Overslaan en naar de inhoud gaan

Richtlijn Jeugdhulp met verblijf

Inhoudsopgave

Kernaanbevelingen

Pedagogisch klimaat 

  • Respecteer de rechten van jongeren en hun naasten, zoals vastgelegd in het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het Kind.
  • Toon betrokkenheid, interesse en respect. Richt je op het bevorderen van autonomie, verbondenheid en competenties. 

Veiligheid en veiligheidsbeleving 

  • Werk samen met jongeren en hun ouders om de veiligheid en veiligheidsbeleving van henzelf en naasten te vergroten.
  • Neem klachten van jongeren altijd serieus en draag actief bij aan een oplossing.
  • Zet reflectie en teamcoaching in als veiligheidsinstrument. 

Ouderschap en ouderbetrokkenheid  

  • Zie, erken en herken ouders als onmisbare partners en laat ze zich welkom voelen.
  • Communiceer transparant en creëer betrokkenheid. 

Toekomstgericht werken 

  • Geef prioriteit aan persoonlijk contact door het eigen verhaal van de jongere te erkennen en de ouders hierbij te betrekken.
  • Stimuleer, ondersteun en versterk het opbouwen van een eigen sociaal netwerk.
  • Werk integraal samen bij vervolgzorg. 

1. Introductie

Inleiding 

De richtlijn Jeugdhulp met verblijf voor jeugdhulp en jeugdbescherming gaat over een vorm van hulpverlening waarbij een kind of jongere, op vrijwillige of gedwongen basis, niet thuis slaapt maar overnacht bij een instelling voor jeugdhulp of een gezinshuis. Het gaat om hulp aan kinderen en jongeren tot 18 jaar of, als er verlengde jeugdhulp is aangevraagd, tot 23 jaar. De hulpverlening bestaat uit ondersteuning, begeleiding, behandeling en/of therapie aan jongeren en hun ouders bij psychische, psychosociale en/of gedragsproblemen, bij een verstandelijke beperking van het kind of jongere, of bij opvoedingsproblemen van de ouders.  

Als deze richtlijn spreekt over ouders, kunnen dit biologische, pleeg-, adoptie- of stiefouders zijn. Ook kan het gaan over gezinshuisouders, juridische ouders of andere volwassenen die de ouderrol vervullen. Waar ‘ouders’ staat, kun je ook ‘een ouder’ lezen en omgekeerd. 

In deze richtlijn spreken we over verblijf. De praktijk maakt regelmatig onderscheid tussen wonen en verblijf: 

  • Wonenis langdurig en gezinsvervangend. Op een ‘woonplek’ mag een jongere blijven tot die 18 jaar is.
  • Verblijfis kort(er) en gekoppeld aan een behandeltraject.

Deze richtlijn is bedoeld voor professionals die werken in de jeugdhulp met verblijf, in verschillende zorgvormen en settingen. Deze algemene richtlijn beschrijft de basisprincipes voor het ondersteunen en stimuleren van een positieve en gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren die (tijdelijk) niet in hun eigen gezin kunnen opgroeien. Er is ruimte om dit per sector of setting te specificeren.  

Je vindt in de richtlijn handvatten voor de dagelijkse verzorging en opvoeding, en voor de samenwerking met het formele en informele netwerk. Professionals in de jeugdhulp met verblijf hebben voldoende ondersteuning en faciliteiten nodig om hun werk goed uit te kunnen voeren. 
 
De herziene richtlijn behandelt kinderen en jongeren met een licht verstandelijke beperking (lvb) niet apart. Ze maken deel uit van deze richtlijn. Zijn instrumenten speciaal voor lvb bedoeld, dan staat dat er duidelijk bij.

Doel van de richtlijn 

Het doel van deze richtlijn is om professionals in de jeugdhulp met verblijf te ondersteunen in hun werk. De richtlijn biedt kennis en een handelingsperspectief en richt zich op samenwerken aan een veilige en gestructureerde omgeving, waarin kinderen of jongeren zich positief kunnen ontwikkelen en belangrijke vaardigheden aanleren voor een waardevol leven.  

De focus ligt op het creëren van een veilig en pedagogisch klimaat, waarin het belang van het kind of de jongere (art. 3 IVRK) centraal staat. Hierbij is afstemming nodig op de behoeften en mogelijkheden van het kind, de ouders en hun netwerk. Het uiteindelijke doel is om het welzijn en de zelfstandigheid van het kind of de jongere te bevorderen. Omdat de individuele behoeften erg kunnen verschillen, is deze richtlijn bedoeld als hulpmiddel voor ‘goed genoeg opvoederschap’ door jeugdprofessionals. 

Relevantie voor jeugdprofessionals 

Volgens de Jeugdwet moeten jeugdhulpaanbieders verantwoorde zorg verlenen. Dat betekent zorg van goede kwaliteit, die veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht is én aansluit bij wat jongeren en of hun ouders nodig hebben. Dit vraagt om minimumeisen voor goede zorg, en daar richt deze richtlijn zich op. Ook biedt de richtlijn kaders en (rand)voorwaarden, zodat je als jeugdprofessional in de jeugdhulp met verblijf goede zorg kunt verlenen.  

Als jeugdprofessional werk je volgens de professionele standaard die voor de hele beroepsgroep geldt. De professionele standaard bestaat uit: 

  • de geldende beroepscode (iedere beroepsgroep heeft een eigen beroepscode)
  • veldnormen
  • de richtlijnen die zijn goedgekeurd door een beroepsvereniging (zie Wegwijzer Standaarden in de zorg voor de jeugd, Samenwerkende beroepsverenigingen, 2021) 

De Richtlijnen Jeugdhulp en Jeugdbescherming zijn geautoriseerd door het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP), Nederlandse Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen (NVO) en Beroepsvereniging van professionals in sociaal werk (BPSW). De gedrags- en beroepsregels zijn door de beroepsgroep zelf opgesteld. Werken volgens de professionele standaard is wettelijk verplicht (art. 7:453 van het Burgerlijk Wetboek). Zo weten kinderen en hun ouders waar ze op mogen rekenen als ze professionele hulp krijgen. 
 
Richtlijnen helpen professionals om keuzes te maken over passende hulp. Ze zijn gebaseerd op kennis uit de wetenschap en praktijk, en kennis van ervaringsdeskundigen. Daarbij houden ze zorgvuldig rekening met wat haalbaar is in de praktijk.  

Deze richtlijn geeft kennis en handelingsperspectief aan professionals in de jeugdhulp met verblijf om samen met kinderen, ouders en hun netwerk te werken aan een toekomstgericht en waardevol leven. De richtlijn legt de nadruk op een positief pedagogisch klimaat, waarin zowel jongeren en jeugdprofessionals samen werken aan veiligheid en veiligheidsbeleving. Professionals ondersteunen ouders bij het invullen van ouderschap.  

In deze herziene richtlijn ligt meer nadruk op samenwerking, samenspraak en verbinding met jongeren en hun ouders dan in de vorige versie. Ook is er meer aandacht voor de visie dat jeugdhulp zo ‘thuis als mogelijk’ moet zijn, en zo kort als mogelijk en zo lang als nodig moet worden aangeboden. Verblijf buiten het gezin hoort alleen ingezet te worden als andere vormen van hulp niet (langer) effectief blijken of verantwoord zijn. 

Opbouw van de richtlijn 

Deze richtlijn behandelt vier uitgangsvragen. Elke uitgangsvraag vormt een bouwsteen met aanbevelingen, een toelichting en soms ook een onderbouwing. 

  1. Hoe bevorder je binnen jeugdhulp met verblijf een pedagogisch klimaat dat gericht is op de positieve ontwikkeling van de jongere?
  2. Hoe bevorder je binnen jeugdhulp met verblijf een klimaat waarin jongeren en jeugdprofessionals samen bijdragen aan veiligheid en veiligheidsbeleving in huis of op de groep?
  3. Hoe kun je ouders ondersteunen hun ouderschap in te vullen tijdens jeugdhulp met verblijf?
  4. Hoe werk je in gezamenlijkheid aan een voor de jongere toekomstgericht en waardevol leven? 

Afbakening 

De richtlijn richt zich op jeugdhulp met verblijf, zoals bedoeld en beschreven in de Jeugdwet. Wat betreft de reikwijdte van de richtlijn is gebruik gemaakt van de definitie van het CBS, met uitzondering van pleegzorg en zorg in het Justitieel kader (CBS, 2024).

Pleegzorg heeft een eigen richtlijn. Bij pleegzorg gaat het om een vorm van jeugdhulp waarbij een kind (tijdelijk) wordt opgenomen in een pleeggezin en waarbij pleegkind, pleegouders en eigen ouders worden begeleid door een pleegzorgaanbieder.

Definitie van jeugdhulp met verblijf in deze richtlijn

Jeugdhulp met verblijf is een vorm van hulpverlening waarbij het kind of de jongere, vrijwillig of gedwongen, niet thuis slaapt maar overnacht bij de jeugdhulpinstelling of het gezinshuis. Het betreft hulp en zorg aan jongeren en hun ouders bij psychische, psychosociale en/of gedragsproblemen, een verstandelijke beperking van het kind of de jongere of opvoedingsproblemen van de ouders. Het kind of de jongere verblijft in een gezinshuis, leef- of behandelgroep, gesloten afdeling, ggz-instelling of soortgelijke locatie die jeugdhulp levert.

Deze hulp is beschikbaar voor kinderen en jongeren tot 18 jaar. Soms wordt de hulp voortgezet tot de persoon 23 jaar is. Dat kan als er verlengde jeugdhulp is aangevraagd. Het gaat om verblijfsvormen met overnachting (uitgezonderd pleegzorg):

  • Gezinsgericht: alle vormen van verblijf die een gezinssituatie benaderen, maar geen pleegzorg zijn. Denk aan gezinshuizen en zorgboerderijen waar kinderen en jongeren overnachten.
  • Gesloten plaatsing: het kind of de jongere verblijft bij een jeugdhulpaanbieder op basis van een machtiging gesloten jeugdzorg of een machtiging Wvggz (Wet Verplichte Geestelijke Gezondheidszorg).
  • Overig verblijf bij een jeugdhulpaanbieder: het kind of de jongere verblijft in een accommodatie van de jeugdhulpaanbieder, meestal samen met andere kinderen of jongeren. Het gaat om alle vormen van verblijf die niet onder een van de voorgaande categorieën vallen. Denk aan (kleinschalige) residentiële leef- en behandelvoorzieningen, logeerhuizen, begeleid wonen en kamertraining.

Voor wie is de richtlijn bedoeld? 

De richtlijn Jeugdhulp met verblijf voor jeugdhulp en jeugdbescherming is voor professionals die betrokken zijn bij de uitvoering van jeugdhulp met verblijf. De richtlijn richt zich vooral op het handelen van de jeugdprofessionals die werken in de jeugdhulp met verblijf, zoals gezinshuizen, logeerhuizen, kleinschalige voorzieningen, jeugd-ggz en op de zorg voor kinderen of jongeren met een licht verstandelijke beperking (LVB). Ook gedragswetenschappers die jeugdprofessionals daarbij ondersteunen, vallen onder de doelgroep.

Pedagogisch medewerkers (inclusief paramedici, zoals verpleegkundigen, fysio- en ergotherapeuten en diëtisten, psycho-, vak-, en systeemtherapeuten, ervaringsdeskundigen en lotgenotencontacten) en gedragswetenschappers in de jeugdhulp met verblijf hebben taken en verantwoordelijkheden. Daarnaast moeten zij voldoende door de organisatie ondersteund worden om hun werk goed uit te voeren. Het management en bestuur van de instelling zijn verantwoordelijk voor de randvoorwaarden. Ook het landelijk kader moet genoeg ruimte geven aan besturen van de instellingen om het werk goed te kunnen organiseren. Daarnaast is samenwerking belangrijk. Jeugdhulpverleners doen een beroep op het formele en informele netwerk rond jongeren en hun ouders. Samen dragen ze zorg voor een waardevol leven tijdens en na jeugdzorg met verblijf.

In de jeugdhulp met verblijf spelen niet alleen de jeugdprofessionals in een instelling of gezinshuis een belangrijke rol. Er zijn veel mensen betrokken bij de zorg voor een kind of jongere die (tijdelijk) niet thuis woont.

Kring rondom de jongere 

Rondom elke jongere die jeugdhulp met verblijf ontvangen, zijn verschillende mensen actief.

  • In de eerste kring bevinden zich de ouders, verzorgers, docenten, goede vrienden, gezinshuisouders, pedagogisch medewerkers en de andere kinderen en jongeren die daar verblijven. Deze mensen hebben (bijna) dagelijks contact met het kind of de jongere. Het is belangrijk dat deze contacten stabiel en vertrouwd zijn.
  • De tweede kring bestaat uit professionals waarmee het kind of de jongere minder vaak direct contact heeft, zoals een (gezins)voogd, een gedragswetenschapper, een behandelaar, cliëntvertrouwenspersoon, huisarts. Hier horen ook informele contacten bij, zoals familieleden, minder hechte vrienden, sportcoaches of andere volwassenen met wie het kind of de jongere tijd doorbrengt.
  • In de derde kring bevinden zich mensen die geen direct contact hebben met het kind of de jongere, maar wel invloed hebben. Denk aan managers of bestuurders van maatschappelijke organisaties die betrokken zijn bij de zorg.
  • De buitenste kring is die van de landelijke overheid en landelijke organisaties. Die maken het beleid en stellen de regels op voor de jeugdhulp.

Care en cure 

Deze richtlijn gaat vooral over care. Vanuit het onderscheid tussen care en cure, zoals Van Yperen et al. (2010) dat maken (zie figuur in uitklapveld hieronder).  

  • Care omvat de opvoeding en dagelijkse verzorging, gericht op het zo goed mogelijk ondersteunen van de ontwikkeling van het kind of de jongere.
  • Cure gaat over specifieke interventies, behandeling en/of therapie om (psychische) problematiek te verminderen. Hierbij stemt de professional methodisch handelen en de inzet van interventies af op de specifieke problemen van het kind of de jongere. Het gaat zowel om klinisch herstel – kernsymptomen opheffen, verminderen of dragelijker maken – als om herstel in bredere zin: functioneel, maatschappelijk en persoonlijk. Daaronder vallen ook identiteit en zingeving, positieve gezondheid en/of een ander raamwerk. In andere richtlijnen vind je meer informatie over specifieke problemen.
Care en cure jeugdhulp met verblijf

Samenhang met andere richtlijnen 

Deze richtlijn staat niet op zichzelf, maar sluit aan bij andere richtlijnen die zijn opgesteld voor jeugdhulp en jeugdbescherming. Zo behandelt de richtlijn Uithuisplaatsing en terugplaatsing de processen die voorafgaan aan jeugdhulp met verblijf en in gang worden gezet bij terugkeer naar huis. Daarnaast zijn er richtlijnen voor de diagnostiek en behandeling van verschillende problemen, zoals problematische gehechtheid, stemmingsproblemen, ADHD, middelengebruik, KOPP, kindermishandeling, ernstige gedragsproblemen, traumagerelateerde problemen en gezinnen met meervoudige en complexe problematiek, en een (licht) verstandelijke beperking. 

Als een kind of jongere één of meerdere van deze problemen heeft, is het belangrijk dat je als professional ook de aanbevelingen uit de andere relevante richtlijnen meeneemt, naast de aanbevelingen in deze richtlijn.  

Voor gezinshuizen is aanvullend de richtlijn Pleegzorg relevant en voor crisisgroepen de richtlijn Uithuisplaatsing en terugplaatsing met de module dreigende uithuisplaatsing in crisissituaties. 

Basisteksten 

Op alle richtlijnen voor jeugdhulp en jeugdbescherming is basisinformatie van toepassing over de volgende onderwerpen: 

  • doelgroep van de richtlijnen
  • gedeelde besluitvorming
  • diversiteit en cultuursensitief werken
  • beschikbaarheid interventies
  • juridische betekenis van de richtlijnen
  • begripsdefinitie kinderen, jongeren en ouders 

Naar de basisinformatie

Een algemene verantwoording van de werkwijze bij de ontwikkeling en herziening van de richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming vind je bij Over de richtlijnen

2. Wat is jeugdhulp met verblijf?

Wettelijke kaders

Jeugdhulp met verblijf is een vorm van hulpverlening waarbij het kind of de jongere, op vrijwillige of gedwongen basis, niet thuis slaapt, maar overnacht bij de jeugdhulpinstelling of het gezinshuis. 

Soms kan een kind of jongere niet (meer) thuis wonen. Dan is jeugdhulp met verblijf nodig. In zulke situaties gelden er internationale en nationale wetten en regels, zoals het Verdrag inzake Rechten van het Kind (IVRK), het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM), de Jeugdwet (Jw) en het Burgerlijk Wetboek (BW). Uiteraard is ook medezeggenschap en klachtrecht geregeld. Jeugdhulp met verblijf valt onder ‘niet vrij toegankelijke jeugdhulp’. Dit betekent dat de gemeente eerst een besluit moet nemen. In een vrijwillig kader is toestemming van en samenwerking met kinderen en/of hun ouders vereist (art. 2.3 Jw). Toch kunnen ouders en/of hun kinderen zich door omstandigheden gedwongen voelen om in te stemmen met deze ingrijpende vorm van jeugdhulp (RSJ, Intensieve vrijwillige hulp, 2019).

In het gedwongen kader beslist de kinderrechter. Die kan een ondertoezichtstelling (OTS) in combinatie met een machtiging uithuisplaatsing (UHP) afgeven (art. 1:255 BW, e.v.). Soms is er ook sprake van voogdij of jeugdreclassering (zie ook richtlijn Uithuisplaatsing en terugplaatsing).

1 European Convention of the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms. Wet van 4 November 1950, inwerking getreden op 31 Augustus 1954 (Trb. 1990, 156). 

Bijzondere bescherming

Als kinderen of jongeren (tijdelijk) niet in hun eigen gezin kunnen opgroeien, hebben zij volgens het Kinderrechtenverdrag (artikel 20 IVRK) recht op bijzondere bescherming en bijstand. De overheid moet ervoor zorgen dat ze passende alternatieve zorg krijgen. Een gezinsvervangende omgeving, zoals een pleeggezin of gezinshuis, heeft de voorkeur.

Gesloten voorziening 

Verblijf in een gesloten voorziening is een zware vorm van jeugdhulp met verblijf. Alleen de kinderrechter kan een machtiging opleggen. Er moet sprake zijn van ernstige opgroei- en opvoedproblemen en het risico dat het kind of de jongere zich anders aan de jeugdhulp onttrekt of dat anderen dat doen (art. 6.1.1 Jw e.v.). Bij verblijf in de gesloten jeugdhulp geldt in het bijzonder artikel 37 uit het verdrag inzake Rechten van het Kind (IVRK), namelijk kinderen beschermen tegen onwettige of willekeurige vrijheidsbeneming.

Verlenging jeugdhulp

De rechter kan geïndiceerde jeugdhulp met verblijf verlengen tot 23 jaar, als dat nodig is. Voorwaarde is wel dat het kind of de jongere al voor de 18e verjaardag te maken had met jeugdhulp en er verlenging is aangevraagd. Voor gesloten jeugdhulp geldt: verlengen kan maximaal zes maanden en alleen als de behandeling vóór het 18e jaar is begonnen en wordt toegewerkt naar andere hulp (art. 6.1.2 lid 4 Jw).

