Overslaan en naar de inhoud gaan
Richtlijn
Dyslexie
Jongere met tas kijkt om

Verschil in ondersteuning

Toelichting op de aanbeveling

  • Er zijn voor deze vraag geen aanbevelingen geformuleerd.

Veel internationale literatuur maakt geen onderscheid tussen interventies op ondersteuningsniveau 3 (door professionals in het onderwijs) en de behandeling op ondersteuningsniveau 4 (door specialisten in de zorg). Hierdoor adviseert die literatuur deels dezelfde interventies en behandelelementen voor de signalering en begeleiding van kinderen met dyslexie op school als voor hun behandeling in de zorg. 

In lijn hiermee zijn de in hier genoemde effectieve elementen van dyslexiebehandeling in de zorg (ondersteuningsniveau 4) ook effectief in te zetten op school (ondersteuningsniveau 3). En andersom zijn veel didactische elementen van effectieve ondersteuning op niveau 3 net zo goed van belang binnen de specialistische behandeling op ondersteuningsniveau 4. Denk bijvoorbeeld aan de volgende elementen (die uitgebreider beschreven staan bij Signalering en ondersteuning):

  • Herhalen van instructie en oefening.
  • Doelgericht werken.
  • Feedback geven op de vooruitgang richting gestelde doelen.

Eerst nauwkeurigheid van een (deel)vaardigheid bereiken, daarna snelheid nastreven.

Over deze bouwsteen

In deze bouwstaan staat onder meer welke elementen effectief zijn bij de behandeling van dyslexie. Die kennis is gebaseerd op een breed scala aan wereldwijd uitgevoerde wetenschappelijke studies. 

De bouwsteen wijst op een onderscheid tussen de effectiviteit van behandelelementen en de effectiviteit van volledige behandelprogramma’s. Anders gezegd: het samenvoegen van effectieve elementen in een behandelprogramma betekent nog niet per se dat dit behandelprogramma als geheel ook effectief is. 

Verder is veel onderzoek naar effectieve behandelelementen uitgevoerd in andere landen. Het is onbekend in hoeverre deze resultaten generaliseerbaar zijn naar de Nederlandse situatie. Daarom is er apart aandacht voor de effectiviteit van behandelprogramma’s in Nederland. 

Aspecten waarop verschillen zijn

Enerzijds is het niet verwonderlijk dat veel literatuur geen onderscheid maakt tussen interventies op ondersteuningsniveau 3 en de specialistische behandeling op ondersteuningsniveau 4. Het gaat immers in beide gevallen om de aanpak van (ernstige) lees- en/of spellingproblematiek. Anderzijds roept het gebrek aan onderscheid wel vragen op. Bijvoorbeeld: waarom zouden we het dan nog om verschillende niveaus hebben? En wat is precies het verschil tussen de aanpak op ondersteuningsniveau 3 en de specialistische behandeling? 

De trajecten op zowel ondersteuningsniveau 3 als ondersteuningsniveau 4 zijn divers. Daardoor is het niet mogelijk om vast te stellen op welke kenmerken elk traject op ondersteuningsniveau 3 verschilt van dat op ondersteuningsniveau 4. Wel is het mogelijk een aantal algemene verschillen te benoemen. Deze zijn deels afgeleid uit de kenmerken van goede dyslexiebehandeling, zoals benoemd door Van der Leij (2016). Hieronder staan de vier belangrijkste verschillen.

1. Doelgroepen van ondersteuning

Begeleiding op school is gericht op kinderen die vanwege uiteenlopende oorzaken lees- en/of spellingproblemen ervaren. Deze begeleiding is er niet uitsluitend voor kinderen met dyslexie, maar voor alle leerlingen met specifieke achterstanden die ervoor zorgen dat ze niet mee kunnen doen met het lesprogramma in de klas. Doel is om hen die achterstanden te laten inhalen, zodat ze wel mee kunnen doen. Per interventieperiode wordt bekeken op welke onderdelen van de leerstof hiaten bestaan. Op die onderdelen wordt een interventie ingezet. Interventies sluiten dus aan op de hiaten in de ontwikkeling. De leerlijnen voor lezen en spelling vormen de leidraad. 

Specialistische dyslexiebehandeling in de zorg, daarentegen, is specifiek gericht op kinderen met dyslexie. Een specialistische behandeling beoogt problemen op te heffen of te verminderen en/of een gestagneerde leeftijdadequate ontwikkeling weer op gang te brengen. Het behandelprogramma staat los van de lesprogramma’s die binnen het onderwijs worden gebruikt en volgt zijn eigen ordening van tussendoelen. Binnen het behandelprogramma worden de lees- en spellingvaardigheden in de regel volgens een vaste, gestructureerde systematiek aangeleerd. Alle kinderen volgen hetzelfde opgebouwde programma. Op die manier wordt het inzicht in de klankstructuur van geschreven taal vanaf de basis opgebouwd. Het tempo waarin een kind het programma doorloopt is maatwerk, afgestemd op elk individuele kind. 

