Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Dyslexie
Jongere met tas kijkt om

Sociaal-emotionele ondersteuning en psycho-educatie

Toelichting op de aanbevelingen

  • Besteed binnen en na de behandeling van kinderen met dyslexie aandacht aan hun sociaal-emotionele ontwikkeling. Bijvoorbeeld via psycho-educatie gericht op de sociaal-emotionele problemen die deze kinderen veelal ervaren. Overweeg hierbij of het zinvol is om de belangrijkste personen in de omgeving van het kind bij de psycho-educatie te betrekken.

  • Richt interventies op het versterken van ‘self-efficacy’ (vertrouwen in eigen kunnen) en gevoel van controle. Zorg voor herhaalde succeservaringen en daarmee aan een beter zelfbeeld van het kind.

Een manier om aandacht te besteden aan sociaal-emotionele aspecten, is psycho-educatie. Psycho-educatie vormt een onderdeel van veel behandelprogramma’s in Nederland sinds het als onderdeel van de ‘best-practice-dyslexiebehandeling’ is toegevoegd aan het ‘Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling’ (PDDB 1.0 en 2.0, Blomert, 2006a, 2013; PDDB 3.0, Tijms et al., 2021). Psycho-educatie is een interventie om mensen te leren omgaan met een stoornis of beperking (Vermeulen, 2008). Het gaat bij zulke interventies in het algemeen om het volgende (Vermeulen, 2008; Brocatus & Vermeersch, 2012):

  • Delen van kennis.
  • Stimuleren van acceptatie en een positief zelfbeeld.
  • Omzetten van kennis naar handelen.
  • Afstemmen van kennis en vaardigheden op de specifieke situatie van het kind.

Sociaal-emotionele ondersteuning

Als gevolg van dyslexie kunnen er sociaal-emotionele problemen ontstaan (zie ook De definitie van dyslexie). Dit kan op alle leeftijden (Francis et al., 2019; Mugaini et al., 2009) en speelt bij veel volwassenen met dyslexie nog steeds een rol (Klassen et al., 2013; Ruijssenaars et al., 2008). 
Door negatieve schoolervaringen hebben kinderen en jongvolwassenen meer kans op lage zelfwaardering, (ervaren) afwijzing door leeftijdsgenoten en gevoelens van angst en depressie (Mugaini et al., 2009; Willcutt & Pennington, 2000). Vooral de relatie tussen leesproblemen en angst is sterk, zoals uit een review van Francis en collega’s blijkt (2019). Het is daarom belangrijk dat gedragswetenschappers nagaan of het kind gevoelens van angst heeft – en dat zij dit kind vervolgens ondersteuning bieden om die angst te verminderen. 

Op basis van de gegevens uit de diagnostiek valt het sociaal-emotionele deel van de behandeling vorm te geven. Zo is cognitieve gedragstherapie effectief bij het behandelen van (faal)angst (Van Rooijen, 2018). Ook kan het kind een positiever zelfbeeld krijgen na een interventie die een koppeling maakt tussen enerzijds situaties die diens negatieve zelfbeeld oproepen (zoals hardop voorlezen of een spellingtoets) en anderzijds positieve gedachten (Kuin & Peters, 2014).

In een review gaan Gibby-Leversuch, Hartwell en Wright (2019) na wat de relatie is tussen aspecten van zelfperceptie van kinderen en jongvolwassenen met lees- en/of spellingproblemen of dyslexie. Leerlingen die zich bewust zijn van het belang van inspanning, hebben meer kans op schoolsucces en hebben een positiever zelfbeeld. Herhaalde training van attributies die leerlingen hebben ten aanzien van lezen en schrijven en wat zij kunnen bereiken, zou een positief effect kunnen hebben op zowel hun schoolsucces als hun motivatie (Blackwell, Trzesniewski & Dweck, 2007). Onderzoek naar de effectiviteit van dergelijke training is echter nog beperkt. 

Gibby-Leversuch en collega’s (2019) suggereren dat interventies vooral op ‘self-efficacy’ (vertrouwen in eigen kunnen) gericht zouden moeten zijn. Bijvoorbeeld door leerlingen vóór het maken van een taak eerst te laten inschatten wat zij kunnen bereiken. Als leerlingen dit herhaald doen en daarbij succeservaringen hebben, kan dat bijdragen aan hun gevoel van ‘self-efficacy’ in specifieke leerdomeinen, wat weer kan leiden tot een positiever zelfbeeld.