Bredere aanpak

Jeugdhulp met verblijf is nooit een op zichzelf staande oplossing, maar altijd onderdeel van een bredere aanpak in de jeugdzorgketen. De hulp is zoveel mogelijk gericht op terugkeer naar de eigen omgeving of een woonplek die perspectief biedt voor het kind of de jongere. 

Onderwijs en meedoen in de samenleving horen daar ook bij. Dit alles gebeurt met zo min mogelijk dwang, zo kort als mogelijk.

Doelgroep jeugdhulp met verblijf 

Jeugdhulp met verblijf is bedoeld voor een brede doelgroep kinderen of jongeren en hun gezinnen. Zij hebben vaak meervoudige problematiek. Denk aan een combinatie van psychische problemen, gedragsproblemen en omgevingsfactoren. 

Het gedrag van jongeren is vaak het meest zichtbaar voor jeugdprofessionals. Dit kan zowel externaliserend als internaliserend zijn. Externaliserend gedrag is naar buiten gericht, zoals overactief of agressief gedrag. Internaliserend gedrag is naar binnen gericht, zoals sociaal terugtrekken of zelfverwonding. Voor goede hulp is het belangrijk dat je als professional verder kijkt dan het gedrag en samen met kinderen en hun ouders onderzoekt wat de achterliggende redenen voor (gedrags)problemen zijn.

Negatieve jeugdervaringen

Kinderen en jongeren die te maken krijgen met jeugdhulp en verblijf hebben vaker dan leeftijdsgenoten te maken met negatieve jeugdervaringen (Adverse Child Experiences of ACE’s). Voorbeelden zijn onder andere lichamelijk geweld, seksueel misbruik, emotioneel misbruik, emotionele verwaarlozing, (vecht)scheidingen, middelenmisbruik en gezinsleden met (ernstige) psychische problemen (Dube, 2018; Felliti et al., 2019). Kinderen of jongeren die meer van zulke ervaringen hebben gehad, lopen meer risico op psychische, sociale en emotionele problemen. Die kunnen al op jonge leeftijd voorkomen, maar ook pas in hun volwassen leven.

Vaak heeft niet alleen het kind of de jongere zelf problemen, maar speelt er ook veel in het gezin. De problemen ontstaan vaak op vroege leeftijd. Hierdoor hebben kinderen of jongeren vaak al verschillende trajecten in de hulpverlening achter de rug (Harder et al.,2020; Leloux-Opmeer, 2018).

Volgens het Ecologisch Systeemmodel van Bronfenbrenner’s zijn verschillende systemen en omgevingen van invloed op de ontwikkeling van het kind of de jongere. Kijk bij hulpverlening daarom verder dan het individu, naar de systemen om een kind of jongere heen, zoals het gezin, de school, de wijk, enzovoorts. Daarom is het van groot belang om ook de ouders en het netwerk bij de jeugdhulp met verblijf te betrekken (Bronfenbrenner, 1979).

Ecologisch systeem jeugdhulp met verblijf

Vormen van zorg

Deze vormen van zorg vallen onder de jeugdhulp met verblijf:

  • Gezinshuizen: hier wonen kinderen of jongeren die om verschillende redenen niet thuis kunnen zijn in een gezinsachtige omgeving. De setting biedt stabiliteit, continuïteit en een veilige omgeving waarin ze zich kunnen ontwikkelen. In dit vervangende thuis kan een kind of jongere groeien, leren en herstellen van eventuele trauma's (NJi, z.d.-f).
  • Logeerhuizen: een tijdelijk verblijf voor kinderen of jongeren, vaak bevinden zij zich in crisissituaties en is het een tijdelijke oplossing. Het doel is om tot rust te komen in een veilige omgeving en daarnaast aan problemen in de thuissituatie te werken of een geschikte volgende woonplek te vinden (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 2023b).
  • Kleinschalige voorziening: een woonvorm voor maximaal zes jongeren tussen de 8 tot 23 jaar. Ze verblijven dag en nacht in deze huiselijke omgeving op een instellingsterrein of in een woonwijk, waarbij een vast team van begeleiders hen ondersteunt. Tijdens hun verblijf in de gesloten of open residentiële jeugdzorginstelling krijgen ze intensieve behandeling en begeleiding, die is afgestemd op wat ze nodig hebben. Daarbij is aandacht voor wonen, zorg, onderwijs en werk, zowel tijdens het verblijf als erna (Van Schie et al., 2020, 2023).
  • Jeugd-ggz: zorgvorm voor kinderen en jongeren met ernstige psychische problemen of psychiatrische stoornissen, die baat hebben bij jeugdhulp met verblijf in een gespecialiseerde ggz-setting. Daar krijgen ze intensieve behandeling, therapie, begeleiding en/ of ondersteuning om te leren omgaan met hun psychische problemen en om hun functioneren te verbeteren (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 2023a).
  • Jeugdhulp voor kinderen of jongeren met een licht verstandelijke beperking (lvb): Zij krijgen specifieke ondersteuning op het gebied van wonen, leren, werken en relaties. Het doel is om met passende begeleiding, structuur en ondersteuning om de zelfredzaamheid en participatie te vergroten (NJi, z.d.-e).
  • JeugdzorgPlus (gesloten jeugdhulp): voor kinderen en jongeren die niet bereikbaar zijn voor lichtere vormen van hulpverlening. Zonder behandeling vormen zij een risico voor zichzelf of hun omgeving. Het ontnemen van de vrijheid van kinderen en jongeren is een forse maatregel. Daarom moeten JeugdzorgPlus-instellingen aan hoge kwaliteitsnormen voldoen. Hiervoor bestaat sinds maart 2019 het Kwaliteitskader JeugdzorgPlus 2.0 (Jeugdzorg Nederland, 2019).
  • Begeleid wonen: deze woonvorm is bedoeld voor jongeren met fysieke of psychische beperkingen/uitdagingen die (nog) niet helemaal zelfstandig kunnen wonen. Ze krijgen hulp bij hun gezondheid, financiën, huishouden en netwerk. Kamertraining is een vorm van begeleid wonen en helpt jongeren stap voor stap richting zelfstandigheid (Begeleid wonen, 2025). 

3. Pedagogisch klimaat

Over pedagogisch klimaat

Een pedagogisch klimaat is de kwaliteit van de omgeving waarin jongeren verblijven. Het gaat daarbij om een veilige sociale en fysieke omgeving, die ondersteunend is aan lichamelijke en geestelijke gezondheid, herstel en persoonlijke groei. Belangrijke voorwaarden zijn respect voor mensenrechten, menselijke waardigheid en – als dat kan binnen de wet – ruimte voor eigen keuzes. Het doel is dat jongeren goed kunnen meedoen in de samenleving (Stams & Van der Helm, 2017; Van der Helm et al., 2024).

De onderstaande vraag draait vooral om de basis van goede zorg: verzorging, dagelijkse opvoeding en hoe je als jeugdprofessional met kinderen of jongeren omgaat. De focus ligt op het individu en onderlinge omgangsvormen. De richtlijn gaat niet in op de behandeling van individuele problemen. Belangrijk is dat de jeugdhulpverlener reflecteert op het eigen gevoel en handelen om zo een goed pedagogisch klimaat te bieden. 

Vraag en aanbevelingen

3.1. Positieve ontwikkeling van jongere

Hoe bevorder je binnen jeugdhulp met verblijf een pedagogisch klimaat dat gericht is op de positieve ontwikkeling van de jongere?

Aanbevelingen

3.1.1. Kinderrechten

  • Respecteer de rechten van kinderen, jongeren en hun naasten, zoals beschreven in het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK).

3.1.2. Relatie als basis

  • Wees je bewust van je persoonlijke houding in de interactie met jongeren. Reflecteer regelmatig met teamgenoten op je functioneren. Ga na welke invloed je angsten, emoties en onzekerheden hebben op het contact met jongeren, en wanneer deze bij jou worden opgewekt. 

3.1.3. Contact met kinderen en jongeren

  • Maak echt contact met jongeren. Laat zien dat je betrokken bent en toon interesse en respect. Wees oprecht en eerlijk.

3.1.4. Behoefte van het kind of de jongere

  • Behandel jongeren in de leefgroep als personen – niet alleen als groep. 

3.1.5. Ontwikkelingsgericht werken

  • Houd bij het creëren van een positief pedagogisch klimaat rekening met de basisbehoeften van jongeren. Bevorder hun autonomie, verbondenheid en competentie. Gebruik hierbij de vooraf opgestelde en gedeelde verklarende analyse.

3.1.6. Onderlinge relaties tussen jongeren

  • Geef jongeren de kans om te oefenen in positief omgaan met elkaar en ondersteun ze hierbij. 

3.1.7. Aansluiting leefomgeving

  • Streef naar een omgeving die zo goed mogelijk aansluit bij de leefomgeving van de jongere.

3.1.8. Zelfzorg en werkklimaat

  • Investeer in een positief en veilig werkklimaat. Dat is ook een belangrijke voorwaarde voor een positief pedagogisch klimaat. 

3.1.9. Meten leefklimaat

  • Vraag als pedagogisch medewerker regelmatig feedback aan jongeren over het eigen handelen en het leefklimaat in de groep. Gebruik hiervoor bijvoorbeeld vragenlijsten of gesprekken.

3.1.1. Kinderrechten

Toelichting op de aanbeveling

  • Respecteer de rechten van kinderen, jongeren en hun naasten, zoals beschreven in het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK).

IVRK 

Als professional werk je volgens de kinderrechten. Je houdt er rekening mee bij de jeugdhulp met verblijf en je handelt ernaar. Samen met collega-professionals zorg je voor bescherming, passende zorg en een veilige en stabiele vervangende thuisomgeving. Voorkom overplaatsingen zoveel mogelijk. Een uithuisplaatsing mag niet langer duren dan nodig en je eerste doel is in principe toewerken naar terugplaatsing.

Als een kind of jongere niet meer thuis kan wonen en jeugdhulp met verblijf nodig is, gelden er internationale regels. Een belangrijk kader is het IVRK (VN, 1989). Volgens dit verdrag hebben kinderen en jongeren recht op een gezonde en veilige leefomgeving, waarin hun belangen voorop staan (art. 3 IVRK). Deze richtlijn heeft bijzondere aandacht voor kinderrechten.

Bewegingsruimte voor kinderrechten 

Kinderrechten zijn bedoeld om kinderen en jongeren te beschermen. Ze vragen aandacht voor hun behoeften en hun deelname aan de samenleving. Kinderen en jongeren moeten zich gehoord en betrokken voelen bij alles wat hen aangaat. Als professional heb je ruimte om zelf af te wegen hoe je professioneel handelen vorm te geven. Wetten, pedagogische richtlijnen en ethische kaders bepalen die bewegingsruimte. Kinderrechten horen daarbij altijd centraal te staan. Uit onderzoek blijkt dat professionals in de jeugdhulp met verblijf hun professionele ruimte onvoldoende benutten uit angst voor toezichthouders. Hierdoor betrekken ze kinderrechten te weinig in hun handelen (Höfte, 2024). 

Zo thuis als mogelijk 

Jeugdhulp met verblijf is erop gericht om kinderen en jongeren een vervangende thuisomgeving te bieden. Deze omgeving moet aansluiten bij hun behoeften en ontwikkeling. Kinderen en jongeren die niet volledig thuis op kunnen groeien zijn vaak extra kwetsbaar. Daarom is het belangrijk dat ze zich tijdens jeugdhulp met verblijf veilig voelen en zichzelf kunnen zijn. Dat bevordert hun welzijn (Holwerda et al., 2022). Dit concept staat bekend als 'zo thuis als mogelijk'. Toch kan een vervangende thuisomgeving nooit volledig gelijk zijn aan het echte thuis van een kind of jongere. 

Als jeugdhulpverlener doe je je best om een vervangende thuisomgeving te creëren die de ontwikkeling van het kind of de jongere ondersteunt (Harder et al., 2020). Dit doe je als volgt: 

  1. Maak met elke jongere individuele afspraken. Vermijd hierbij algemene regels voor iedereen.
  2. Werk met een klein, stabiel team van begeleiders die goed reageren op de jongeren en die hen uitgebreid kunnen ondersteunen.
  3. Help jongeren om zich te ontwikkelen. Dat doe je door te focussen op hun talenten en mogelijkheden. Geef ruimte voor autonomie, zingeving en competentie.
  4. Stimuleer en begeleid contact tussen jongeren onderling.
  5. Zorg voor structuur en voorspelbaarheid in je handelen. Dat bereik je door te zeggen wat je doet en te doen wat je zegt. Zo creëer je rust.
  6. Laat merken dat ouders, broers, zussen, vrienden en familie welkom zijn.
  7. Kijk of er voor de jongeren de mogelijkheid bestaat om voor een eigen huisdier te zorgen.
  8. Houd contact met de buurt. Geef jongeren de kans om zich betrokken te voelen, bijvoorbeeld door samen activiteiten te organiseren of mee te doen aan evenementen. Zo voelen ze zich geaccepteerd en versterken ze de band met buurtbewoners. 

Een vervangende thuisomgeving, zoals beschreven in deze richtlijn, draagt bij aan het vervullen van de psychologische basisbehoeften van kinderen en jongeren. Door met kleine en stabiele teams te werken, stimuleer je verbondenheid. Afspraken op maat bevorderen autonomie, terwijl aandacht voor zingeving en persoonlijke groei bijdraagt aan de ontwikkeling van competenties (Leipoldt et al., 2022; Ryan & Deci, 2017). 

Uitwerking IVRK

Jongeren hebben het recht om bij hun ouders op te groeien (art. 9 IVRK), waarbij de ouders primair verantwoordelijk zijn voor de opvoeding en ontwikkeling van het kind (art 5 IVRK). De taak van de overheid is ouders bij de opvoeding passende ondersteuning te bieden (art. 18 lid 1 IVRK). Toch kan het noodzakelijk zijn om de jongere (tijdelijk) te scheiden van zijn ouders, bijvoorbeeld als dit noodzakelijk is om de veiligheid, ontwikkeling of behandeling van de jongere te garanderen (art. 9 IVRK). 

Jeugdhulp met verblijf is een uiterst middel. Alleen als het niet anders kan, wordt jeugdhulp met verblijf ingezet. Het belang van het kind om een stabiele opvoedingssituatie te hebben, kan dan zwaarder wegen dan het recht van de jongere op bescherming van het gezinsleven. Voorafgaand aan dit besluit behoort een zorgvuldige afweging plaats te vinden. Belangrijk is dat jongeren en hun ouders betrokken worden bij de totstandkoming van dit besluit (art. 9 lid 2 en art. 12 IVRK).

Als jongeren (tijdelijk) niet in hun eigen gezin kunnen opgroeien, hebben zij op grond van artikel 20 IVRK recht op bijzondere bescherming en bijstand. De overheid moet ervoor zorgen dat ze passende alternatieve zorg krijgen. De jongere kan in een gezinshuis of een (kleinschalige) voorzieningen met een open of gesloten karakter verblijven. Het verblijf in een vervangende thuisomgeving, zoals een pleeggezin of gezinshuis heeft de voorkeur (art. 20 IVRK lid 2 en 3).

Het verblijf op een gesloten groep is een zware vorm van jeugdhulp met verblijf en kan alleen met een machtiging van de kinderrechter opgelegd worden. De voorwaarden zijn dat er sprake moet zijn van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen en dat het risico bestaat dat de jongere zich anders aan de jeugdhulp onttrekt of dat anderen dat doen (art. 6.1.1 Jw en verder). Voor het verblijf in de gesloten jeugdhulp geldt in het bijzonder artikel 37 IVRK, bescherming tegen onwettige of willekeurige vrijheidsbeneming. Vrijheidsbeneming geldt daarbij als ultimum remedium en kan alleen voor een zo kort mogelijke duur worden toegepast. 

Artikel 20 lid 3 IVRK bepaalt dat bij een uithuisplaatsing rekening moet worden gehouden met de wenselijkheid van continuïteit in de opvoeding. Overplaatsingen moeten zo veel mogelijk worden vermeden (Guidelines on Alternative Care, 2009). Een wijziging van de verblijfplaats is voor jongeren een traumatische gebeurtenis. Het leidt tot stress dat ze iedere keer opnieuw een relatie met anderen moeten opbouwen en naar een andere school en sportclub gaan. Komen wijzigingen in de verblijfplaats vaker voor, dan kan dit leiden tot ernstige ontwikkelingsschade en lagere schoolprestaties en daaruit volgend gedragsproblemen, negatieve emotionaliteit en trauma (Eltink et al., 2025; Ziol-Guest & McKenna, 2014). 

Het verblijf van de jongere dient periodiek en op maat geëvalueerd te worden door een multidisciplinair team (art. 25 IVRK). De evaluatie draagt bij aan het streven dat het verblijf en de eventuele noodzakelijke behandeling effectief en efficiënt verloopt met het oog op een goede terugkeer van het kind/de jongere naar het gezin waartoe die behoort en/of naar een eigen plaats in de samenleving. 

Samengevat zijn de belangrijke uitgangspunten voor jeugdhulp met verblijf dat het een laatste middel is, zo licht mogelijk ingrijpt, zo dicht mogelijk bij huis wordt uitgevoerd, zo kort mogelijk maar zo lang als nodig duurt en in het belang van de jongere is. Professionals in de jeugdhulp werken samen met jongeren en hun ouders en betrekken hen actief bij de besluiten die hen aangaan. 

3.1.2. Relatie als basis

Toelichting op de aanbeveling

  • Wees je bewust van je persoonlijke houding in de interactie met jongeren. Reflecteer regelmatig met teamgenoten op je functioneren. Ga na welke invloed je angsten, emoties en onzekerheden hebben op het contact met jongeren, en wanneer deze bij jou worden opgewekt. 

Verschillende referentiekaders

Als jeugdhulpverlener is het belangrijk je eigen ervaring met gehechtheidsrelaties te kennen en te (h)erkennen als situaties je emotionele stabiliteit beïnvloeden. Goed contact met het kind of de jongere en de ouders is onmisbaar om een goede samenwerking op te bouwen. Het kan zijn dat ze moeite hebben om je te vertrouwen, bijvoorbeeld door eerdere negatieve ervaringen met andere hulpverleners, langdurige stress, controleverlies en andere factoren. Neem daarom de tijd om te onderzoeken hoe je een samenwerkingsrelatie tot stand kunt brengen die voor alle partijen werkbaar is. Houd er rekening mee dat kinderen en hun ouders een ander referentiekader hebben.  
 
Zo bouw je als professional aan de vertrouwensband met ouders: 

  • Onderzoek wat de oorzaken zijn voor complex gedrag, onveiligheid, psychische en/of opvoedingsproblemen van jongeren en hun ouders. Zij kunnen hier door hun (culturele) achtergrond, opleidingsniveau, professionele ervaring anders naar kijken.
  • Wees je ervan bewust dat ideeën over opvoeding samenhangen met cultuur en familieomgeving. Opvoeding, normen en waarden, culturele tradities, religieuze overtuigingen, sociale normen en familiegeschiedenis beïnvloeden de opvoeding. Vraag actief wat ouders verwachten van de hulpverlening en wat hun opvattingen over opvoeding en gezinsleven zijn (Pharos, 2023). Wees hierbij open en respectvol en bereid om andere culturen beter te leren kennen. Zo bouw je als jeugdprofessional een vertrouwensband op met gezinnen van diverse culturele achtergronden (NJi, z.d.-c; Van Haastert, 2020);
  • Houd er rekening mee dat veel ouders in de jeugdhulp zich zorgen maken of in de war zijn. Ze vragen zich af waarom jeugdhulp nodig is, of ze iets verkeerd hebben gedaan en wat de gevolgen zijn voor hun kind. Leg duidelijk uit waarom je als jeugdprofessional betrokken bent. Dit is nodig om een vertrouwensband op te bouwen en effectief samen te werken aan hulpverlening. Zorg dat ouders begrijpen welke interventies nodig zijn. Zo kun je zorgen wegnemen en starten met het opbouwen van een samenwerkingsrelatie (zie ook richtlijn Traumagerelateerde problemen en richtlijn Samen beslissen over hulp).
  • Ingewikkelde taal en abstracte formuleringen leiden tot miscommunicatie en misverstanden. Houd er rekening mee dat kinderen en hun ouders (geschreven) informatie mogelijk niet begrijpen. Dat kan komen door onderwijsniveau, een taalachterstand, de culturele context en cognitieve vermogens. Onderzoek of jongeren en hun ouders behoefte hebben aan extra uitleg, omdat niet iedereen zelf aangeeft dat de informatie onduidelijk is (richtlijn Traumagerelateerde problemen en richtlijn Samen beslissen over hulp).
  • Gebruik inclusieve taal, waarbij kinderen en jongeren zich veilig voelen. Zij hebben een veilige omgeving nodig om hun genderidentiteit te kunnen uiten.