2. Vorm van de ondersteuning

Bij ondersteuning op school gebruiken professionals verschillende materialen en methoden, afgestemd op het leerdoel. Maar specialisten in de zorg bieden voor hun behandeling van dyslexie één allesomvattend programma aan. Daarin zitten interventies gericht op lezen, spellen en onderliggende vaardigheden. De structuur en opbouw van de behandelonderdelen sluiten op elkaar aan.

3. Uitvoerders en begeleiders van de ondersteuning

Anders dan ondersteuning op niveau 3, hebben behandelprogramma’s op ondersteuningsniveau 4 gedragswetenschappers als uitvoerders of begeleiders. Dit kunnen (post)academisch geschoolde psychologen zijn, orthopedagogen gespecialiseerd in dyslexie of logopedisten gespecialiseerd in dyslexie. Al deze dyslexiebehandelaars) zijn zijn opgeleid in het opbouwen van een therapeutische relatie met kinderen. Ze zijn geschoold en kundig in (Loykens et al., 2010):

  • de processen die werkzaam zijn bij het lezen en spellen;
  • het systematisch beïnvloeden van gedrag;
  • het systematisch beïnvloeden van emoties en gedachten;
  • het analyseren van systeemfactoren als school/groep en gezin. 

De gedragswetenschappers worden geacht om boven de behandelstof te staan en aanknopingspunten te zoeken met de leerstof. Dyslexiebehandelaars werken binnen het behandelprotocol aan de hand van een individuele analyse. Ook kunnen ze een behandelplan opstellen, uitvoeren en aanpassen – in overleg en in samenwerking met het kind in kwestie, diens ouders en diens leerkracht. 
Behandeling op niveau 4 is bovendien individueel en langdurig, wat een belangrijke basis vormt voor het opbouwen van een therapeutische relatie. Ook de relatie met de behandelaar kan een positieve invloed hebben op het behandeleffect.  

4. Huiswerkprogramma

De meeste specialistische dyslexiebehandelingen omvatten een intensief huiswerkprogramma. Hiermee werkt het kind ook tussen de behandelingen door structureel aan de behandeldoelen. Interventies op ondersteuningsniveau 3 hebben in de regel óf geen huiswerkprogramma of een minder intensieve dan huiswerkprogramma’s op ondersteuningsniveau 4. 

Deze programma’s zorgen ervoor dat kinderen meer tijd besteden aan het oefenen van de behandeldoelen. Zij oefenen volgens een vaste frequentie, wat het automatiseren van vaardigheden bevordert. De meeste kinderen krijgen bij het huiswerk ondersteuning van hun ouders. Deze rol van co-therapeut vergroot de betrokkenheid van ouders bij de leerontwikkeling van hun kind. Ook draagt de rol eraan bij dat er in de thuissituatie positieve verwachtingen ontstaan van het behandeleffect.

Onderzoek effectiviteit

Er is geen onderzoek gedaan naar verschillen in effectiviteit tussen interventies op ondersteuningsniveau 3 en de behandeling op ondersteuningsniveau 4. Er is dus weinig bekend over het effect van bovengenoemde behandelelementen ten opzichte van interventies op school. Wel tonen onderzoeken naar de effectiviteit van Nederlandse dyslexiebehandelingen overwegend positieve effecten (zie ook de Behandeling). Aangezien deze dyslexiebehandelingen worden gegeven aan kinderen bij wie interventies op niveau 3 tot onvoldoende effect leidden (i.e. het hardnekkigheidscriterium), valt voorzichtig te concluderen dat dyslexiebehandelingen wel degelijk toegevoegde waarde hebben.

De literatuur is vooral gebaseerd op onderzoek bij kinderen in de basisschoolleeftijd. Naar kinderen in het voortgezet en hoger onderwijs met dyslexie is aanzienlijk minder wetenschappelijk onderzoek verricht. Er is hierdoor nog weinig bekend over de vraag in hoeverre dyslexiebehandelingen effectief zijn voor adolescenten. Daarnaast zijn veel studies verricht in andere, vaak Engelstalige landen. Er bestaan echter grote verschillen tussen de Engelse orthografie en de Nederlandse orthografie (Share, 2008). Hoewel de meeste resultaten terug te vinden zijn in studies uit verschillende landen (en daardoor ‘robuust’ genoemd mogen worden) is er nog relatief weinig bekend over de precieze relevantie voor de Nederlandse situatie. Het is belangrijk om dit in het achterhoofd te houden– vooral bij de vraag ‘Wat zijn de werkzame elementen in de behandeling van dyslexie?’