Haft, Myers & Hoeft (2016) benadrukken dat een gevoel van controle belangrijk is voor leerlingen om effectief om te kunnen gaan met de moeilijkheden waar ze tegenaan lopen. Als ze hoop hebben op verbetering, helpt dat hen bovendien om doelgericht en volhardend te blijven oefenen. Om dit bij leerlingen te stimuleren, is het van belang positieve feedback te geven en waardering uit te spreken voor de moeite die ze doen. Feedback is vooral effectief als deze helpt om leerlingen meer controle over de taak te geven. Vooral taakgerichte feedback, gericht op de uitvoering van de taak, is effectief (Hattie & Timperly, 2007). Kinderen krijgen bij deze vorm van feedback informatie over het presteren op de taak en hoe zij de taak (nog) beter kunnen volbrengen. 

Uit onderzoek van Burden & Burdett (2005) is verder gebleken dat ook betrokken en ondersteunende leerkrachten belangrijk zijn. Zij kunnen bij het kind bijdragen aan een positief zelfbeeld, het gevoel zelf controle te hebben over de leerontwikkeling en het vertrouwen eigen doelen te kunnen behalen. Burden & Burdett lieten zien dat kinderen mede dankzij dat soort leerkrachten een succesvolle onderwijsloopbaan hadden – ondanks hun dyslexie. 

Ander onderzoek suggereert dat kinderen de faalervaringen die zij vanwege hun lees- en/of spellingproblemen opdoen, kunnen benutten om veerkracht en effectieve copingstrategieën te ontwikkelen. De faalervaringen kunnen bovendien leiden tot de ontwikkeling van doorzettingsvermogen en een sterke drijfveer om te laten zien dat zij wél succesvol kunnen zijn (Alexander-Passe, 2016; Fink, 2002).

Psycho-educatie

Het doel van psycho-educatie is het verminderen van de sociaal-emotionele problemen waar veel kinderen met dyslexie mee kampen (zie ook De definitie van dyslexie).

Stichting Dyslexie Nederland (2016) adviseert om binnen psycho-educatie aan kinderen met dyslexie aandacht te schenken aan de volgende vragen:

  • Wat is dyslexie?
  • Waaraan merk je dat je dyslexie hebt?
  • Hoe lees en spel jij?
  • Hoe ga je hiermee om?
  • Wat zijn je sterke en zwakke kanten?
  • Wat wil je graag bereiken, verbeteren?
  • Op welke manier kun je dat bereiken?
  • Wat is hiervoor nodig?

Naar de effectiviteit van psycho-educatie bij kinderen met dyslexie is nog nauwelijks onderzoek gedaan. Er zijn wel verschillende onderzoeken geweest naar het effect van psycho-educatie bij kinderen met andere ontwikkelingsstoornissen, waaronder ADHD, autisme en stemmingsstoornissen (zie onder andere Cuijpers et al., 2009; Montaya et al., 2011; Schreibman, 2000). De resultaten zijn niet eenduidig en er is een groot verschil in de opzet van de psycho-educatie (individueel of groepsgewijs, gericht op het kind of op het hele gezin), maar er worden overwegend positieve effecten op het sociaal-emotioneel functioneren gerapporteerd. Psycho-educatie vormt dan ook een onderdeel van alle effectief bevonden gedragstherapeutische behandelprogramma’s voor kinderen (Kazdin & Weisz, 1998; Ollendick & King, 1998; Scholing, 2002).

Poleij, Leseman en Stikkelbroek (2009) onderzochten in een pilotstudie het effect van het programma Dyslexie de baas. Dit is een training die psycho-educatie over dyslexie en angst combineert met cognitieve herstructurering en het aanleren van zelfregulatiestrategieën. De pilotstudie werd uitgevoerd bij een kleine groep jongeren met dyslexie (er was geen controlegroep). De jongeren toonden na afloop van het programma minder internaliserende klachten, een sterker geloof in eigen kunnen, positievere competentiegevoelens over hun leervaardigheden, minder spanning tijdens toetsen en minder emotionele copingstrategieën. 

Er is nog geen onderzoek gepubliceerd over de effecten van psycho-educatie in een dyslexie­behandeling. Er is wel een ongepubliceerde en kleinschalige studie die informatief kan zijn: Kloet, Kappenburg en Zeguers vonden in 2012 aanwijzingen voor positieve effecten van psycho-educatie bij kinderen met dyslexie in de basisschoolleeftijd. In dit onderzoek maten zij het sociaal-emotionele functioneren bij drie groepen kinderen:

  1. Kinderen met dyslexie die een dyslexiebehandeling met psycho-educatie volgden.
  2. Kinderen met dyslexie die een behandeling zonder psycho-educatie volgden.
  3. Leeftijdsgenoten zonder dyslexie.