3.1.3. Contact met kinderen en jongeren

Toelichting op de aanbeveling

  • Maak echt contact met jongeren. Laat zien dat je betrokken bent en toon interesse en respect. Wees oprecht en eerlijk.

Contact maken

Als jeugdhulpverlener is het belangrijk aan te sluiten bij de denk- en leefwereld van jongeren. Dat doe je door hen goed te leren kennen: door te luisteren, vragen te stellen en interesse te tonen. Zorg dat je bereikbaar en beschikbaar bent, en stel jezelf open. Laat zien dat je vertrouwen hebt in de toekomst van een kind/jongere. 

Motivatie en zelfregulatie 

Door aandacht te besteden aan motivatie, alliantie (de werk- of vertrouwensrelatie tussen jongere en professional) en hoe gedragsverandering werkt, ondersteun je de zelfregulatie. Een positief pedagogisch klimaat met empathie, begrip en structuur biedt een veilige en ondersteunende omgeving waarin jongeren groeien kunnen en zich ontwikkelen (Roest, 2022). 
 
Veel jongeren hebben negatieve ervaringen, zowel binnen als buiten de hulpverlening. Dit kan hun motivatie en zelfregulatie beïnvloeden (De Vos & Van Hove, 2023; Roest, 2022). Als professional is het belangrijk dat je de link tussen de ervaringen en het gedrag begrijpt, om zo het pedagogisch klimaat te bevorderen.

Veilige en ondersteunende omgeving

Een goede alliantie draagt bij aan het succes van de behandeling. Voor een goede samenwerking is een vertrouwensband en een goede werkrelatie nodig, waarin open communicatie, respect en empathie centraal staan. Creëer een veilige en ondersteunende omgeving waarin jongeren zich gehoord voelen en zich kunnen uiten. Hiermee leg je de basis voor een effectieve samenwerking (Barnhoorn et al., 2013; Roest, 2022).

Motivatie verkennen

Hoop en vertrouwen in de toekomst van jongeren hebben een positieve invloed op het pedagogische klimaat. Gebruik motiverende gespreksvoering en een traumasensitieve aanpak om hun motivatie te versterken en gedragsverandering te stimuleren. Dit bevordert direct de zelfregulatie in het pedagogische klimaat (Eenshuistra, 2021, Harder, 2015; Ligtenberg, 2017; richtlijn Traumagerelateerde problemen).

Door samen met kinderen of jongeren hun motivatie te verkennen, oefen je als professional een positieve invloed uit op het pedagogische klimaat. Stel daarnaast doelen die voor hen betekenis hebben (Harder, 2015; richtlijn Traumagerelateerde problemen). Hierdoor neemt mogelijk ook het aantal incidenten af (Fish & Morgan, 2021; Van der Helm, 2019).

De kwaliteit van de relatie tussen jongeren en professionals kan invloed hebben op het ontstaan en voortduren van ongewenst gedrag. Incidenten zoals agressie of zelfbeschadiging kunnen ervoor zorgen dat het verblijf verlengd wordt. Hoewel de reden is om bescherming te bieden, gaat dit vaak ten koste van de autonomie van een kind of jongere (Van der Helm, 2019).

3.1.4. Behoefte van het kind of de jongere

Toelichting op de aanbeveling

  • Behandel jongeren in de leefgroep als personen – niet alleen als groep. 

Jongeren in de leefgroep

Jongeren verschillen van elkaar; in achtergrond, denkvermogen, cultuur, gender en zelfregulatie. Houd in je werk rekening met die diversiteit. Pas je communicatie en (lichamelijke) nabijheid af op de behoeften en mogelijkheden van de jongere. En stem je eigen gedrag af op hoe ze onderling met elkaar omgaan. 

Veiligheid en ontwikkeling vergroten 

Als je weet waar een jongere vandaan komt of wat die heeft meegemaakt, kun je beter inspelen op wat die nodig heeft en een veilige en ondersteunende omgeving bieden. Als jeugdprofessional werk je aan een positief pedagogisch klimaat, met empathie en begrip, waarmee je het welzijn en de ontwikkeling van kinderen en jongeren bevordert. Zo kunnen zij groeien en bloeien, ongeacht hun achtergrond of uitdagingen (Stams & Van der Helm, 2017; Van der Helm, 2019).  
 
Problemen bij kwetsbare jongeren kunnen verschillende oorzaken hebben. Denk aan genetische aanleg, neurobiologische kenmerken, omgevingsinvloeden en persoonlijke ervaringen (De Valk, 2019). Als jeugdprofessional zorg je dat je deze achtergronden begrijpt, zodat je veilige en ondersteunende omgeving kunt creëren. Zo kun je de jongere de steun en begeleiding bieden die het nodig heeft om zich goed te voelen en te ontwikkelen (De Beuf et al., 2018; Sonderman et al., 2021).

Afstemmen op persoonlijke behoeften 

Iedere jongere heeft een eigen identiteit en levensverhaal. Dat vraagt om een sensitieve benadering van de jeugdprofessional. Houd rekening met persoonlijke voorkeuren, behoeften en culturele en religieuze achtergronden van jongeren. Door omstandigheden kan dit een uitdaging zijn, bijvoorbeeld vanwege grote groepen, personeelstekort of incidenten. Blijf ook in die omstandigheden alert en zet je in om recht te doen aan iedere jongere. Communicatie speelt hierbij een belangrijke rol. Stem zowel de mondelinge als schriftelijke communicatie af op wat de jongere begrijpt. Vooral jongeren met een licht verstandelijke beperking hebben bijzondere aandacht nodig voor hun welzijn. Zij hebben behoefte aan eenvoudig taalgebruik en duidelijke instructies (Van Riel, 2018). 

Achtergrond van kwetsbare kinderen en jongeren 

In de focusgroep met jongeren is naar voren gekomen dat het woord 'gedragsproblemen' voor hen een negatieve bijklank heeft en hen negatief beïnvloedt. Ze gaven aan dat ze zich automatisch gingen gedragen naar de verwachtingen die verbonden waren aan de term 'gedragsproblemen'. Bij het begrijpen van de achtergronden van jongeren is het belangrijk om dieper in te gaan op de specifieke invloeden die hen vormen. Genetische aanleg kan bijvoorbeeld een rol spelen bij bepaalde gedragskenmerken, terwijl neurobiologische kenmerken de reactie van jongeren op stress en trauma kunnen beïnvloeden. Daarnaast kunnen omgevingsinvloeden, zoals gezinsdynamiek, sociaaleconomische factoren en blootstelling aan geweld of verwaarlozing, een aanzienlijke impact hebben op het gedrag en de ontwikkeling van jongeren (De Beuf et al., 2018). 

Individuele ervaringen, zoals trauma's of emotionele moeilijkheden, kunnen ook een grote rol spelen in de achtergronden van kwetsbare jongeren. Door deze achtergronden te begrijpen, kunnen professionals effectieve interventies inzetten die zijn afgestemd op de specifieke behoeften van iedere jongere. 

Lichamelijk contact (relationeel herstel stimuleren) 

Volgens professionals is een persoonlijke relatie tussen professionals en jongeren met lichamelijk contact van groot belang voor het herstel, waarbij begrip wordt getoond voor de achtergrond en mogelijke trauma's. Hierbij kan lichamelijk contact verschillende vormen aannemen, zoals een hand op de schouder ter ondersteuning, een knuffel bij troost of nabijheid tijdens moeilijke momenten (Boendermaker et al., 2021). 

Negatieve ervaringen, zoals geweld, misbruik of intimiteit, kunnen 'triggers' vormen die lichamelijk contact problematisch maken. Daarom is het essentieel om in gesprek te gaan met de jongere over hoe lichamelijk contact op een ondersteunende manier kan worden ingezet ter bevordering van herstel en verbondenheid (Sonderman et al., 2021). Het doel is om een veilige en respectvolle omgeving te creëren waarin de jongere zich gehoord, begrepen en gesteund voelt (Boendermaker et al., 2021). Bij de werving en intake van professionals dient daarnaast rekening te worden gehouden met misbruik of intimiteit door de professional of een instelling.  

Diversiteit 

Onderzoek heeft aangetoond dat de culturele achtergrond een significante rol speelt in hoe jongeren het pedagogisch klimaat ervaren, evenals in de interacties met ouders en het bredere netwerk (Sevilir et al., 2020). 

Het bevorderen van culturele competentie en het respecteren van diversiteit zijn sleutelbegrippen in het werken met jongeren. Professionals dienen niet alleen open te staan voor diversiteit, maar ook actief te streven naar het begrijpen en respecteren van de culturele achtergronden van jongeren en hun families. Dit draagt bij aan een inclusieve en ondersteunende omgeving waarin zij zich erkend, begrepen en gesteund voelen in hun ontwikkeling. 

Licht verstandelijke beperking  

Professionals in de jeugdhulp moeten rekening houden met de mogelijkheid dat jongeren en hun ouders te maken hebben met een licht verstandelijke beperking. Deze beperking kan diverse aspecten van hun leven beïnvloeden en vraagt om aangepaste benaderingen van professionals (Spaltman & Roording-Ragetlie, 2019). Ze zijn namelijk extra kwetsbaar voor negatieve jeugdervaringen, risicogedrag en traumatisering, zoals onderzocht door Vervoort-Schel en collega’s (2021). Daarom dienen professionals een ondersteunende en empathische benadering te hanteren om deze jongeren te helpen bij het omgaan met uitdagingen en hen te ondersteunen bij hun ontwikkeling naar volwassenheid. 

3.1.5. Ontwikkelingsgericht werken

Toelichting op de aanbeveling

  • Houd bij het creëren van een positief pedagogisch klimaat rekening met de basisbehoeften van jongeren. Bevorder hun autonomie, verbondenheid en competentie. Gebruik hierbij de vooraf opgestelde en gedeelde verklarende analyse.

Drie basisbehoeften voor ontwikkeling 

In de zelfdeterminatietheorie van Ryan en Deci (2017) staan drie basisbehoeften beschreven, die het pedagogisch klimaat ondersteunen: autonomie, verbondenheid en competentie. Door deze behoeften te ondersteunen, bevorder je de motivatie voor gedragsverandering en stimuleer je zelfregulatie bij jongeren (Van der Helm et al., 2018). 

  • Autonomie: de vrijheid en invloed die jongeren ervaren bij het uitvoeren van activiteiten.
  • Competentie: het vertrouwen in het eigen kunnen.
  • Verbondenheid: het gevoel van veiligheid en vertrouwen dat jongeren ervaren in hun omgeving en in relaties met anderen. 

Basisbehoeften vanuit de schematherapie 

De schematherapie beschrijft zeven basisbehoeften van kinderen en jongeren (Vereniging voor schematherapie, 2025). Door hier aandacht voor te hebben, kun je bijdragen aan groei en ontwikkeling. Verschillende methodieken kunnen daarbij helpen, zoals de 5 minuten methode (Welleman et al., 2011), de Cirkel van Veiligheid en Vertrouwen, en geweldloos verzet (Pelzer & Winters, 2024). 

Meerdere studies tonen aan dat jongeren gehoord willen worden (art. 12 IVRK) en begrip willen ontvangen van professionals (Harder et al., 2012, 2020; Pelzer & Winters-van Ekelen, 2024; Van der Helm et al., 2018). Houd daar in de interactie jongeren rekening mee. Dat kan bijvoorbeeld op deze manieren: 

  • Bied met een dagelijkse routine structuur, waarbij je ruimte geeft om te oefenen met ontwikkelingstaken. 
  • Laat jongeren serieus meedenken over de invulling van het dagelijks leven op de groep. Bespreek samen de regels en activiteiten en los samen problemen op.
  • Houd familie en vrienden dichtbij. Werk samen met ouders en andere belangrijke mensen uit het sociale netwerk en zorg dat ze welkom zijn op de groep.
  • Praat met de jongere over school en vrijetijdsbesteding. Toon interesse in de ervaringen en inlevingsvermogen bij ervaren belemmeringen, stimuleer bij school en vrije tijd en ondersteun daarbij.
  • Bied enerzijds empathie en emotionele steun en zorg anderzijds voor een goede samenwerkingsrelatie die gericht is op taken en doelen.
  • Stel samen met jongeren betekenisvolle doelen op die haalbaar zijn. Maak hierbij gebruik van de gedeelde verklarende analyse. 

Betrek jongeren bij beslissingen 

Jongeren hebben er recht op dat professionals hen betrekken bij beslissingen. Dit is ook nodig voor groei en ontwikkeling. Zingeving speelt een belangrijke rol, vooral omdat jongeren in jeugdhulp met verblijf vaak worstelen met gevoelens van zinloosheid en een negatief zelfbeeld (Dings, 2020; Ryan & Deci, 2017).  

Het Kinderrechtencollectief (z.d.) geeft deze praktische tips aan professionals om kinderen en jongeren beter te betrekken: 

  • Bereid gesprekken goed voor. Geef jongeren duidelijke informatie om na te kunnen denken over keuzes.
  • Geef ruimte jongeren om hun gedachten en gevoelens te uiten.
  • Neem de inbreng van jongeren serieus bij het nemen van besluiten.
  • Geef een terugkoppeling wat er met de inbreng is gedaan.
  • Vertel jongeren dat ze bezwaar kunnen maken als ze het niet eens zijn met een besluit. 

Werk met haalbare doelen 

Voor het ontwikkelingsproces van het kind of de jongere is het belangrijk om haalbare doelen te stellen. Hierbij gebruik je de uitkomsten van de gedeelde verklarende analyse die is opgesteld voorafgaand aan de start van de jeugdhulp met verblijf of bij overplaatsing. Bij een gedeelde verklarende analyse kijken de betrokkenen niet alleen naar wat er aan de buitenkant zichtbaar is, maar vooral naar de oorzaken daarachter. Een verklarende analyse wordt samen met de jongere, de ouders, mensen uit hun omgeving en betrokken professionals gemaakt. Er wordt in kaart gebracht wat er speelt, wat er goed gaat, wat eerder geprobeerd is en wie er kunnen helpen. (Tempel et al., 2022; richtlijn Uithuisplaatsing en terugplaatsing).  

De analyse helpt dus bij het kiezen van de juiste behandeling of therapie, maar is ook belangrijk voor hoe je het pedagogisch klimaat vormgeeft – binnen de groep én in de klas. De analyse helpt je als professional om waardevolle inzichten toe te passen in je werk met jongeren in jeugdhulp met verblijf en het onderwijs.  

Doelen stellen in jeugdhulp met verblijf begint met het erkennen van de unieke behoeften, mogelijkheden en omstandigheden van iedere jongere. Betrek hen actief bij het bepalen van doelen die relevant en haalbaar zijn voor hun individuele ontwikkelingstraject (Kuin & Boyer, 2014). 

Zorg voor open communicatie 

Jongeren kunnen doelen stellen als ze zich gehoord, gerespecteerd en ondersteund voelen (Kuin & Boyer, 2014; Kovács et al., 2021). Zorg als professional voor open communicatie, zodat ze zich vrij voelen om gedachten, zorgen en doelen te delen, zonder bang te zijn voor oordelen of kritiek (Kovács et al., 2021). 

Haalt de jongere de doelen niet, dan kan dit voelen als falen. Laat het daarom meedenken over doelen die passen bij de situatie. Merk je bijvoorbeeld dat iemand moeite heeft om op tijd op te staan? Ga dan samen op zoek naar wat nodig is om het doel wel te halen. Zo werk je stap voor stap aan zelfregulatie. 

Houd rekening met terugval 

Het is belangrijk om niet alleen positief gedrag te belonen en coping mechanismen te herkennen, maar ook om voorbereid te zijn op eventuele terugval. (Harder et al., 2012; Van der Helm, 2011).  

Jongeren in jeugdhulp met verblijf kunnen vanwege hun ontwikkelingsgeschiedenis meer moeite hebben om hun emoties te reguleren, waardoor ze sneller in onveilige relationele situaties belanden (Chartier & Blavier, 2022). Het gebrek aan emotieregulatie hangt vaak samen met onveilige hechtingsstijlen (Costa et al., 2020). Blijf als professional flexibel en begripvol in je aanpak en zorg dat je weet hoe zelfregulatie en hechting werken. Als je bij het stellen van doelen al rekening houdt met een mogelijke terugval, heeft dat een positieve invloed op het pedagogisch klimaat en helpt het de competentie van de jongere te versterken (Kovács et al., 2021; Van der Helm, 2011). 

Het stimuleren van relationeel herstel hoort bij de begeleiding. Door de band tussen jongeren en hun ouders te versterken, draag je als professional bij aan een groter welzijn van jongeren (Shalem et al., 2022). 

Wat bedoelen we met een pedagogisch klimaat? 

Het pedagogisch klimaat in deze richtlijn is gebaseerd op de definitie van het leefklimaat van Kok (1984) en de bevordering van een gezonde ontwikkeling (Boendermaker & De Baat, 2010; Van der Helm et al., 2024). Een pedagogisch klimaat is volgens Kok (1984) een element om methodisch groepswerk op te zetten en om positievere uitkomsten voor de motivatie en behandeling te realiseren (Todorovic et al., 2017). In de wetenschappelijke literatuur worden verschillende termen gebruikt, zoals leefklimaat en sociaal klimaat. De keuze voor de term 'pedagogisch klimaat' benadrukt de focus op leer- en ontwikkelingskansen voor kinderen en jongeren in jeugdhulp met verblijf (Stams & Van der Helm, 2017; Van der Helm et al., 2024). 

Definitie: De kwaliteit van de sociale en fysieke omgeving met betrekking tot voldoende en noodzakelijke voorwaarden voor fysieke en geestelijke gezondheid, herstel en persoonlijke groei van cliënten, met inachtneming van hun menselijke waardigheid, mensenrechten, maar tevens – voor zover niet ingeperkt door juridische maatregelen – met inachtneming van hun persoonlijke autonomie, met als doel succesvolle participatie in de samenleving (Stams & Van der Helm, 2017; Van der Helm et al., 2024). 

Hieronder een korte toelichting op enkele begrippen uit bovenstaande definitie 

  • Met de kwaliteit van de fysieke omgeving worden schone, aantrekkelijke ruimtes bedoeld waar kinderen en jongeren inspraak hebben in de inrichting, inclusief buitenruimtes, dragen bij aan herstel en ontwikkeling (Van der Helm et al., 2019, 2024). 
  • Herstelbevorderend werken is gericht op het ondersteunen van kinderen en jongeren bij het verwerken van trauma's en het herstellen van relaties (Pelzer & Van Den Bogaard, 2021). 
  • Autonomiebevorderend werken houdt in dat kinderen en jongeren de ruimte krijgen om keuzes te maken en invloed uit te oefenen op hun eigen leven. 

