specifiek kind – en om dit kind en diens ouders goed te informeren.

Visuele interventies

Sommige mensen geloven dat er bij personen met dyslexie iets misgaat in hun visuele proces. Het is niet duidelijk of deze aanname klopt / Er is geen bewijs voor deze aanname. Misschien is er een kleine subgroep bij wie inderdaad iets misgaat in het visuele proces. Ondanks deze onduidelijkheid / dit gebrek aan bewijs zijn er verschillende interventies en producten ontwikkeld vanuit het idee dat personen met dyslexie last zouden hebben van specifieke visuele problemen, zoals ‘visuele stress’, ‘scotopic sensitivity’ of ‘het Meares-Irlen syndroom’. Denk bij dat soort producten aan gekleurde brillenglazen en gekleurde materialen die over een tekst gelegd kunnen worden, zoals doorzichtige linialen en transparante vellen.
Verkopers van deze producten halen onderzoeken aan om de effectiviteit ervan te onderbouwen, Maar die studies zijn doorgaans van slechte kwaliteit. Er is geen wetenschappelijk bewijs voor de effectiviteit van deze interventies (Galuschka et al., 2014; Handler & Fierson, 2011). Griffiths en collega’s (2016) concluderen op basis van een systematische review dat eventuele verbetering in het lezen bij het gebruik van gekleurde lenzen of transparanten waarschijnlijk een placebo-effect is.

Bij een gebrekkige spiercoördinatie van de ogen (‘fixatiedisparatie’) ontstaan problemen met het integreren van de beelden vanuit beide ogen. Dit kan leiden tot wazig zicht en vermoeidheid. Wanneer dat het geval is, schrijven sommige oogartsen een prismabril voor. De effectiviteit van deze prismabril is echter nog onvoldoende onderzocht (Gerling et al., 2000). 

Diverse verenigingen van oogartsen concluderen dat er geen wetenschappelijke onderbouwing is voor een effect van visuele interventies op de leerprestaties van kinderen met leerstoornissen (Handler & Fierson, 2011).

Er zijn verschillende ‘dyslexievriendelijke’ lettertypes ontwikkeld. Hierin is het onderscheid versterkt tussen de verschillende letters, met als doel de verwarring te verminderen over op elkaar lijkende letters. Dit gebeurt bijvoorbeeld door delen van letters te verzwaren of te verlengen en de ruimte tussen letters te vergroten. Daarnaast worden voor kinderen met dyslexie soms teksten vergroot. Het vergroten van tekst kan voor jonge kinderen nut hebben (O'Brien et al., 2005) en ook het vergroten van de afstand tussen letters kan een positief effect hebben (Van den Boer & Hakvoort, 2015). Niet alleen voor kinderen met dyslexie, overigens; ook voor niet-dyslectische kinderen. Als de lettergrootte en afstand tussen letters onveranderd blijven, heeft het gebruik van een dyslexievriendelijk lettertype geen effect op leesvaardigheid en leesgemak (Kuster et al., 2018; Marinus et al., 2016).

Op basis van deze bevindingen is het niet wenselijk om in het algemeen het gebruik van een specifiek lettertype te adviseren voor kinderen met dyslexie. Er blijken echter wel positieve effecten van het vergroten van de letters of de bladspiegel (letterdichtheid). Ook in de klinische praktijk ervaren behandelaars dat sommige kinderen profijt hebben van dergelijke visuele aanpassingen. Het kan dan ook zeker onderdeel zijn van een behandelprogramma om samen met een kind te onderzoeken of visuele aanpassingen van het lettertype diens leesgemak verhogen. 

Auditieve interventies

Met name in het buitenland bestaan er verschillende interventies die gebaseerd zijn op de aanname dat personen met dyslexie auditieve problemen ervaren. Het gaat bij deze problemen om subtiele tekorten in de waarneming van spraakklanken. De interventies zijn gericht op het versterken van het vermogen om tonen en auditief aangeboden lettergrepen en woorden te herkennen en te onderscheiden. Hoewel verschillende studies positieve effecten van dergelijke programma’s rapporteren, is het aantal studies waaruit de effectiviteit niet blijkt talrijker en overtuigender (Goetry et al., 2006).