Vóór hun dyslexiebehandeling bleken de kinderen met dyslexie (de eerste twee groepen samen) in vergelijking tot de kinderen zonder dyslexie vaker te lezen omdat ze druk voelden vanuit hun ouders of leerkrachten dan omdat ze er plezier in hadden. Zij hadden minder plezier in het lezen dan kinderen zonder dyslexie en ze hadden ook minder vertrouwen in hun leesvaardigheid. 
Na drie maanden behandeling bleken de kinderen met dyslexie die dyslexiebehandeling met psycho-educatie hadden gekregen vaker te lezen omdat ze daar zelf zin in hadden, meer plezier te hebben gekregen in lezen en meer vertrouwen te hebben gekregen in hun eigen leesvaardigheid. 

De kinderen met dyslexie die dyslexiebehandeling zonder psycho-educatie hadden gekregen, ervaarden minder druk uit hun omgeving om te lezen dan vóór de behandeling. Bij deze kinderen waren er verder geen verschillen tussen de meetresultaten voor de behandeling en die erna. 

Samengevat is er nog onvoldoende onderzoek verricht om uitspraken te kunnen doen over de effectiviteit van psycho-educatie in de behandeling van kinderen met dyslexie. Gezien het grote aantal kinderen met dyslexie dat sociaal-emotionele problemen ervaart, lijkt het echter wenselijk om binnen de dyslexiebehandeling en daarna aandacht te besteden aan sociaal-emotionele problemen. 

Het is nog de vraag of psycho-educatie daarvoor een effectieve methode is – en of ze dat is in de vorm die ze nu heeft in dyslexiebehandelingen. De eerste voorzichtige resultaten suggereren van wel. Maar het is nog onduidelijk wat essentiële elementen zijn van psycho-educatie. Het is evenmin helder of het zinvol is om psycho-educatie aan te vullen met methoden uit de cognitieve gedragstherapie (zoals cognitieve herstructurering), de gedragstherapie (zoals het vormen van een associatie tussen een spannende situatie zoals hardop voorlezen en een positief gevoel) of het aanleren van copingstrategieën of probleemoplossingsstrategieën. In het algemeen wordt gepleit voor een geïndividualiseerde invulling van de psycho-educatie (Geudens et al., 2014).

Het is onbekend in hoeverre het nuttig is om ouders, leerkrachten of vrienden/klasgenoten bij de psycho-educatie te betrekken. Het is wel aannemelijk dat het belangrijk is om binnen de ondersteunende omgeving van het kind (zowel thuis als op school) aandacht te hebben voor aspecten van diens zelfbeeld. Kinderen ontwikkelen hun zelfbeeld en zelfwaardering namelijk voornamelijk in interactie met hun omgeving. Ondersteunende, betrokken ouders, leerkrachten en klasgenoten hebben dan ook een positieve invloed op het zelfbeeld en de zelfwaardering van kinderen met dyslexie (Haft, Myers & Hoeft, 2016; Humphrey, 2002, 2003). 

Dit impliceert dat het zinvol kan zijn om de belangrijkste personen in de omgeving van het kind bij de psycho-educatie te betrekken. De leerkracht op school heeft hierin een belangrijke taak (Haft et al., 2016). Deze kan in een veilig schoolklimaat beschermen tegen de mogelijk negatieve indrukken die een leerling ervaart (bij klasgenoten of schooltaken). Leerkrachten, mentoren en medeleerlingen moeten op de hoogte zijn van wat dyslexie betekent en met welke problemen het gepaard gaat. Ook is het belangrijk dat ze leren hoe zij het kind met dyslexie kunnen ondersteunen. 

Vormen van ondersteuning

Deze ondersteuning kan verschillende vormen hebben:

  • Emotionele ondersteuning, zoals het benadrukken van de sterke kanten van het kind of het uitspreken van waardering over diens vooruitgang. Ook het bespreken van acceptatie van lees- en/of spellingproblemen valt hieronder. Emotionele ondersteuning verdringt mogelijk eerdere negatieve ervaringen, zoals stigmatisering of afwijzing (Gibby-Leversuch et al., 2019).
  • Praktische ondersteuning, zoals helpen met huiswerk of teksten voorlezen.
  • Lotgenotencontact. Dit lijkt bij kinderen en jongvolwassenen met dyslexie een positief effect te hebben (Poleij et al., 2009; Steenbeek-Planting & Kleijnen, 2011).