Autonomie 

Repressie: aantasting van de basisbehoefte autonomie 

In het pedagogisch klimaat is een goede balans tussen controle en autonomie gewenst (Leipoldt et al., 2022). Een aspect dat deze balans kan verstoren is repressie. Repressie wordt gekenmerkt door een te grote mate van (oneerlijke) controle, straf en strenge regels, wat de autonomie van jongeren aantast. Daarnaast ontbreekt bij repressie vaak de privacy voor jongeren en de flexibiliteit van professionals (De Valk, 2019; Stams & Van der Helm, 2017; Van der Helm et al., 2024). Meerdere studies tonen aan dat repressie verband houdt met verschillende stressfactoren binnen de organisatie, gebrek aan deskundigheidsbevordering, een hoog personeelsverloop en gevoelens van machteloosheid bij professionals (Dekker & Van Miert, 2020; Roest, 2022; Wolff & Baglivio, 2017). Het heeft een negatieve invloed op de motivatie van jongeren en de groepssfeer, wat kan leiden tot een vicieuze cirkel van meer repressie (Leipoldt, 2022; Stams & Van der Helm, 2017; Van der Helm et al., 2024). 

Het leefklimaat

Een positief pedagogisch klimaat kenmerkt zich door een omgeving die ontwikkeling stimuleert, structuur en veiligheid biedt, onderling vertrouwen bevordert en bijdraagt aan respect en warmte (Eltink et al., 2015; Sonderman et al., 2021). Het draagt bij aan de gevoelde veiligheid van jongeren en vermindert antisociaal gedrag en agressie (Eltink, 2020; De Valk, 2019; Stams & Van der Helm, 2017; Van der Helm et al., 2024). Professionals dienen zich in te spannen om een positief pedagogisch klimaat te creëren en tegelijkertijd signalen van een negatief pedagogisch klimaat te herkennen en erop te reageren. Om als positief te worden ervaren, moeten jongeren zich gesteund en gerespecteerd voelen (Stams & Van der Helm, 2017; Van der Helm, 2019).

Een negatief pedagogisch klimaat wordt gekenmerkt door een gebrek aan structuur, wat kan leiden tot verveling en onderlinge vijandigheid onder jongeren (Stams & Van der Helm, 2017). Bovendien kan het gepaard gaan met machtsmisbruik en oneerlijke regels (repressie) (De Valk, 2019). Pedagogische verwaarlozing en een controlerende aanpak door medewerkers zijn ook veelvoorkomende kenmerken (Van der Helm et al., 2011, 2024). Het creëren van een positief pedagogisch klimaat vereist actieve betrokkenheid van organisaties, professionals, jongeren en hun netwerk (Van der Helm et al., 2011, 2024). Professionals dienen zich in te spannen om een positief pedagogisch klimaat te creëren en tegelijkertijd signalen van een negatief pedagogisch klimaat te herkennen en erop te reageren. 

Wat is het belang van een pedagogisch klimaat?

Een pedagogisch klimaat bevordert het herstel en ontwikkeling (art. 6 IVRK) bij jongeren in jeugdhulp met verblijf (Boendermaker & De Baat, 2010; Kok, 1984; Van der Helm et al., 2024). Het belang van een positief pedagogisch klimaat binnen jeugdhulpinstellingen kan niet worden onderschat. Zowel vanuit maatschappelijk perspectief als vanuit wetenschappelijk oogpunt groeit de aandacht voor het bevorderen van een stimulerend, opvoedkundig en huiselijk pedagogisch klimaat (Stams & Van der Helm, 2017; Van der Helm, 2019, 2024). Dit streven biedt professionals een leidraad om onderscheid te maken tussen een positief pedagogisch klimaat en een klimaat dat verbetering behoeft. Een dergelijk klimaat biedt jongeren een veilige, ondersteunende en stimulerende omgeving waarin ze zich kunnen ontwikkelen en groeien (art. 31 IVRK). Een positief pedagogisch klimaat creëert een gevoel van veiligheid en geborgenheid voor jongeren die mogelijk uit een onveilige thuissituatie komen, wat bevorderlijk is voor hun welzijn en ontwikkeling. Bovendien biedt het professionals de mogelijkheid om jongeren te begeleiden en op te voeden, waardoor ze vaardigheden en coping mechanismen kunnen ontwikkelen die hen helpen om te gaan met uitdagingen en tegenslagen. Daarnaast bevordert het emotionele welzijn van jongeren door hen te voorzien van ondersteuning, erkenning en positieve interacties. Het bevorderen van een positief pedagogisch klimaat kan ook bijdragen aan het ontwikkelen van zelfregulatievaardigheden bij jongeren. Door een veilige en ondersteunende omgeving kunnen ze leren omgaan met emoties, stress en uitdagingen. 

Haalbare doelen

Eigen regie is noodzakelijk, om doelen te behalen. Hierbij gaat het om het vormen van een samenwerkingsverband tussen de jongere, professionals en ouders (Roest, 2022). Daarnaast is belangrijk dat de gestelde doelen voor de jongere realistisch zijn en binnen een redelijke termijn kunnen worden behaald, rekening houdend met de specifieke omstandigheden en mogelijkheden. Professionals dienen zich bewust te zijn van het feit dat het behalen van doelen een proces is dat tijd en consistentie vereist. Daarnaast is het aan de professionals om de stem en het perspectief van de jongere serieus te nemen en te integreren in het proces van het stellen van de doelstellingen. Hoewel de relatie tussen hen niet altijd gelijkwaardig is, is het van vitaal belang om de mening en de voorkeuren van de jongere serieus te nemen bij het vaststellen van doelen (Riemersma et al., 2023; Roest, 2022). 

Het betrekken van de jongere bij het stellen van haalbare doelen impliceert ook een focus op empowerment en autonomie. Het doel is om de jongere te ondersteunen bij het ontwikkelen van zelfvertrouwen, het nemen van verantwoordelijkheid voor hun eigen ontwikkeling en het maken van beslissingen die aansluiten bij hun persoonlijke waarden en doelen (Kovács et al., 2021). 

3.1.6. Onderlinge relaties tussen jongeren

Toelichting op de aanbeveling

  • Geef jongeren de kans om te oefenen in positief omgaan met elkaar en ondersteun ze hierbij. 

Positieve omgang met elkaar

De manier waarop jongeren met elkaar omgaan, bepaalt voor een groot deel de sfeer in de groep. Dankzij positieve relaties voelen zij zich veiliger en meer verbonden. 

Daarom is het belangrijk dat je als jeugdprofessional actief bijdraagt aan hoe deze omgang vorm krijgt. Bespreek met jongeren wat zij belangrijk vinden in de omgang met elkaar, hoe zij de sfeer ervaren, welke regels zij belangrijk vinden en welke groepsactiviteiten zij willen organiseren. Zorg dat je hierbij goed luistert en hun inbreng serieus neemt. 

Jongeren hebben ondersteuning nodig bij het leren aangeven van hun grenzen. Weet daarom hoe jongeren zich tot elkaar verhouden, stel duidelijke en eerlijke grenzen met redelijke consequenties. Door jongeren medeverantwoordelijk te maken voor de sfeer en onderlinge interactie stimuleer je hun om elkaar aan te spreken en te onderhandelen. 

Optimaal ontwikkelingsklimaat

De manier waarop jongeren met elkaar omgaan, heeft veel invloed op het pedagogisch klimaat. Goede relaties tussen jongeren beïnvloeden hun individuele gedrag en leiden tot betere behandeluitkomsten (Boendermaker et al., 2013; Sonderman et al., 2021). 

Als je contact tussen jongeren, hun ouders en bredere netwerken stimuleert, voelen ze zich vaak meer verbonden en gesteund. Ook gezamenlijke activiteiten zoals sporten dragen daaraan bij (Boendermaker et al., 2013; Sonderman et al., 2020). Als professional speel je een actieve rol in het vormgeven van een optimaal ontwikkelingsklimaat. Je moedigt jongeren aan om zelf bij te dragen aan hun persoonlijke groei en ontwikkeling (Van der Helm et al., 2021, 2024). 

Verbondenheid 

Ondersteuning, hulp en steun 

Passend bij de basisbehoefte verbondenheid, ervaren jongeren sociale steun als onderdeel van positieve relaties met hun begeleiders (Chatfield et al., 2020; Chartier & Blavier, 2022). Sociale steun draagt bij aan een positief pedagogisch klimaat (Heynen et al., 2016). Het bieden van steun kan ook voortkomen uit een accepterende grondhouding, waarbij 'accepterend’ betekent dat jongeren niet worden veroordeeld. Juist wanneer professionals in staat zijn om onwenselijk gedrag te begrenzen, kunnen jongeren verbondenheid en ondersteuning ervaren. Dit vraagt van professionals een evenwicht tussen flexibiliteit en controle (Van der Helm et al., 2011, 2024). 

Dagelijkse interactie 

De dagelijkse interactie tussen professionals en jongeren vormt een belangrijk onderdeel van het pedagogische klimaat binnen de jeugdhulp. Onderzoek toont aan dat positieve en consistente interacties het gevoel van verbondenheid en veiligheid kunnen versterken, wat bijdraagt aan het herstel en behandeling van jongeren in jeugdzorgomgevingen (Eltink et al., 2024; Smith et al., 2020). 

Recente meta-analyses van pedagogische benaderingen tonen aan dat consistente responsiviteit van professionals de ontwikkeling van een veilige hechtingsrelatie kan bevorderen, wat op lange termijn gunstige effecten heeft op het emotionele en psychosociale welzijn van jongeren (Eltink et al., 2024; Riemersma et al., 2023). Verschillende teamsamenstellingen en reorganisatieprocessen kunnen deze negatieve aspecten verder versterken (Dekker & Van Miert, 2020; Van Gink et al., 2018). Een negatief pedagogisch klimaat, vooral wanneer het repressieve elementen omvat, kan de behandeling van jongeren belemmeren (De Valk, 2019), bijvoorbeeld door een gebrek aan zelfregulatie (Billen, 2022). 

Verder hebben diverse onderzoeken aangetoond dat een stimulerende en verrijkte omgeving gunstig is voor de hersengroei, vermindering van psychopathologie en het bevorderen van herstel en ontwikkeling (Kinnaficka & Thøgersen-Ntoumanib, 2014; Klitzman & Stellman, 1989; Van der Helm et al., 2021). 

3.1.7. Aansluiting leefomgeving

Toelichting op de aanbeveling

  • Streef naar een omgeving die zo goed mogelijk aansluit bij de leefomgeving van de jongere.

Vervangende thuisomgeving

Het Nederlandse beleid is erop gericht jongeren een vervangende thuisomgeving te bieden die aansluit op hun behoeften en ontwikkeling. Het doel is dat kinderen jongeren zich in deze leefomgeving op hun gemak voelen en zichzelf kunnen zijn. 

Eén leefwereld

Professionals in de jeugdhulp met verblijf denken vaak nog in losse onderdelen, zoals de ‘leefgroep’, ‘school’ en ‘thuis’. Maar voor jongeren zelf is hun leefwereld één geheel, waardoor hun ervaringen niet in strikt afgebakende categorieën lijken te passen. Het is daarom belangrijk dat je als professional aansluit bij de hele leefwereld van de jongere. Onderwijs speelt hierbij een centrale rol: het bevordert herstel van het normale leven. 

Volgens onderzoek van Beld en collega’s (2019) lopen jongeren met een gebrek aan zelfregulatie meer risico op sociale uitsluiting en afwijzing door hun klasgenoten. Deze problemen komen vaak doordat ze sociale signalen niet goed begrijpen of verwerken. Dat kan leiden tot verschillende vormen van probleemgedrag.

Meedoen op school 

Voor jongeren is school een belangrijke omgeving waar competentie, autonomie en verbondenheid samenkomen (Beld et al., 2019). Maar voor jongeren in de jeugdhulp met verblijf is naar school gaan niet altijd vanzelfsprekend. Zij hebben bijvoorbeeld een taal- of leerachterstand, waardoor zij minder kunnen profiteren van het onderwijsaanbod. Of ze hebben moeite met het gedrag dat nodig is om mee te doen op school (Leone & Weinberg, 2010). 

Als professional is het belangrijk om daar oog voor te hebben. Werk samen met ouders en school om deze jongeren een zo normaal mogelijke schooltijd te bieden (art. 28 IVRK). Er is behoefte aan betere samenwerking tussen jeugdhulp en onderwijs. Zo kunnen jongeren die niet thuis opgroeien toch toegang krijgen tot goed onderwijs (Beld et al., 2010; Leone & Weinberg, 2010). 

3.1.8. Zelfzorg en werkklimaat

Toelichting op de aanbeveling

  • Investeer in een positief en veilig werkklimaat. Dat is ook een belangrijke voorwaarde voor een positief pedagogisch klimaat. 

De rol van de professional  

Een goed werkklimaat is belangrijk voor een positief pedagogisch klimaat. Als jeugdprofessional ben je daarmee met je organisatie verantwoordelijk voor een goede samenwerking met open communicatie in het team. Sta open voor feedback van elkaar. Als professional in de jeugdhulp heb je een belangrijke invloed op het pedagogisch klimaat. Je manier van werken heeft zichtbaar effect op hoe kinderen en jongeren het klimaat ervaren (Dekker & Van Miert, 2020; Harder et al., 2009). Ontwikkelingen zoals personeelstekort en zzp’ers met kortlopende contracten kunnen het pedagogisch klimaat negatief beïnvloeden (Dekker & Van Miert, 2020). 

Zet in je aanpak als professional in op een evenwicht tussen flexibiliteit en structuur. Jongeren hebben beide nodig. Flexibiliteit geeft ruimte om te leren en ontwikkelen, structuur geeft een gevoel van veiligheid. Die balans kan een uitdaging zijn. Daarom is goede ondersteuning vanuit de organisatie belangrijk (De Valk, 2019). 

Wat organisaties kunnen doen 

Net als jongeren hebben professionals basisbehoeften zoals verbondenheid, competentie en autonomie (Ryan & Deci, 2017). Dit vraagt van organisaties dat zij daarin investeren. Een positief werkklimaat draagt bij aan het welzijn en de professionele ontwikkeling van medewerkers (De Valk, 2019; Dekker & Van Miert, 2020; Stams & Van der Helm, 2017). 

Deze richtlijn omschrijft werkklimaat als: 

De kwaliteit van de sociale en fysieke werkomgeving die voldoende en noodzakelijke voorwaarden biedt voor professioneel functioneren, met respect voor de menselijke waardigheid en mensenrechten van het personeel. Dit omvat taakeisen, beslissingsruimte van werknemers, en faciliteert herstel en succesvolle deelname aan de samenleving van kinderen en jongeren (cliënten) (De Valk, 2019) (gebaseerd op Heerkens et al., 2004; Stams & Van der Helm, 2017). 

Reflectie en ondersteuning 

Naast ondersteuning vanuit de organisatie is het belangrijk dat professionals en teams regelmatig reflecteren op het eigen handelen. Teamreflectie helpt bij het vinden van balans tussen flexibiliteit en controle. Teamcoaching is een waardevol instrument om het werkklimaat te verbeteren (Dekker & Van Miert, 2020). 

Van professionals in de jeugdhulp met verblijf wordt veel verwacht. Wees je daarom bewust van je persoonlijke stijl, emotionele stabiliteit en hoe je reflecteert op je eigen gehechtheid. Weet welke invloed je persoonlijkheid heeft op de omgang met kinderen en jongeren (Höfte et al, 2024). Als je je eigen krachten en valkuilen kent, kun je (onbewust) negatieve interacties beter voorkomen. 

Casusbesprekingen, training en intervisie helpen hierbij (Harder, 2012; Van der Helm, 2011). Voor goed en eerlijk werken vanuit kinderrechten zijn ook casusbesprekingen (moreel beraad), training en supervisie nodig (Goense, 2016; Nooteboom et al., 2019). 

3.1.9. Meten leefklimaat

Toelichting op de aanbeveling

  • Vraag als pedagogisch medewerker regelmatig feedback aan jongeren over het eigen handelen en het leefklimaat in de groep. Gebruik hiervoor bijvoorbeeld vragenlijsten of gesprekken.

Feedback over het pedagogisch leefklimaat

Feedback over het pedagogische klimaat is belangrijk om gerichte verbeteringen aan te kunnen brengen. Je kunt dit doen op individueel niveau (tussen jongere en begeleider), maar ook op groeps- of instellingsniveau door gegevens van meerdere jongeren samen te bekijken. 

Met meetinstrumenten onderzoek je hoe jongeren het pedagogisch klimaat beoordelen. Onder andere deze instrumenten kun je gebruiken om het pedagogisch klimaat te evalueren: 

4. Veiligheid en veiligheidsbeleving

Over veiligheid en veiligheidsbeleving

Het waarborgen van de veiligheid in de jeugdhulp met verblijf is complex. Er is een goede balans nodig tussen controle en autonomie van jongeren. Veiligheid is niet vanzelfsprekend. Zowel jongeren als professionals maken herhaaldelijk onveilige situaties mee. Deze onveiligheid komt niet alleen door hoe jongeren en professionals met elkaar omgaan, maar ook door andere factoren.  

Veiligheid gaat verder dan bescherming tegen geweld, misbruik en verwaarlozing. In de uitwerking van deze uitgangsvraag gaat het vooral om hoe veilig een jongere zich voelt. Daarbij is er ook aandacht voor de vraag hoe je een mate van risico’s en onveiligheid kan toelaten om de autonomie te vergroten. Als professional moet je dan risico’s verdragen en dat vraagt om reflectie. 

Vraag en aanbevelingen

4.1. Samen bijdragen aan veiligheid

Hoe bevorder je binnen jeugdhulp met verblijf een klimaat waarin jongeren en jeugdprofessionals samen bijdragen aan veiligheid en veiligheidsbeleving in huis of op de groep?

Aanbevelingen

4.1.1. Pedagogisch leefklimaat

4.1.2. Samenwerkingsrelatie

  • Werk samen met jongeren en hun ouders om de veiligheid en veiligheidsbeleving van de jongere en naasten te vergroten.

4.1.3. Onderlinge interacties tussen jongeren

  • Stimuleer positieve onderlinge interacties tussen jongeren onderling in huis of op de groep. 

4.1.4. Onderlinge interactie tussen professional en jongere

  • Stimuleer positieve onderlinge interactie tussen de professional en de jongere.

4.1.5. Reflectie en teamcoaching als veiligheidsinstrument

  • Zet reflectie en teamcoaching in als veiligheidsinstrument.

4.1.6. Vrijheidsbeperkende maatregelen

  • Dring het gebruik van vrijheidsbeperkende maatregelen terug. Zorg dat je weet welke wettelijke kaders gelden voor het gebruik van vrijheidsbeperkende maatregelen op jouw werkplek. Bespreek dilemma’s en mogelijkheden met jongeren en hun ouders, collega’s en andere betrokkenen. Controleer of de technieken of maatregelen die je inzet passen bij de afgesproken procedures. 

4.1.7. Monitor veiligheid en veiligheidsbeleving

  • Monitor continu de veiligheid en veiligheidsbeleving van jongeren. Gebruik voor het monitoren van de veiligheid passende instrumenten, zoals de Veiligheidsbarometer of de Veiligheidsinstrumenten van Lammers en Brants. Evalueer jaarlijks de noodsituaties en/of vrijheidsbeperkende maatregelen die zijn genomen. Reflecteer hierbij op het algemene beleid en pas dit zo nodig aan.