Interventies gericht op aandachtprocessen en werkgeheugen

Sommige interventies richten zich op de verbetering van de visuele aandacht, al dan niet via het spelen van een computerspel. In deze interventies oefenen kinderen met het vergroten van hun visuele zoeksnelheid. Een aantal onderzoekers vermeldt positieve resultaten: zij zien vooral de leesvloeiendheid verbeteren (Facoetti et al., 2003; Franceschini et al., 2013). De studies van deze onderzoekers waren echter kleinschalig en uitgevoerd onder Italiaanse kinderen. Het is onduidelijk in hoeverre grotere studies onder kinderen uit andere landen vergelijkbare resultaten zouden hebben.

Er zijn verschillende computertrainingen die zich richten op het versterken van het werkgeheugen, waarvan Cogmed de bekendste is. In 2016 is er een meta-analyse gemaakt van studies naar het effect van zulke computertrainingen bij kinderen die voornamelijk leerproblemen ervaren als gevolg van ADHD. Deze analyse toonde positieve effecten van computertrainingen op werkgeheugen en leesvaardigheid (Peijnenborgh et al., 2016). Andere studies toonden ook effecten van de werkgeheugentraining op het werkgeheugen, maar benadrukten dat deze effecten klein zijn, kort duren en niet leiden tot beter lezen (Melby-Lervag & Hulme, 2013; Schwaighofer et al., 2015). Bij kinderen met Ernstige Dyslexie vielen geen effecten van Cogmed te vinden (Walda et al., 2019).

Training in (senso)motorische vaardigheden

Sensomotorische trainingen zijn ontwikkeld op basis van de aanname dat lees- en/of spellingproblemen van kinderen met dyslexie onderdeel vormen van een breder tekort aan sensomotorische vaardigheden. Als gevolg van afwijkingen in bepaalde hersendelen (zoals het cerebellum of het magnocellulaire systeem) zouden mensen met dyslexie moeite hebben met het coördineren en controleren van de motoriek, het automatiseren van vaardigheden, het inschatten van tijdsduur en impliciet leren (Nicolson et al., 2001; Stein, 2001). 

Sensorische en/of motorische problemen komen inderdaad vaker voor bij personen met dyslexie dan in de algemene populatie. Maar deze problemen komen ook vaker voor bij personen met andere stoornissen, waaronder taalstoornissen, autisme en het Williams-syndroom (Ramus, 2003). 
Onderzoek naar sensomotorische tekorten bij mensen met dyslexie tonen bovendien tegenstrijdige resultaten. Zowel sensorische (visuele/auditieve) als motorische tekorten zijn slechts bij een deel van de dyslectische populatie aanwezig. Ook lijkt er geen causale relatie te bestaan tussen deze tekorten en zowel de fonologische problemen als de lees- en/of spellingproblemen (Ramus, 2003). Hierdoor is het onduidelijk hoe sensomotorische problemen precies de oorzaak kunnen vormen van dyslexie.
Verder is nog onduidelijk in hoeverre motorische problemen specifiek gerelateerd zijn aan dyslexie. Misschien komen ze vooral voor bij mensen met dyslexie die óók coördinatie-ontwikkelingsstoornis hebben en zijn ze alleen aan die laatste stoornis te wijten. Deze ‘development coordination disorder’ (DCD) kenmerkt zich namelijk door motorische problemen en komt geregeld voor in combinatie met dyslexie: er is een comorbiditeit tussen de twee stoornissen (Biotteau et al., 2017).

Het is dan ook onwaarschijnlijk dat interventies gericht op het versterken van de sensomotorische of motorische vaardigheden de lees- en spellingprestaties van kinderen met dyslexie kunnen verbeteren. Hoewel er weinig onderzoek is gedaan naar de effectiviteit van dergelijke trainingen, suggereert de beschikbare literatuur dat sensomotorische trainingen niet bijdragen aan de lees- en spellingontwikkeling van kinderen met dyslexie (Bishop, 2007). 

Er zijn nog meer interventies waarvan de effectiviteit niet of onvoldoende is aangetoond, zoals beelddenken, kernvisiemethode, diëten en medicatie. Voor een uitgebreid overzicht: zie Braams (2019) of Van der Leij (2016).