4.1.8. Incidenten en klachten

  • Neem klachten van jongeren altijd serieus en investeer in een oplossing. Creëer een open cultuur waarin fouten bespreekbaar zijn en moedig elkaar aan om ervan te leren. Dat draagt dat bij aan meer veiligheid en betere zorg.

4.1.1. Pedagogisch leefklimaat

Toelichting op de aanbeveling

4.1.2. Samenwerkingsrelatie

Toelichting op de aanbeveling

  • Werk samen met jongeren en hun ouders om de veiligheid en veiligheidsbeleving van de jongere en naasten te vergroten.

Vergroten veiligheidsbeleving

Veiligheid betekent vaak dat er geen ónveiligheid is. Dus dat er geen factoren aanwezig zijn die onveiligheid veroorzaken. Dit kan gaan over verschillende vormen van mishandeling, zoals emotionele, lichamelijke en seksuele mishandeling en emotionele verwaarlozing (art. 37 IVRK). Onveilige situaties zijn onder te verdelen in acute onveiligheid en structurele onveiligheid, die langer aanhoudt (NJi, z.d-d). Om het veiligheidsgevoel van jongeren en hun ouders te vergroten, kunnen de volgende acties helpen: 

  • Bespreek met jongeren, ouders en ketenpartners over veiligheidsbeleving in huis of op de groep. Praat ook over welke risico’s acceptabel zijn om de autonomie te vergroten. Luister goed naar wat jongeren belangrijk vinden en betrek hen bij beslissingen die hun leven beïnvloeden. (art. 12 IVRK) (Bouma et al., 2017; Evans, 2018; Griffith et al., 2013; Sondeijker et al., 2020).
  • Houd contact met jongeren die een onveilige situatie veroorzaken. Onderzoek samen waarom ze zich zo gedragen. Kijk ook eerlijk naar je eigen handelen en naar wat er speelt in de omgeving de jongere.
  • Ken de voorgeschiedenis van de jongere, maak gebruik van signaleringsplannen en stel bij waar nodig.
  • Maak een risico-inventarisatie op maat waarin je focust op de specifieke situatie en omstandigheden. Doe dit in samenspraak met de jongere en de ouders. Stel een veiligheidsplan op en check regelmatig of je dat moet bijstellen.  

Gezonde (seksuele) ontwikkeling 

Binnen jeugdhulp met verblijf is het belangrijk dat jongeren zich op een gezonde manier kunnen ontwikkelen. Dit geldt ook voor hun seksuele ontwikkeling. Een gezonde (seksuele) ontwikkeling betekent dat zij vragen kunnen stellen, steun krijgen bij wat ze meemaken en (seksueel) misbruik voorkomen.  

Jeugdhulp met verblijf moet een omgeving zijn waarin jongeren hun (seksuele) identiteit op een positieve en veilige manier verkennen. Een omgeving waar ze zich bewust worden van hun eigen (seksuele) gevoelens en grenzen. Ze leren over wederzijds respect, toestemming, gezonde relaties en grensoverschrijdend gedrag (NJi, z.d-d; Sonderman, 2023). 

Ondersteuning bij seksuele ontwikkeling 

Jongeren in jeugdhulp met verblijf hebben recht op ondersteuning bij hun seksuele ontwikkeling. Hiervoor bestaan informatieve en begeleidende programma’s die passen bij hun leeftijd en ontwikkeling. Maar een veilige omgeving is niet genoeg. Je kunt als jeugdprofessional jongeren ook op veel andere manieren ondersteunen bij hun ontwikkeling en welzijn. Dit zijn enkele aandachtspunten: 

  • Open communicatie: het is belangrijk dat kinderen en jongeren makkelijk met hulpverleners kunnen praten. Zorg dat ze zich vrij voelen om vragen te stellen, zorgen te uiten en informatie te delen over hun seksuele gevoelens en ervaringen (NJi, z.d.-d). Maak duidelijk dat ze daarnaast terechtkunnen bij een vertrouwenspersoon en hoe ze die kunnen bereiken. 
  • Seksuele voorlichting: informatieve programma’s over seksualiteit moeten passen bij de leeftijd en behoeften van jongeren. Denk aan onderwerpen als het lichaam, anticonceptie, (seksuele) gezondheid, wederzijds respect en toestemming.
  • Normalisatie van seksualiteit: seksualiteit hoort bij het leven. Geef jongeren mee dat het normaal is om hier vragen over te hebben en erover te praten. 
  • Preventie van grensoverschrijdend gedrag: zorg voor een klimaat waarin (seksueel) grensoverschrijdend gedrag wordt voorkomen. Dit geldt zowel tussen jongeren onderling als met professionals. Hierbij zijn ook gedragsregels en protocollen nodig, voor als er wel iets voorvalt.
  • Privacy en vertrouwen: jongeren moeten erop kunnen vertrouwen dat ze met professionals vertrouwelijk kunnen praten over persoonlijke (seksuele) zaken. Zorg dat zij weten dat je hun vragen en zorgen met respect en discretie behandelt.
  • Genderinclusiviteit: zorg voor een klimaat dat diversiteit in genderidentiteit en -expressie erkent en respecteert. Zo voelen jongeren zich vrij om hun eigen identiteit en geaardheid te verkennen. 
  • Deskundigheid van professionals: professionals binnen jeugdhulp met verblijf horen deskundig en getraind te zijn op het gebied van seksuele voorlichting, misbruikpreventie en omgaan met seksuele vraagstukken (NJi, z.d-d; Sonderman, 2023). 

Traumasensitieve aanpak 

Recent wetenschappelijk onderzoek legt de nadruk op de verbanden tussen gezondheid, en de ervaringen die individuen gedurende hun levensloop doormaken (Vervoort-Schel et al., 2018, 2021). Deze bevindingen benadrukken de rol van negatieve jeugdervaringen (ACE's), die in Pedagogisch klimaat worden behandeld. Binnen de context van jeugdhulp met verblijf vertonen jongeren vaak complex, onaangenaam of onveilig gedrag, als gevolg van trauma. 

Professionals binnen de jeugdhulp met verblijf moeten een traumasensitieve aanpak hanteren om effectief te kunnen werken. Dit houdt in dat zij zich actief inspannen om (her)traumatisering te voorkomen en gevoelig reageren op gedrag dat gerelateerd is aan trauma, zoals agressie en terugtrekking. Dergelijke benaderingen bevorderen een veilige sociale omgeving en stellen jongeren in staat om nieuwe strategieën te ontwikkelen voor het reguleren van hun gedrag (Bryson et al., 2017; Ford & Blaustein, 2013; Izzo et al., 2020; Kor et al., 2021; Zelechoski et al., 2013). In het onderstaand figuur wordt een schematische weergave gegeven van een traumasensitieve benadering, waarbij de nadruk ligt op het begrijpen en reageren op de impact van trauma op het gedrag en de behoeften van jongeren. 

trauma informed care

Figuur 3: Trauma Informed Care 

Jongeren in jeugdhulp met verblijf ervaren vaak aanhoudende stress en een gebrek aan autonomie, wat kan leiden tot een negatieve cyclus van risicogedrag. Dit gedrag wordt gekenmerkt door een verminderde frustratietolerantie, snellere woede-uitbarstingen en een verminderd inzicht in de gevolgen van hun gedrag (Griffith et al., 2013; Nijhof et al., 2014; Evans, 2018; Hiller et al., 2023). 

Ook als jongeren hun leefomgeving als onveilig of vijandig ervaren, kan dit hun emotionele welzijn negatief beïnvloeden en het risico op het gebrek aan zelfregulatie vergroten. Moeite met zelfregulatie kan verdere stress veroorzaken en het vermogen om met conflictsituaties om te gaan beperken (Mota et al., 2023; Van der Helm et al., 2011). De ervaringen van trauma en geweld verschillen tussen meisjes en jongens in jeugdhulp met verblijf, waarbij meisjes over het algemeen meer tekenen van trauma en geweld vertonen dan jongens (Farley et al., 2021). Meisjes in jeugdhulp met verblijf lijken gevoelig voor (herhaald) seksueel misbruik en daarmee verbonden zelfregulatieproblemen (Sonderman, 2023). Tevens vertonen ze vaker symptomen van een verminderde hechtingsstijl (Costa et al., 2020). De gevolgen van langdurige stress, zoals bij PTSS, leiden bij meisjes vaker tot risicogedrag en ernstige problemen met emotieregulatie en beschadigend gedrag op zichzelf gericht (Gutterswijk et al., 2022). Bij jongens leidt aanhoudende stress en onveiligheid eerder tot naar buiten gerichte gedragsproblemen, zoals agressie. Deze bevindingen benadrukken het belang van gerichte aandacht voor de impact van trauma en geweld op zowel de emoties als het gedrag van jongeren binnen de jeugdzorg met verblijf. De veilige opvoedomgeving in combinatie met responsieve opvoeders leidt tot minder stress en negatieve emoties, wat bijdraagt aan het herstel van de jongeren (Eltink et al., 2025; Riemersma et al., 2023). 

Door jongeren inclusief de (opvoed)omgeving (professionals en/of ouders) te voorzien van kennis over zelfregulatie, kunnen de hoogoplopende emoties die jongeren ervaren beter begrepen en geformuleerd worden. Met de bewustwording van de onderliggende emoties kan de focus gelegd worden op de regulatie hiervan (Sonderman, 2023). Het plaatsen van de jongeren in een stabiele en veilige opvoedomgeving kan bijdragen aan de vermindering van negatieve gevolgen van eerder misbruik en helpt voor een deel bij het herstel en welzijn (Eltink et al., 2025; Riemersma et al., 2023). 

Het recht van jongeren op bescherming tegen geweld, misbruik en verwaarlozing binnen de jeugdhulp met verblijf dient gewaarborgd te worden (artikel 19 IVRK en 37 IVRK). Jongeren in deze setting lopen het risico op herhaald slachtofferschap van grensoverschrijdend gedrag, wat kan leiden tot het herbeleven van eerder trauma (Khoury-Kassabri & Attar-Schwartz, 2014; Sonderman, 2023). Dit grensoverschrijdende gedrag kan verschillende vormen aannemen, waaronder lichamelijk geweld, seksueel geweld en relationele agressie zoals pesten en uitsluiting (Khoury-Kassabri & Attar-Schwartz, 2014; Sonderman, 2023). Het probleem van geweld binnen jeugdhulp met verblijf komt veel voor, waarbij meer dan de helft van de jongeren meldt slachtoffer te zijn geweest van fysiek geweld door leeftijdsgenoten. Professionele zorg dient jongeren tijdens hun verblijf te beschermen tegen herhaald slachtofferschap, waarbij de ernst en frequentie van dit fenomeen wordt beïnvloed door zowel individuele kenmerken als de sociale context (Khoury-Kassabri & Attar-Schwartz, 2014; Sonderman, 2023). Misbruik van jongeren in jeugdzorginstellingen is een probleem dat niet over het hoofd gezien mag worden. Elke keer dat het voorkomt is te vaak en het heeft ingrijpende en langdurige gevolgen. Het detecteren en voorkómen van misbruik vereist training voor werknemers, intensieve begeleiding, effectieve monitoring en soepele communicatie tussen professionals en jongeren. Reguliere onaangekondigde inspectiebezoeken zijn aanvullend van belang om toezicht te houden op de veiligheid in jeugdzorginstellingen. Tegelijkertijd is het belangrijk om te erkennen dat niet alle vormen van misbruik, zoals financieel of emotioneel misbruik, zichtbaar te maken zijn (Collins & Murphy, 2022).  

Het scheiden van jongens en meisjes kan leiden tot versterking van onjuiste genderverwachtingen en het beperken van de mogelijkheid om verschillende perspectieven te ervaren. Het vinden van een juiste balans tussen gescheiden en gemengde groepen is een uitdaging voor jeugdzorginstellingen, waarbij rekening gehouden moet worden met de individuele behoeften van jongeren en wat het beste is voor hun welzijn en ontwikkeling. Uiteindelijk draait het om het creëren van een omgeving waarin jongeren zich kunnen ontwikkelen tot zelfbewuste en empathische individuen, ongeacht of ze zich in gescheiden groepen of gemengde geroepen bevinden (Dirkse et al., 2018; Greyk, 2023). Professionals benoemen daarnaast de volgende aandachtspunten om handelingsverlegenheid rondom seksualiteit te doorbreken: 

  • Jongeren hebben de behoefte om over seksualiteit te praten, maar het is voor hen belangrijk om dit op een ontspannen manier te doen, met een vertrouwd persoon. De meeste jongeren, ook degenen die thuis wonen, hebben geen behoefte aan uitgebreide gesprekken over seksualiteit met verschillende volwassenen. 
  • Maak seksualiteit onderdeel van het bespreken van de ontwikkeling van de jongere. Als het een vast kopje is in de rapportage komt het vanzelfsprekender terug. 
  • Ook helpt de bespreking van seksualiteit op thema-avonden of binnen interventies als Girls’ Talk. In het dagelijks leven kan hier vervolgens op een ontspannen manier tijdens maaltijden en terloopse gesprekken met jongeren op worden teruggekomen. 
  • Make a move is ontwikkeld voor jongeren van 12 tot en met 17 jaar die in jeugdzorginstelling verblijven. Deze interventie is nog niet in de Databank Effectieve Jeugdinterventies opgenomen. Voor jongeren binnen de leeftijdsgroep van zes tot en met negen jaar is geen specifieke interventie beschikbaar. Rutgers biedt voor deze leeftijdsgroep materiaal voor opvoeders dat ook bruikbaar is voor professionals. 
  • Bespreek in het multidisciplinaire team samen met jongeren en hun ouders de thema’s lichamelijke integriteit en seksualiteit: wat is hierin aan de ene kant wenselijk en noodzakelijk, en wanneer is er aan de andere kant sprake van grensoverschrijding? Wat zijn de behoeften van jongeren aan lichamelijk contact en bespreek voorbeelden, zoals een knuffel, tegen elkaar aanhangen op de bank of stoeien met elkaar of met volwassenen (Dirkse et al., 2018; Greyk, 2023; Sonderman, 2023). 

4.1.3. Onderlinge interacties tussen jongeren

Toelichting op de aanbeveling

  • Stimuleer positieve onderlinge interacties tussen jongeren onderling in huis of op de groep. 

Interactieprocessen tussen jongeren

Het is belangrijk dat professionals oog hebben voor de interactieprocessen tussen jongeren in een (on)veilige groepssfeer. Bij negatieve interactie kunnen ze leren om fouten te herstellen in het contact met anderen en de groep. Eerlijke groepsregels en afspraken helpen daarbij – zeker als je jongeren actief betrekt en rekening houdt met individuele behoeften en ervaringen.

Positieve groepscultuur

Positieve relaties tussen jongeren zorgen vaak voor minder stress en een groter gevoel van veiligheid. Als jongeren elkaar op een goede manier beïnvloeden, kunnen er positieve veranderingen ontstaan. Een mogelijke aanpak is de positive peer culture: een positieve groepscultuur, waarbij je als professional een doorslaggevende rol hebt. Je maakt duidelijke afspraken met de jongeren die hun autonomie ondersteunen en kijkt mee of ze die naleven. Tegelijk pas je zo weinig mogelijk dwang en drang toe. Hierdoor ervaren ze dat ze in een veilige omgeving verblijven. Samen beslissingen nemen en goed gedrag stimuleren zijn waardevolle manieren om een veilige omgeving te creëren (Eltink et al., 2024; Sonderman, 2023; Zelechoski et al., 2013).

Spanningen op de groep

Het is belangrijk dat professionals goed letten op hoe jongeren met elkaar omgaan. Door op tijd spanningen of negatieve patronen in de groep te herkennen, kun je conflicten en agressie voorkomen. Als professionals kun je via training je bewustzijn van deze processen vergroten. Kinderen en jongeren met aanpassingsproblemen zijn vatbaarder voor geweld door leeftijdsgenoten. Als zij ook geweld van personeel meemaken, neemt dit risico nog verder toe (Khoury-Kassabri & Attar-Schwartz, 2014; Riemersma et al., 2023; Sonderman, 2023). 

Wanneer jongeren angstig zijn voor anderen op de groep, is het belangrijk daarop alert te blijven en te observeren. Ga er zo mogelijk over in gesprek. Voorlichtingsprogramma’s die aansluiten bij de leeftijd en behoefte van het kind of de jongere, helpen hierbij. Ook als de situatie tijdelijk rustig lijkt, hoor je als professional alert te blijven. Zo draag je bij aan een veilige omgeving waarin professionals samenwerken aan veiligheid en veiligheidsbeleving. Met ruimte voor aanvaardbare risico's, zodat jongeren hun autonomie vergroten (Van der Helm et al., 2011; 2017).

Jongeren en hun ouders noemen de volgende aandachtspunten voor professionals om grensoverschrijdend gedrag tussen jongeren te voorkomen:

  • Geef voorlichting en informatie over groepsdruk, pesten, discriminatie, agressie en seksueel misbruik binnen de groep. Leg uit wat normaal gedrag is en wat niet, en wat je wel en niet accepteert.
  • Wees zichtbaar en geef het goede voorbeeld. Door zichtbaar en aanspreekbaar te zijn en als rolmodel op te treden, kun je grensoverschrijdend gedrag voorkomen. Geef voldoende individuele aandacht aan kinderen en jongeren, bespreek regelmatig de interacties en bescherm ook tegen drugsmisbruik (art. 33 IVRK).

Reageer bij grensoverschrijdend gedrag. Als je grensoverschrijdend gedrag ziet, moet je altijd ingrijpen. Kinderen en hun ouders zeggen daarover: “Als je het ziet, moet je iets doen!”

4.1.4. Onderlinge interactie tussen professional en jongere

Toelichting op de aanbeveling

  • Stimuleer positieve onderlinge interactie tussen de professional en de jongere.

Interactie tussen professional en jongere

Open dialogen dragen bij aan wederzijds begrip en vertrouwen. Het gaat dan om dialogen waarin jongeren met professionals hun ervaringen, zorgen en ideeën delen over veiligheid en autonomie. Herstel het als professional ook zelf als er iets ‘fout’ gaat in het contact, wees daarbij eerlijk en open. Vermijd regels die goed contact in de weg staan, zoals isolatie, en vertrouw op het vermogen van kinderen en jongeren om met dagelijkse uitdagingen om te gaan. Blijf bovendien alert op signalen van beheersing.

Samen beslissen

Gedeelde besluitvorming draagt bij aan veiligheid, autonomie en het gevoel van eigenwaarde (richtlijn Samen beslissen over hulp; Parhar et al., 2008; Sondeijker et al., 2020). Door jongeren actief te betrekken bij het nemen van beslissingen, stimuleer je hun intrinsieke motivatie, vertrouwen en persoonlijke ontwikkeling (Parhar et al., 2008). Hierdoor ervaren ze meer controle over hun leven, wat hun gevoel van veiligheid versterkt (art. 12 IVRK). Uit onderzoek blijkt ook dat wanneer je dwang en drang in de besluitvorming vermijdt, dit het gevoel van respect en waardigheid vergroot (richtlijn Samen beslissen over hulp; Parhar et al., 2008).

Zonder oordelen

Deze manier van werken benadrukt dat jongeren belangrijke samenwerkpartners zijn in het jeugdzorgproces. Hun stem en keuzes worden gerespecteerd. Als kinderen en jongeren moeite hebben met bepaalde situaties, biedt deze aanpak ruimte om samen oplossingen te zoeken zonder te oordelen (richtlijn Samen beslissen over hulp). Dit zorgt voor een omgeving waarin jongeren zich veilig voelen om hun zorgen en behoeften te uiten. Ze weten dat professionals hen serieus nemen en actief betrekken bij het zoeken naar oplossingen. Dat draagt bij aan intrinsieke motivatie, vertrouwen en persoonlijke ontwikkeling van jongeren (Eltink et al., 2024).

Dwang vermijden

Het gebruik van dwang moet je als professional zoveel mogelijk vermijden (richtlijn Samen beslissen over hulp). Als je het toch wilt inzetten, is het belangrijk eerst te luisteren, gevoelens te bespreken en te zoeken naar andere oplossingen. Als dat niet werkt, kan een (van tevoren besproken) consequentie volgen. Dit moet dan een consequentie zijn die tijdelijk is, direct volgt op het gedrag en duidelijk gekoppeld is aan de overtreden grens. Ook moet de consequentie haalbaar, evenredig en niet-schadelijk zijn. En tot slot is het nodig dat de consequentie het gedrag begrenst. Niet de persoon wordt veroordeeld, wel het gedrag. Na verloop van tijd keert het vertrouwen terug, samen met de vrijheden (Sondeijker et al., 2020). 

Deze benadering sluit aan bij de richtlijn Samen beslissen over hulp, die pleit voor samenwerking tussen jongeren, hun ouders en professionals. Als je de stem van jongeren erkent en het partnerschap tussen jongeren, hun ouders en professionals versterkt, verbeter je de hulpverlening en de veiligheidsbeleving en het welzijn van alle betrokkenen (Eltink et al., 2024; Sondeijker et al., 2020).

4.1.5. Reflectie en teamcoaching als veiligheidsinstrument

Toelichting op de aanbeveling

  • Zet reflectie en teamcoaching in als veiligheidsinstrument.

Reflectie, intervisie en teamcoaching

Om te voorkomen dat de nadruk komt te liggen op controle, moeten professionals kritisch kunnen kijken naar hun eigen handelen en het handelen van hun team. Reflectie, intervisie en teamcoaching helpen daarbij. Ook dragen die bij aan het professioneel handelen van het hele team.

Regelmatig reflecteren

Werken in de jeugdhulp met verblijf is intensief. Als professionals ben je afhankelijk van elkaar en de werkomgeving kan veeleisend zijn. Het is een uitdaging om de juiste balans te vinden: aan de ene kant wil je genoeg flexibiliteit om de ontwikkeling van jongeren te stimuleren, aan de andere kant is er voldoende controle nodig om chaos en problemen te voorkomen. Bij het zoeken naar die balans komen vaak dilemma's voor. 

Om te voorkomen dat de nadruk te veel op controle komt te liggen, is het belangrijk dat je als professional regelmatig reflecteert op je eigen handelen en het handelen van je team. Zorg dat je daarvoor een passende reflectiemethode gebruikt (Dekker & Van Miert, 2020). Een team dat stabiel en veilig is, reflecteert regelmatig op emoties, dilemma’s en twijfels om het professioneel handelen te versterken en het handelen vanuit angst, onzekerheid en/of machteloosheid te verminderen (De Valk, 2019; Formenti & Rigmonti, 2020).

Reflectiemethode voor teams

De academische werkplaats ontwikkelde een methode (Nooteboom et al, 2019). De methode helpt om samen het werk te evalueren, zodat je ervan kan leren en beter leert omgaan met lastige situaties. Drie onderdelen staan centraal:

  • Zorg voor een veilige basis: teamleden moeten zich durven uitspreken. Gelijkwaardigheid, vertrouwen, duidelijke communicatie, afspraken nakomen en de onderlinge relatie tussen de teamleden zijn belangrijk.
  • Stel reflectieve vragen: door goed door te vragen op wat iemand denkt of voelt, begrijp je keuzes beter. Het gaat niet om oordelen, maar om het leerproces van de professional.
  • Geef constructieve feedback: de feedback is eerlijk, opbouwend en helpt collega’s verder. Door patronen te benoemen, maak je elkaar bewust van hoe het team werkt en wat beter kan. 

4.1.6. Vrijheidsbeperkende maatregelen

Toelichting op de aanbeveling

  • Dring het gebruik van vrijheidsbeperkende maatregelen terug. Zorg dat je weet welke wettelijke kaders gelden voor het gebruik van vrijheidsbeperkende maatregelen op jouw werkplek. Bespreek dilemma’s en mogelijkheden met jongeren en hun ouders, collega’s en andere betrokkenen. Controleer of de technieken of maatregelen die je inzet passen bij de afgesproken procedures. 

Vrijheidsbeperkende maatregelen

Maartregelen moeten altijd proportioneel zijn (niet zwaarder dan nodig) en je hoort ze alleen te gebruiken als het niet anders kan (subsidiair) en als je een duidelijk doel hebt (doelmatig). Evalueer regelmatig of de maatregel nog werkt en of er een aanpassing nodig is.

Gesloten jeugdhulp

Sociale veiligheid 

Als professional in de gesloten jeugdhulp is het je opdracht om een zo veilig mogelijke leefomgeving te bieden, waarin je kinderen en jongeren ondersteunt en ze zich kunnen herstellen. Daarbij heb je ook een bepaalde invloed en macht. Denk aan het opstellen van regels of het bepalen welke observaties en ervaringen je rapporteert (Crewe, 2011). Het is belangrijk dat je je bewust bent van die invloed en die op een positieve manier inzet voor een sociaal veilig klimaat. 

Grensoverschrijdend gedrag door professionals

Onderzoek geeft inzicht in preventie van grensoverschrijdend gedrag door professionals. Het gaat hierbij over gedrag dat afwijkt van de beroepscodes, kwaliteitskaders en professionele moraal. Grensoverschrijdend gedrag is ook het onterecht of te streng inperken van de vrijheid, waardoor je kinderrechten en psychologische basisbehoeften schendt (De Valk, 2019; Höfte, 2024). De Valk (2019) spreekt over ‘beheersing’ als een autoriteitsfiguur doelbewust schade toebrengt aan het kind of de jongere, dan wel willekeurig of onwettig de vrijheid beperkt. Meestal gebeurt dit door de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen.

Wettelijke basis voor vrijheidsbeperkende maatregelen

Als professional mag je jongeren niet zomaar van hun vrijheid beroven (art. 37 IVRK). Je mag alleen vrijheidsbeperkende maatregelen inzetten als daar een wettelijke basis voor is. Dit betekent dat je ze uitsluitend mag inzetten als:

  • je de maatregel toepast binnen de gesloten jeugdhulp, met een machtiging van de kinderrechter;
  • de maatregel nodig is om de veiligheid van de jongere of anderen te waarborgen;
  • de maatregel helpt om gevaar voor de gezondheid voor de jongere of anderen af te wenden.;
  • de maatregel bijdraagt aan het bereiken van de doelen die met de jeugdhulp zijn vastgesteld voor de ontwikkeling van de jongere (art. 6.3.1.1 Jw). 

Maatregelen in het hulpverleningsplan

Het hulpverleningsplan is de basis wanneer je als jeugdprofessional vrijheidsbeperkende maatregelen toepast. Dit plan wordt vastgesteld zodra de jongere in de gesloten accommodatie aankomt. Hierin staat expliciet aangegeven welke maatregelen je kunt toepassen, wanneer en voor welke duur. Maatregelen die niet zijn opgenomen in het hulpverleningsplan mag je alleen inzetten ter overbrugging van een noodsituatie. Hierbij moet binnen twaalf uur instemming van een gedragswetenschapper komen en deze mag maximaal drie dagen duren (art. 6.3.1.2 Jw).

Sterkere rechtspositie 

Sinds 1 januari 2024 is de rechtspositie van kinderen en jongeren in de gesloten jeugdhulp versterkt. Er gelden nu strengere voorwaarden voor het opleggen van een vrijheidsbeperking. Een belangrijke aanvulling is het beginsel ‘Nee, tenzij’. Vrijheidsbeperking mag alleen als het echt niet anders kan.Ook zijn de voorwaarden voor vrijheidsbeperkende maatregelen en het verantwoorden daarvan aangescherpt. Het doel is dat kinderen en jongeren zo min mogelijk te maken krijgen met vrijheidsbeperking. Daarbij is het belangrijk dat het handelen of ingrijpen van een professional goed aansluit bij de problemen en de zorgbehoefte van de jongere. Dit vraagt om maatwerk.

Impact vrijheidsbeperkende maatregelen

Vrijheidsbeperkende maatregelen tasten de autonomie van  jongeren aan, beperkt vrijheden en kan schadelijk zijn. De maatregel kan zorgen voor een onveilig gevoel en leiden tot meer probleemgedrag. Ook hebben vrijheidsbeperkingen impact op groepsgenoten die er getuige van zijn (Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, 2022).Als er sprake is van ernstig grensoverschrijdend gedrag tijdens een incident of crisissituatie, moet je als professional technieken of maatregelen gebruiken die passen binnen de afgesproken werkwijze. Ze moeten altijd proportioneel, tijdelijk en doelmatig zijn. Als je hiervan afwijkt, ontstaat meer kans op onveiligheid en onvoorspelbaarheid.

Spanning verminderen 

Om grensoverschrijdend gedrag om te buigen, kunnen professionals spanningsopbouwschema’s gebruiken die gekoppeld zijn aan de-escalatieplannen. Een woedethermometer bijvoorbeeld, biedt inzicht in hoe woede zich opbouwt. De professional kan dan samen met de jongere bespreken wat die zelf kan doen of hoe anderen kunnen helpen om de spanning te verminderen (zie ook richtlijn Ernstige gedragsproblemen). 

Alternatieve strategieën

Leg de nadruk op het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen. Gebruik in plaats daarvan alternatieve strategieën om met uitdagend gedrag om te gaan. Denk aan het stimuleren van positieve gedragsverandering en het reguleren van emoties. Beperk het gebruik van restrictieve interventies en vrijheidsbeperkende maatregelen tot een minimum, en zet ze alleen in als het wettelijk mag. Volg het uitgangspunt: ‘Nee, tenzij’ en wees je bewust van de mogelijke negatieve gevolgen voor de autonomie en het gevoel van veiligheid van de jongere en andere betrokkenen.

Beperken van vrijheid in open jeugdhulp met verblijf

Anders dan in de gesloten jeugdhulp is voor de open jeugdhulp met verblijf in de wet geen regeling opgenomen die vrijheidsbeperking toestaat. Dit betekent dat je in de open jeugdhulp met verblijf geen vrijheidsbeperkende maatregelen mag toepassen, tenzij er sprake is van een noodsituatie (RSJ, 2023). Als professional is het belangrijk dat je het verschil kent tussen het beperken van vrijheid en gewone opvoedingsmaatregelen. Bespreek dit ook met jongeren zodra de kans bestaat dat hun vrijheid (tijdelijk) wordt beperkt of wanneer er afspraken worden gemaakt die zij mogelijk als beperking ervaren. Op die manier begrijpen zij beter wat er speelt en waarom bepaalde keuzes worden gemaakt. De Handreiking Omgaan met dilemma’s rond vrijheidsbeperking in de open jeugdhulp van het NJi kan hierbij helpen (Omgaan met dilemma’s rond vrijheidsbeperking in de open jeugdhulp). Belangrijke aandachtspunten daarbij zijn:

  • Spreek met jongerenkinderen, hun ouders, de gedragswetenschapper, collega’s en anderen over dilemma’s rond vrijheidsbeperking. Hoe kijken zij ernaar?
  • Vraag de vertrouwenspersoon of ervaringsdeskundigen om mee te denken.
  • Neem samen tijd en ruimte om te kijken welke mogelijkheden er zijn en om samen een passende aanpak te bedenken.
  • Blijf bij jezelf nagaan wat de situatie doet met jou, en of dat wat je doet in lijn is met je normen en waarden. En hoe je je erbij voelt.
  • Maak gebruik van hulpmiddelen, methoden, de beroepscode en goede voorbeelden.
  • Blijf openstaan om met elkaar te leren en te reflecteren op hoe het beter en anders kan. Maak hier tijd voor.
  • Registreer incidenten, analyseer ze en evalueer ze met alle betrokkenen en leer ervan.

Regels en afspraken

Eerlijke regels en afspraken zijn belangrijk om een optimale structuur, veiligheid en positieve interactie te waarborgen en daarmee het pedagogisch klimaat te verbeteren. Deze moeten de autonomie van jongeren en medewerkers ondersteunen en niet beperken (Eltink et al., 2020). Te veel regels en voorschriften kunnen juist het tegenovergestelde effect hebben: ze kunnen de motivatie van jongeren inperken of schaden (De Valk, 2019; Eltink et al., 2020; Van der Helm et al., 2018). Een jeugdprofessional laat jongeren daarom actief meedenken over de regels en afspraken. Daarbij is er aandacht voor de behoeften en ervaringen van iedere jongere. Zo ontstaat een omgeving waarin zij samen met professionals werken aan hun gevoel van veiligheid en autonomie (Van der Helm et al., 2017). Deze aanpak geeft de ruimte om risico’s te nemen en stimuleert persoonlijke groei. 

Meer flexibiliteit

Maak onderscheid tussen regels en afspraken: regels zijn over het algemeen minder flexibel dan afspraken. In een snel veranderende omgeving zoals jeugdhulp met verblijf is het aan te raden om het aantal regels te beperken (Van der Helm et al., 2018). Regels gelden meestal altijd, omdat ze vanuit externe instanties komen. Terwijl je afspraken kunt gebruiken om te reflecteren en aanpassen aan de situatie. Voor dagelijkse zaken is het vaak beter om samen afspraken te maken in plaats van regels van bovenaf op te leggen. Afspraken geven meer flexibiliteit en kun je beter aanpassen aan de ontwikkeling en volwassenheid van zowel jongeren als professionals.

In het onderstaande figuur is vereenvoudigd weergegeven hoe ervaringen van angst, onmacht en controleverlies bij professionals (vaak niet bewust) kunnen bijdragen aan sociale onveiligheid. Deze negatieve spiraal kan leiden tot machtsmisbruik. De afgelopen jaren zijn meerdere onderzoeken uitgevoerd naar verschijningsvormen van repressief handelen, de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen en methodische werkwijzen om repressief handelen te voorkomen (De Valk, 2019; Ellemers, 2022; Höfte, 2024).

sociale onveiligheid

Uit onderzoek blijkt dat de Individuele Proactieve Agressiehanteringsmethode (IPAM) leidt tot vermindering van vrijheidsbeperkende maatregelen (Valenkamp et al., 2011; Eltink et al., 2020). De aanpak bestaat uit een systeem van monitoring van agressie-incidenten en een individueel agressiehanteringsplan om het ontstaan of escaleren van agressie te voorkomen. Ook de methode Non Violent Resistance (geweldloos verzet) is gericht op het terugdringen van deze maatregelen. Deze aanpak is bedoeld om een gedragsverandering bij de jeugdprofessional te bewerkstelligen. De methode kent een aantal technieken waarbij het erom gaat onacceptabel gedrag van jongeren te stoppen zonder dat het escaleert en zonder dat de medewerker de jongere wil overtuigen van zijn eigen gelijk (Pelzer & Winters, 2024). 

Regels

De sociale domeintheorie van Smetana (2006) is een nuttig hulpmiddel bij het maken van afspraken. Deze theorie helpt professionals om onderscheid te maken tussen verschillende domeinen waarbinnen afspraken kunnen worden gemaakt, met aandacht voor de gedragsmatige gevolgen. Smetana (2006) identificeert vier domeinen:

1. Persoonlijk domein

Hier geldt geen absolute 'goed' of 'fout'. Te veel inmenging leidt vaak tot weerstand. Voorbeeld: kledingkeuze, besteding van zakgeld.

2. Conventioneel domein

In dit domein worden groepsafspraken gemaakt op basis van gedeelde waarden. Dit hangt af van zowel de waarden van jongeren als die van professionals. Voorbeeld: begroeten van anderen, op tijd komen voor afspraken.

3. Moreel domein

Hier gelden overkoepelende waarden die doorgaans cultuur overschrijdend zijn. Correctie wordt meestal begrepen en aanvaard. Voorbeeld: niet stelen, eerlijk zijn, iedereen rechtvaardig behandelen.

4. Veiligheidsdomein

In dit domein gelden regels en afspraken ter bevordering van veiligheid en gezondheid. Interpretaties van professionals spelen hierbij een belangrijke rol, en correctie dient goed onderbouwd te zijn.

4.1.7. Monitor veiligheid en veiligheidsbeleving

Toelichting op de aanbeveling

  • Monitor continu de veiligheid en veiligheidsbeleving van jongeren. Gebruik voor het monitoren van de veiligheid passende instrumenten, zoals de Veiligheidsbarometer of de Veiligheidsinstrumenten van Lammers en Brants. Evalueer jaarlijks de noodsituaties en/of vrijheidsbeperkende maatregelen die zijn genomen. Reflecteer hierbij op het algemene beleid en pas dit zo nodig aan.

Risicotaxatie-instrumenten

Binnen de jeugdhulp met verblijf is het belangrijk om veiligheidsrisico's zorgvuldig te beoordelen. Voor de richtlijn Samen beslissen over hulp zijn verschillende risicotaxatie-instrumenten geanalyseerd, in samenwerking met onderzoeksinstituten en praktijkinstellingen. Deze instrumenten voorspellen risico’s niet allemaal even goed, maar ze kunnen je als jeugdzorgprofessional wel helpen om veiligheidskwesties gestructureerd aan te pakken. Ze maken het makkelijker om gevoelens en vermoedens te formuleren en stimuleren gesprekken over veiligheidszaken met zowel ouders als jongeren.

Professionals benadrukken het belang van nauwe samenwerking tussen zorgverleners, onderwijsinstellingen, jongeren en hun ouders om een betrouwbare inschatting te maken van risicovol en grensoverschrijdend gedrag. Focus daarbij op de specifieke situatie en omstandigheden van de individuele jongeren (art. 3 IVRK). 

Veiligheid borgen

Zie als jeugdprofessional risicotaxatie-instrumenten als onderdeel van een bredere aanpak. Het doel is niet om alle risico's volledig weg te nemen, maar om samen met jongeren te bepalen wat veiligheid betekent en hoe die te waarborgen. Zo blijft er ook ruimte voor groei, ontwikkeling en autonomie. Instrumenten zoals de Veiligheidsinstrumenten van Lammers en Brants (2010), de Veiligheidsbarometer (Boeser & Van Montfoort, 2009) en het Overzicht Risico-indicatoren voor Risicoprofiel Jeugdhulp (Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, 2018) kunnen helpen om zicht te krijgen op de veiligheid van jongeren en mogelijke veiligheidsrisico’s.

Voorkomen van schijnveiligheid

Het werken met protocollen, richtlijnen en instrumenten kan volgens ervaringsdeskundigen, ouders en jongeren een vorm van schijnveiligheid creëren. Wees als professional daarom altijd kritisch en overleg bij eventuele vragen of zorgen met collega’s en/of een leidinggevende. Veiligheid en veiligheidsbeleving van jongeren moeten structureel aandacht krijgen, waarbij je ook ouders en het sociale netwerk actief betrekt. In jeugdhulp met verblijf kan het limit setting-model helpen om afspraken op te nemen in de begeleiding. Dit model streeft ernaar dat jongeren zo normaal mogelijk opgroeien, met verantwoordelijkheden die passen bij hun leeftijd en voldoende contact met betekenisvolle anderen. Het model vermijdt regels die dit contact hinderen, zoals isolatie, en gaat ervan uit dat professionals erop vertrouwen dat jongeren dagelijkse uitdagingen aan kunnen gaan. Gedwongen overplaatsingen als straf passen niet in dit model. 

Hoewel het limit setting-model voordelen heeft, bestaat het risico dat het onbewust gebruikt wordt om repressie goed te praten. Daarom is het belangrijk dat je bij de toepassing ervan aandacht besteedt aan de veiligheidsaspecten. Onjuist gebruik kan tot problemen leiden (Van der Helm, 2019).

4.1.8. Incidenten en klachten

Toelichting op de aanbeveling

  • Neem klachten van jongeren altijd serieus en investeer in een oplossing. Creëer een open cultuur waarin fouten bespreekbaar zijn en moedig elkaar aan om ervan te leren. Dat draagt dat bij aan meer veiligheid en betere zorg.

Lerende en open omgeving

Verschillende factoren beïnvloeden de veiligheid in de jeugdhulp met verblijf, en die gaan verder dan alleen de interactie tussen jongeren of met professionals. Om veiligheid goed te ondersteunen, is een diepgaand begrip van psychopathologie, complex gedrag en de-escalatiemethoden nodig. Zo kun je grensoverschrijdend gedrag voorkomen (De Valk, 2019). 

Professionals moeten passende training krijgen, zodat ze effectief kunnen handelen in situaties waarin ze zich machteloos voelen. Op organisatieniveau is het belangrijk om een omgeving te creëren waarin professionals inspraak hebben en niet worden gestraft voor fouten. Dit draagt bij aan een cultuur van openheid en voortdurende verbetering (Van der Helm, 2019). 

Dit betekent dat instellingen effectieve leerprocessen moeten inrichten, waarbij ze incidenten registreren en grondig analyseren, zodat ze ervan kunnen leren. Goed incidentenbeleid is doorslaggevend. Hierin staat duidelijk beschreven hoe de organisatie omgaat met incidenten, dat die professionals zo goed mogelijk moet steunen zodat ze zich welkom voelen om openlijk over fouten te praten. 

Samen terugkijken

Betrek als professional ouders altijd bij incidenten, zodat zij op de hoogte zijn van onveilige situaties waarin hun kind terechtkomt. Een waardevolle methode om van incidenten te leren, is de 'leerreview'. Verschillende betrokkenen, waaronder professionals en jongeren, kijken daarbij op een veilige en constructieve manier terug op incidenten, met als doel om ervan te leren en verbeteringen door te voeren. Zo’n continu proces van reflectie en verbetering helpt om de veiligheid en het welzijn van jongeren te waarborgen.

Regelgeving over klachten 

Daarnaast moeten organisaties voldoen aan de eisen van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Deze wet schrijft voor hoe organisaties incidenten en klachten moeten afhandelen om de veiligheid en kwaliteit van zorg te waarborgen. Jongeren moeten goed geïnformeerd worden over vertrouwenspersonen van Jeugdstem en over de klachtenprocedure. Het moet helder zijn hoe ze een klacht kunnen indienen, en deze procedure moet eenvoudig en toegankelijk zijn. 

Uit onderzoek van Ellemers (2020) naar foutenculturen blijkt dat een open cultuur kan bijdragen aan een meer veiligheid en betere zorg. In een open cultuur zijn fouten bespreekbaar en ervaren professionals de aanmoediging om van die fouten te leren.

5. Ouderschap en ouderbetrokkenheid

Over ouderschap en ouderbetrokkenheid

Deze bouwsteen beschrijft hoe te werken aan een effectieve en gelijkwaardige samenwerking tussen ouders en beroepsopvoeders, met speciale nadruk op onderling respect, begrip en transparante communicatie. Ook gaat deze bouwsteen in op hoe beroepsopvoeders deze principes op maat kunnen toepassen in de praktijk.

Vraag en aanbevelingen

5.1. Ouders ondersteunen

Hoe kun je ouders ondersteunen hun ouderschap invulling te geven tijdens jeugdhulp met verblijf?

Aanbevelingen

5.1.1. Ouders als essentiële partners

  • Zie, erken en herken ouders als essentiële partners en laat ze zich welkom voelen. Zie ouders als gelijkwaardige partners in het zorgproces van hun kind. Neem de tijd om het perspectief van ouders te begrijpen en te onderzoeken hoe de jongere naar de ouders kijkt. Vraag naar de inzichten van ouders en sta open voor hun ervaringen. Doe dit met de reden om een samenwerkingsgerichte cultuur te bevorderen waarin het welzijn van de jongere voorop staat. Zoek en streef naar gelijkwaardige samenwerking.

5.1.2. Machtsverschillen

  • Wees je bewust van machtsverschillen. Erken dat er machtsverschillen kunnen bestaan tussen professionals en ouders en neem actief stappen om deze te verkleinen. Vraag ouders naar hun perspectief, wees transparant en eerlijk in je communicatie. Door samen het gesprek te voeren, kun je een vertrouwensband opbouwen. 

5.1.3. Vertrouwen

  • Wees je bewust van wantrouwen en bouw aan vertrouwen. Let op de signalen van een verstoorde samenwerking of onopgeloste spanningen tussen professionals die eerder betrokken waren, huidige professionals, het team en de ouders. Reageer proactief, houd de communicatiekanalen open en ga op zoek naar constructieve oplossingen. 

5.1.4. Communicatie

  • Communiceer transparant en creëer betrokkenheid. Investeer in de verbinding met ouders door ze te betrekken bij de besluitvorming over hun kind en het regelen van de behandeling. Wees open en eerlijke communicatie. Werk samen aan het vergroten van de ouderlijke empowerment. Versterk op deze manier vertrouwen.

5.1.5. Gezinsondersteuning versterken

  • Versterk en ondersteun ouderlijke empowerment. Met motiverende gespreksvoering ondersteun je ouders bij het erkennen, benutten en versterken van hun krachten en hulpbronnen. Stimuleer als jeugdprofessional eigen regie, controle, autonomie en zelfvertrouwen in het zorgproces van het gezin.

5.1.6. Op maat werken

  • Wees cultuursensitief, sluit aan bij individuele behoeften en bied passende ondersteuning.

5.1.1. Ouders als essentiële partners

Toelichting op de aanbeveling

  • Zie, erken en herken ouders als essentiële partners en laat ze zich welkom voelen. Zie ouders als gelijkwaardige partners in het zorgproces van hun kind. Neem de tijd om het perspectief van ouders te begrijpen en te onderzoeken hoe de jongere naar de ouders kijkt. Vraag naar de inzichten van ouders en sta open voor hun ervaringen. Doe dit met de reden om een samenwerkingsgerichte cultuur te bevorderen waarin het welzijn van de jongere voorop staat. Zoek en streef naar gelijkwaardige samenwerking.

Verbinden met ouders

Door nauw samen te werken met ouders ontstaat een constructieve verbinding, die kan bijdragen aan de ontwikkeling van de jongere. Dit betekent dat je als professional niet alleen focust op de individuele ontwikkeling en zorg van een jongere, maar ook rekening houdt en begrip toont voor de ouderlijke rol en het bredere netwerk (art. 8 EVRM). 

Door open te staan voor de inzichten en ervaringen van ouders en op een stimulerende en verbindende manier met hen in gesprek te gaan, voelen ze zich betrokken en meegenomen in de besluitvorming. Zo erken je ouders als belangrijke partners in het hulpverleningsproces (art. 5, 9 en 18 IVRK). Deze werkwijze helpt je ook een breder beeld van de situatie van de jongere te krijgen (zie Toekomstgericht werken).

Samenwerken met ouders

Voor het bevorderen van de samenwerkingen met ouders kun je je als professional richten op de volgende acties:

  1. Je betrekt ouders actief bij alle aspecten van de hulpverlening, van de planning tot de uitvoering. Dit houdt in dat je regelmatig overlegt en besluiten gezamenlijk neemt.
  2. Je zorgt voor heldere en eenduidige communicatie met ouders en biedt educatieve programma's over zorgprocedures en ondersteuning van jongeren.
  3. Je toont empathie en respect voor de ervaringen en gevoelens van ouders. Erken en ondersteun hun rol als deskundigen over hun kind.
  4. Je ontwikkelt en voert flexibele zorgplannen uit, aangepast op de behoeften en omstandigheden van elke situatie aan.

Als je jongeren en hun ouders ziet als experts over hun eigen leven en gelijkwaardig behandelt, tellen zowel de kennis van professionals als de ervaring van het gezin mee bij het nemen van beslissingen (zie bouwsteen Toekomstgericht werken en richtlijn Samen beslissen over hulp). Door tijdgebrek en hoge werkdruk is het voor de professional soms lastig om echt goed te luisteren naar jongeren en hun ouders. Toch zijn er professionals bij wie jongeren en ouders zich wel gehoord voelen. Dat lukt vooral als je als professional open luistert, zonder te oordelen (Spijk-de Jonge et al., 2022).

Uitdagingen ouders

De uitdagingen van ouders van jongeren in de jeugdhulp met verblijf kunnen variëren. Het kan gaan om persoonlijke problemen, trauma's uit het verleden, zorgen over machtsongelijkheid en angst voor stigmatisering (Spijk-de Jonge et al., 2022; Veerman et al., 2024). Deze uitdagingen kunnen de samenwerking met professionals lastiger maken. Dit zijn voorbeelden van uitdagingen:

  1. Ouders kunnen bang zijn voor stigmatisering en ingrijpen. Ze vrezen vaak dat openheid over hun problemen leidt tot stigmatisering of zelfs tot gedwongen interventies. Hierdoor kunnen zij terughoudend zijn om volledig deel te nemen aan het hulpverleningsproces.
  2. De machtsongelijkheid tussen ouders en jeugdhulpverleners kan tot wantrouwen leiden. Vooral in situaties waarin gedwongen maatregelen dreigen, voelen ouders zich overweldigt en niet gehoord in het besluitvormingsproces.
  3. Persoonlijke en intergenerationele trauma’s beïnvloeden het vertrouwen van ouders in het jeugdhulpsysteem en hun bereidheid om samen te werken.
  4. Ouders hebben behoefte aan empathie, respect en ondersteuning. Ze willen graag dat je hun rol en deskundigheid over hun kind erkent in het hulpverleningsproces. Deze behoeften en uitdagingen negeren, kan de effectiviteit van jeugdhulp verminderen.

Een goede samenwerking tussen ouders en professionals vraagt om betrokkenheid, respect, duidelijke informatie over besluitvorming, aandacht, emotionele steun en advies over gezinsuitdagingen. Dit alles draagt bij aan betere ondersteuning voor deze gezinnen (Harder et al., 2018; Spijk-de Jonge et al., 2022). Het doel blijft altijd hetzelfde: het welzijn van de jongere. In de samenwerking behandel je ouders gelijkwaardig.

Contact houden

Verschillende studies laten zien dat de betrokkenheid van ouders een doorslaggevende factor is voor het welzijn en de ontwikkeling van jongeren in de jeugdhulp met verblijf (Simons et al. 2019, 2020; Spijk-de Jonge et al., 2022). Wanneer je ouders actief betrekt, versterk je het pedagogisch klimaat en dat leidt tot betere behandelresultaten (Tang et al., 2024). 

Jongeren die contact onderhouden met hun ouders en netwerk, hebben een grotere kans om eerder terug te keren naar de eigen omgeving. Hun verblijf in de jeugdhulpinstelling is gemiddeld korter (Ringbom et al., 2022; richtlijn Uithuisplaatsing en terugplaatsing). Ook kan het contact tussen ouder en kind van invloed zijn op toekomstige relaties en het welzijn van zowel de jongere als de ouders (Simons et al., 2019). Je kunt hier via psycho-educatie en regelmatig contact een belangrijke bijdrage aan leveren (richtlijn Samen beslissen over hulp).

Wederzijds respect, begrip en transparante communicatie tussen professionals en ouders helpen om goed samen te werken. Zo bouw je aan een sterke onderlinge alliantie (Pelzer & Winters-van Eekelen, 2024; Tang et al., 2024).

Uit onderzoek blijkt dat een goede samenwerking met ouders zorgt voor betere zorgresultaten en meer tevredenheid bij ouders en professionals. Interventies zoals Close Collaboration with Parents, tonen aan dat nauwe samenwerking bijvoorbeeld leidt tot meer ouderlijke aanwezigheid. Dit ondersteunt de ontwikkeling en het welzijn van de jongere (BioMed Central). 

Ook uit andere onderzoeken blijkt dat familiegerichte zorgmodellen, die in veel verschillende situaties toepasbaar zijn, goed werken. Bij deze modellen werken gezinsleden en professionals samen, wordt rekening gehouden met de familiecontext en krijgen jongeren, hun ouders en professionals goede voorlichting en ondersteuning (BioMed Central) (Tang et al., 2024).

5.1.2. Machtsverschillen

Toelichting op de aanbeveling

  • Wees je bewust van machtsverschillen. Erken dat er machtsverschillen kunnen bestaan tussen professionals en ouders en neem actief stappen om deze te verkleinen. Vraag ouders naar hun perspectief, wees transparant en eerlijk in je communicatie. Door samen het gesprek te voeren, kun je een vertrouwensband opbouwen. 

Bewustzijn machtsverschillen

Ouders van kinderen in de jeugdhulp met verblijf voelen angst en wantrouwen. Ze zijn bang dat ze hun ouderlijk gezag verliezen. Het Nederlandse jeugdhulpsysteem is opgedeeld in het vrijwillige en gedwongen kader. Ouders zijn zich vaak bewust van de mogelijkheid dat ze te maken kunnen krijgen met een gedwongen interventie. Ook verwijzen sommige professionals hiernaar, waardoor ouders nog bezorgder raken en meer machtsongelijkheid ervaren. Ze hebben in die situaties vaak het idee dat hun stem niet wordt gehoord. Dat speelt vooral bij intergenerationele problematiek, waarbij ouders negatieve ervaringen met hulpverlening hebben (Spijk-de Jonge et al., 2022; Veerman et al., 2024).

Belangenconflict voorkomen

De angst voor gedwongen interventies gaat ten koste van de werkrelatie. Dit gebeurt vooral wanneer professionals beloftes niet kunnen nakomen of onder tijdsdruk staan. Een taakconflict over wat de beste oplossing voor hun kind is, kan dan uitgroeien tot een belangenconflict, waarbij beide partijen proberen hun standpunt door te drukken. 

Belangenconflicten zijn vaak niet expliciet en kunnen het herstelproces onbewust negatief beïnvloeden. Hierdoor kan de werkalliantie tussen ouders en professional escaleren en kunnen dwangmaatregelen ingezet worden. Soms is er ook sprake van repressief gedrag (De Valk, 2019; Spijk-de Jonge et al., 2022). Begrip van deze dynamiek helpt om gebrek aan vertrouwen in de werkrelatie op te lossen en wantrouwen te verminderen (Spijk-de Jonge et al., 2022; Veerman et al., 2024).

Gelijkwaardig communiceren

Hoewel er een duidelijke scheiding is tussen jongeren, hun ouders en professionals, is het belangrijk om gelijkwaardig te communiceren (richtlijn Samen beslissen over hulp). Hoewel ouders zich misschien nooit volledig gelijkwaardig voelen aan professionals, omdat ze afhankelijk van hen zijn (Van den Berge, 2019). Uit ervaringskennis blijkt dat ouders vooral willen dat je hen betrekt bij de behandeling van hun kind en dat je transparant bent over de behandeling.

5.1.3. Vertrouwen

Toelichting op de aanbeveling

  • Wees je bewust van wantrouwen en bouw aan vertrouwen. Let op de signalen van een verstoorde samenwerking of onopgeloste spanningen tussen professionals die eerder betrokken waren, huidige professionals, het team en de ouders. Reageer proactief, houd de communicatiekanalen open en ga op zoek naar constructieve oplossingen. 

Proactief reageren

Door als professional proactief te reageren op signalen, kun je het wantrouwen herstellen en de voortgang van de behandeling waarborgen. Door de ouderbetrokkenheid in combinatie met de leefklimaatmeting te meten, kun je makkelijker naar eventueel wantrouwen vragen en dit herstellen.

Alliantiebreuken voorkomen

Om de samenwerking met ouders te vergroten, is het belangrijk om oog te hebben voor alliantiebreuken (samenwerkingsbreuken). Deze treden op bij spanningen of misverstanden in de samenwerking tussen ouders en professionals. Hierdoor kunnen ouders zich emotioneel afsluiten, wat ten koste gaat van de samenwerking en behandeling van de jongere (Roest, 2020). Met deze strategieën voorkom je alliantiebreuken en zorg je dat je de samenwerking met ouders kunt voortzetten:

  • Streef naar open, eerlijke en proactieve communicatie met ouders. Je moedigt ouders aan om hun zorgen en perspectieven te delen en reageert empathisch op hun feedback.
  • Toon empathie. Je luistert actief naar de emoties en zorgen van ouders en toont begrip voor hun perspectieven. Door empathie te tonen, bouw je aan een positieve werkrelatie en versterk je het vertrouwen.
  • Bevorder zelfreflectie. Je moedigt ouders aan om op hun gedachten en gevoelens over de behandeling en therapie van hun kind te reflecteren. Dit vergroot hun bewustwording en draagt bij aan een constructieve samenwerking.
  • Moedig flexibiliteit aan. Je stimuleert flexibiliteit en aanpassingsvermogen in de samenwerking met ouders. Erken de behoeften en situatie van elke ouder en pas je aanpak hierop aan.
  • Wees transparant in de communicatie. Je bent open over de doelen, voortgang en uitdagingen van de behandeling. Zo ontstaat er meer begrip en vertrouwen in de samenwerking met ouders.
  • Neem samen besluiten. Je betrekt ouders actief bij de besluitvorming over de behandeling van hun kind. Geef ouders ook een stem bij het vaststellen van doelen en behandelplannen.
  • Beslis samen. Je stimuleert een samenwerking waarbij je samen met de ouders beslissingen neemt over de jongere. Hierbij respecteer je de expertise van beide partijen. Hierdoor ervaren ook ouders eigenaarschap en verantwoordelijkheid en dat komt de behandeling ten goede. Je besteedt ook aandacht aan het opbouwen van ouderlijke vaardigheden, betrokkenheid bij behandelplanning en het bevorderen van het contact tussen ouder en de jongere (Roest, 2020; Tang et al., 2024; Van Eck et al., 2024).

5.1.4. Communicatie

Toelichting op de aanbeveling

  • Communiceer transparant en creëer betrokkenheid. Investeer in de verbinding met ouders door ze te betrekken bij de besluitvorming over hun kind en het regelen van de behandeling. Wees open en eerlijke communicatie. Werk samen aan het vergroten van de ouderlijke empowerment. Versterk op deze manier vertrouwen.

Communicatie met ouders

Open en eerlijke communicatie tussen professionals en ouders is een bouwsteen voor effectieve samenwerking. Zorg dat je als professionals actief luistert naar het perspectief en de behoeften van ouders. Door met elkaar de doelen en aanpak vast te stellen, ontstaat er gezamenlijk begrip en commitment (richtlijn Samen beslissen over hulp). 

De professional heeft hierbij een centrale rol door open en helder te communiceren over verantwoordelijkheden, doelen en de voortgang van het hulpverleningstraject. Hierdoor neemt het vertrouwen toe en verloopt de samenwerking makkelijker. De methodiek In Samenspraak Beslissen is een passende interventie die open en eerlijke communicatie aanmoedigt (Van Laarhoven & Purmer, 2023). 

De interventie zorgt ervoor dat je als professional ouders actief betrekt en verbindt bij het besluitvormingsproces over de zorg en behandeling van hun kind. Het doel is om samen tot een weloverwogen beslissing te komen. Deze beslissing sluit aan bij de behoeften en voorkeuren van kind, ouders en professionals en is gebaseerd op de beste beschikbare kennis en expertise (Van Laarhoven & Purmer, 2023).

Richt je voor het transparant delen van informatie op het volgende:

  • Gerichte informatieverstrekking. Je zorgt ervoor dat de informatie aan ouders relevant en afgestemd is op hun specifieke situatie en behoeften. Dit voorkomt dat ouders overweldigd raken door te veel of onbelangrijke details.
  • Participatie bij hulpverleningsplan. Je betrekt ouders bij het opstellen van het hulpverleningsplan en andere belangrijke documenten. Dit zorgt voor meer betrokkenheid en begrip van het proces, en versterkt hun positie als partner in de zorg.
  • Rechten van ouders met en zonder gezag. Je respecteert de wettelijke rechten van ouders.
    • Ouders die het gezag hebben over hun kind, hebben het recht om beslissingen te nemen over de zorg en behandeling. Ook moeten zij toestemming geven voor bepaalde handelingen.
    • Van ouders zonder gezag heb je geen toestemming nodig, maar zij hebben wel recht op informatie over de jeugdhulp.
    • Van jongeren vanaf 16 jaar heb je bovendien toestemming nodig om informatie met de ouders te delen (art. 7.3.4 Jw).
  • Continuïteit en participatie. Bij jeugdhulp met verblijf is de behandeling tijdelijk intensiever. Je informeert ouders door regelmatig updates te sturen. Door hen uit te nodigen, ontstaat er meer betrokkenheid. Dit helpt ouders om zich verbonden te voelen met het hulpverleningsproces.
  • Perspectiefwisselingen betrekken. Je zorgt ervoor dat ouders zich gehoord en gerespecteerd voelen in het proces door actief aandacht te besteden aan de mogelijke perspectiefwisselingen. Ook betrek je ouders bij de besluitvorming over de toekomst van hun kind.
  • Sterke alliantie opbouwen. Bevorder een sterke alliantie met ouders, die gebaseerd is op vertrouwen, respect en gedeelde besluitvorming. Dit heeft een merkbaar effect op de behandeling (De Greef, 2019; Lamers, 2016; Mihalo & Valenti, 2018; Van Eck et al., 2024).

Transparantie houdt in dat er consistent gehandeld wordt, er openheid is over de acties en beslissingen en actief feedback wordt gevraagd om ervoor te zorgen dat anderen goed betrokken en geïnformeerd zijn. Deze transparante benadering is meestal voldoende om een effectieve samenwerking aan te gaan (Roest, 2020; Van den Berge, 2019; Van Eck et al., 2024). Professionals stellen niet alleen de zorg en ontwikkeling van de jongere centraal, maar bekijken ook de rol van de ouder vanuit een breder perspectief (richtlijn Samen beslissen over hulp; Geurts et al., 2012). In dit kader vormt de methode Verbindend gezag als effectieve benadering, een voorbeeld waarin ouders ondersteunt worden bij het opbouwen van een liefdevolle, respectvolle en gelijkwaardige relatie met hun kinderen. De methode richt zich op het ontwikkelen van een sterke band tussen ouders en de professional en het aanleren van sociale vaardigheden, waardoor jongeren minder behoefte hebben om grensoverschrijdend gedrag te vertonen (Pelzer & Winters-van Eekelen, 2024). Professionals dienen zich bewust te zijn van de mogelijke ingewikkeldheden bij de communicatie tussen ouders onderling. In het geval van een (complexe) echtscheiding kunnen er spanningen spelen tussen de ouders, wat invloed heeft op de samenwerking en communicatie (zie ook de richtlijn Scheiding). Rekening houdend met dit spanningsveld dient geïnvesteerd te worden in een soepele samenwerking en communicatie met beide ouders.

5.1.5. Gezinsondersteuning versterken

Toelichting op de aanbeveling

  • Versterk en ondersteun ouderlijke empowerment. Met motiverende gespreksvoering ondersteun je ouders bij het erkennen, benutten en versterken van hun krachten en hulpbronnen. Stimuleer als jeugdprofessional eigen regie, controle, autonomie en zelfvertrouwen in het zorgproces van het gezin.

Regie en kracht

In de dynamiek van gezinsondersteuning hebben regie en kracht van het gezin een centrale rol. Het is belangrijk dat je die als jeugdprofessional versterkt. Daar hoort ook het empoweren van ouders in het zorgproces bij. Streef ernaar de ouderlijke betrokkenheid te vergroten en stimuleer gezamenlijke besluitvorming. Stel als jeugdprofessional ouders in staat om hun eigen capaciteiten en hulpbronnen te gebruiken, zodat ze uitdagingen aan kunnen en positieve veranderingen in het gezin op gang brengen (Nooteboom et al., 2022; Pelzer & Winters- van Ekelen, 2024). 

Empowerment en eigen kracht zijn nauw met elkaar verbonden. Empowerment concentreert zich meer op het proces van het vergroten van de controle, autonomie en zelfvertrouwen van individuen of groepen. Eigen kracht gaat meer over de vermogens en middelen die iemand al heeft. Voor ouders in jeugdhulp met verblijf betekent ouderlijke empowerment dat je een omgeving en ondersteunende structuur biedt waarin ouders hun eigen krachten herkennen, benutten en versterken. Zo kunnen ze positieve veranderingen in gang zetten en hun rol als opvoeders beter vervullen (Blankenstein et al., 2022; Spijk-de Jonge et al., 2022). 

Soms worden ouders samen met hun kind of kinderen uithuisgeplaatst. Ze krijgen dan een behandeling en expliciete ondersteuning bij de opvoeding (Barth et al., 2023; Harder et al., 2024; Van der Asdonk et al., 2020). Een voorbeeld is KINGS, een traumabehandeling voor kwetsbare gezinnen (Zeinstra et al., 2024). 

Eigen regie ondersteunen

Als professional kun je de eigen regie van gezinnen ondersteunen door een goede samenwerkingsrelatie op te bouwen, keuzemogelijkheden te bieden en open en duidelijk te communiceren over het hulpverleningstraject. Als je de eigen kracht van gezinnen erkent en benadrukt, groeit het zelfvertrouwen van ouders en nemen ze actiever deel aan de gezinsondersteuning (Nooteboom et al., 2020). Eigen regie van de jongere en de ouders betekent dat je als professional de hulp afstemt op hun wensen (GGZ Standaarden, 2018). 

Communicatie met ouders

Wil je als professional positieve relaties met ouders opbouwen? Zet dan effectieve communicatievaardigheden in. Voorbeelden hiervan zijn: ouders serieus nemen als gesprekspartners en hen actief betrekken bij de besluitvorming. Hierbij kun je bijvoorbeeld gebruikmaken van twee communicatiestijlen: engageren en positioneren (Broersen & Klapwijk, 2022). Bij engageren motiveer je ouders en sluit je aan bij hun wensen en verwachtingen, bij positioneren leg je de nadruk op de ontwikkeling en veiligheid van hun kind (Bartelink et al., 2017).

Als professional kun je de oplossingsgerichte benadering, motiverende gesprekstechnieken of empowermenttheorieën gebruiken om de sterke kanten van ouders te benadrukken. Motiverende gespreksvoering is een niet-sturende manier van werken, die gericht is op gedragsverandering en het vergroten van de intrinsieke motivatie van ouders (Eenshuistra, 2021). Bij deze gespreksvoering verken en versterk je samen met ouders hun motivatie om positieve veranderingen tot stand te brengen, zowel in hun eigen leven als in dat van hun kind. 

Complexe situaties 

Je bouwt een werkrelatie met ouders op door de verbinding aan te gaan en ze te betrekken bij visie, wensen, ideeën en mogelijkheden. Dat versterkt hun verantwoordelijkheid als ouder (Blankestein et al., 2021). Houd daarbij rekening met situaties die de samenwerking moeilijker maken en de werkrelatie en communicatie verstoren. Denk aan een (complexe) echtscheiding. Zo’n situatie vraagt om zorgvuldige en evenwichtige communicatie met beide ouders.

Meerdere onderzoeken hebben inzicht geboden in de factoren die ouderparticipatie beïnvloeden, therapeutische benaderingen binnen jeugdhulp met verblijf, en strategieën om ouderlijke empowerment en eigen regie te versterken (Blankenstein et al., 2022; Nooteboom et al., 2020; Simons et al., 2019; Spijk-de Jonge et al., 2022).

De term 'eigen kracht' verwijst naar de intrinsieke capaciteiten, hulpbronnen en veerkracht die individuen, gezinnen en gemeenschappen bezitten om uitdagingen aan te gaan en problemen op te lossen zonder afhankelijk te zijn van externe hulp of interventies. Eigen kracht omvat de mogelijkheid om autonome beslissingen te nemen en controle uit te oefenen over het eigen leven en de omstandigheden (Nooteboom et al., 2020). In de specifieke context van jeugdhulp met verblijf wordt eigen kracht gezien als een focuspunt voor het versterken van de veerkracht van gezinnen.

Binnen de context van gezinsondersteuning wordt er gesproken over het concept van 'eigen regie'. Dit begrip is echter niet altijd helder gedefinieerd, waardoor er behoefte is aan verduidelijking. In een recent onderzoek zijn ouders gevraagd naar hun perspectief op eigen regie, hun ervaringen tijdens hulpverleningstrajecten, en de manieren waarop zij de regie ervaren in het zorgproces van het gezin (Nooteboom et al., 2020).

Uit de bevindingen van het onderzoek van Nooteboom et al (2020) blijkt dat ouders eigen regie beschouwen als de mogelijkheid om zelfstandig beslissingen te nemen en controle te hebben over het hulpverleningstraject van het gezin. Deze bevindingen komen overeen met de opgehaalde ervaringskennis. Dit impliceert het behouden van een eigen mening, het nemen van verantwoordelijkheid en actieve betrokkenheid bij het vinden van passende hulp. Ouders hechten waarde aan het behouden van de regie binnen het gezin, omdat zij geloven dat oplossingen vanuit het gezin zelf moeten komen. De mate waarin ouders deze regie oppakken, varieert per gezin en hangt af van verschillende factoren, zoals het vermogen om initiatief te tonen en de ondersteuning die zij ontvangen van de professional (Nooteboom et al., 2020). Hoewel eigen regie van belang is, erkennen ouders dat er grenzen zijn, met name wanneer het gaat om de veiligheid en het welzijn van jongeren. Soms kan het nodig zijn dat de regie tijdelijk wordt overgedragen aan een professional. Open communicatie over deze overdracht helpt om het vertrouwen van ouders te behouden (Nooteboom et al., 2020; Pelzer & Winters- van Ekelen 2024).

Naast het stimuleren van eigen regie en eigen kracht, is het ondersteunen en empoweren van ouders essentieel voor het bevorderen van ouderlijke betrokkenheid en besluitvorming in het hulpverleningsproces. Verschillende studies bieden inzichten in de factoren die ouderparticipatie beïnvloeden of samenhangen met en strategieën om ouderlijke empowerment en eigen regie te versterken, met name binnen de context van jeugdhulp met verblijf (Blankenstein et al., 2022; Simons et al., 2019; Spijk-de Jonge et al., 2022; Tang et al., 2024; Van Eck et al., 2024).

Ouderparticipatie kan beïnvloed worden door diverse factoren, zoals praktische, emotionele en relationele aspecten (Simons et al., 2019). De praktische factoren omvatten zaken zoals de beschikbaarheid van informatie over het welzijn en de behandeling van de jongere, de duidelijkheid van procedures en toegang tot activiteiten binnen de jeugdhulp met verblijf. De emotionele factoren houden in dat ouders waarde hechten aan emotionele steun en betrokkenheid bij het welzijn van jongeren tijdens het verblijf in de jeugdhulpinstelling. Het begrip en de empathie van de professional speelt hier een rol, dit komt naar voren vanuit de opgehaalde ervaringskennis. De relationele factoren omvatten het opbouwen van een goede relatie en effectieve communicatie tussen ouders en professionals. Ouders hebben behoefte aan een open, respectvolle en betrouwbare communicatie waarbij hun mening serieus genomen wordt (Spijk-de Jonge et al., 2022; Van Eck et al., 2024). Dit inzicht stelt professionals in staat om op maat gemaakte oplossingen te bieden, waardoor ouderparticipatie tijdens de jeugdhulp voor de jongere verbeterd kan worden (Simons et al., 2019; Spijk-de Jonge et al., 2022; Van Eck et al., 2024). Ouderparticipatie kan worden bevorderd door professionals, bijvoorbeeld door ouders aan te moedigen om deel te nemen aan de ouderraad van een instelling. Op deze manier kunnen ouders het belang van hun kinderen vertegenwoordigen, wat ervoor kan zorgen dat hun stem binnen de instelling wordt gehoord. Bovendien biedt deelname aan de ouderraad ouders de mogelijkheid om op de hoogte te blijven van wat er binnen de instelling speelt en om de procedures te leren kennen. Tevens hebben ouders de mogelijkheid om bijgestaan te worden door een vertrouwenspersoon van Jeugdstem. Dit draagt bij aan een beter begrip van de werking binnen de instelling en stelt ouders in staat om bij te dragen aan de verbetering van de zorg voor alle jongeren binnen de instelling (art. 4.2.4. Jw art. 3 lid 1 Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen).

5.1.6. Op maat werken

Toelichting op de aanbeveling

  • Wees cultuursensitief, sluit aan bij individuele behoeften en bied passende ondersteuning.

Wees flexibel

Ouders en gezinnen hebben verschillende behoeften, ervaringen en perspectieven. Ga met hen in gesprek en zoek samen naar een aanpak die helpt. Wees flexibel en pas je aanpak aan op de cultuur en gewoonten van ieder gezin.

Diversiteit erkennen

Met een cultuursensitieve benadering ben je je als professional bewust van de culturele achtergronden van gezinnen en ga je daar respectvol mee om. Dat betekent: je verdiepen in verschillende opvoedingspraktijken, normen, waarden en communicatiestijlen. Investeer in je kennis en begrip van verschillende culturen.

Vaak heeft een mix van culturele tradities, religieuze overtuigingen, sociale normen en waarden en familiegeschiedenis invloed op opvoedingspraktijken, normen en waarden (Pharos, 2023). Erken deze diversiteit en integreer die in je benadering van ouderschap binnen de jeugdhulp met verblijf. Het kan een uitdaging zijn wanneer ouders het niet eens zijn met de uithuisplaatsing.

Culturele context begrijpen

Onderzoek als professional actief en doorlopend welke verwachtingen ouders hebben van de hulpverlening. Vraag ook naar hun opvattingen over de opvoeding en gezinssituatie. Met een open en respectvolle benadering luister je naar hun perspectieven en culturele en persoonlijke achtergronden. Als je de culturele context waarin ouders hun kind opvoeden beter begrijpt, kun je effectiever communiceren, betere ondersteuning bieden en passende interventies ontwikkelen (Pharos, 2023; Van Haastert, 2020).

Door een cultuursensitieve benadering toe te passen, kunnen professionals een vertrouwensband opbouwen met gezinnen van verschillende culturele achtergronden (NJi, z.d.-c; Pharos, 2023). Dit kan worden bereikt door te luisteren naar de unieke behoeften, ervaringen en opvattingen van gezinnen en samen te werken aan doelen en oplossingen die passen binnen de culturele context van het gezin. Het streven naar culturele competentie impliceert actieve inspanningen van professionals om hun kennis en begrip van diverse culturen, normen en waarden te vergroten (NJi, z.d.-c; Pharos, 2023; Van Haastert, 2020). Ouders moeten worden erkend als experts die hun kind het beste kennen, en het doel is om hun expertise te integreren ten behoeve van het welzijn van hun kind. Het vaststellen van regels op de groep dient aan te sluiten bij de thuissituatie, waarbij overleg met ouders hieraan bijdraagt. Dit gaat verder dan alleen het verstrekken van een lijstje met huisregels; actieve betrokkenheid van ouders blijkt in de praktijk van grote waarde te zijn. Autonomie ondersteunend werken is een belangrijk onderdeel van een traumasensitieve aanpak en helpt bij de persoonsvorming van jongeren, waarbij samenwerking met ouders en hun kind onmisbaar is.

6. Toekomstgericht werken

Over toekomstgericht werken

De inzet van jeugdhulp met verblijf is zoveel mogelijk gericht op terugkeer van de jongere naar de eigen omgeving. Als dat niet mogelijk is, gaat het om het vinden van een perspectief biedende woonplek (art. 5, 9 IVRK), zoals een woonvoorziening, zelfstandig wonen of pleegzorg. Het uitgangspunt van zo’n perspectief biedende woonplek is zo kort als mogelijk en zo lang als nodig. Het doel is het bevorderen van welzijn en zelfstandigheid (art. 8 EVRM). 

Samenwerking tussen jongere, ouders, het formele netwerk en informele netwerk zijn hierbij essentieel. Zorg als professional voor een effectief traject dat aansluit bij de behoeften de jongere en de ouders. Een traject dat bovendien past bij hun ideeën over een waardevol leven in én na de jeugdhulp met verblijf. Denk aan wonen, daginvulling, meedoen, support, zingeving, en fysieke en mentale gezondheid.

De aanbevelingen en inhoud van deze bouwsteen sluiten aan op de richtlijn Toekomstgericht werken en zijn specifiek toegespitst is op de context van jeugdhulp met verblijf.

Vraag en aanbevelingen

6.1. Samenwerken aan toekomstgericht leven

Hoe werk je in gezamenlijkheid aan een voor de jongere toekomstgericht en waardevol leven?

Aanbevelingen

6.1.1. Persoonlijk contact

  • Geef prioriteit aan persoonlijk contact, door het eigen verhaal van de jongere te erkennen en de ouders hierbij te betrekken. 

6.1.2. Jongeren actief betrekken

  • Bevorder betekenisvolle participatie. Betrek jongeren actief bij de besluitvorming over hun eigen traject. Sluit aan bij hun behoeften, geef hen een stem in de planning en uitvoering en vertrouw erop dat ze zelf beslissingen kunnen nemen. 

6.1.3. Perspectiefplan

  • Start bij opname in de jeugdhulp met verblijf met het opstellen van een perspectiefplan. Stem het perspectiefplan af op het perspectief van de jongere. Schets gezamenlijk een duidelijk traject wat voorspelbaar is en de motivatie versterkt. Zorg dat het plan een weerspiegeling is van persoonlijke doelen en wensen. Houd bij het vervolgtraject rekening met financiële aspecten, verlengde jeugdzorg, Wmo en integrale trajectzorg.

6.1.4. Sociaal netwerk

  • Focus op het opbouwen, ondersteunen en stimuleren van een eigen sociaal netwerk voor de jongere.

6.1.5. Samenwerking ouders, netwerk en professionals

  • Stimuleer samenwerking tussen ouders, netwerk en professionals. Zorg voor een duidelijke overdracht naar het vervolgverblijf. Laat de jongere, ouders, netwerk en de professionals samen kijken naar de behoeften en de best passende ondersteuning. Versterk de band tussen ouders en professionals en richt een gestructureerd vervolgzorgprogramma in, zodat je jongeren goed voorbereidt op zelfstandigheid.

6.1.6. Integrale aanpak vervolgzorg

  • Bied een integrale aanpak van vervolgzorg. Werk samen met verschillende partijen, zoals jeugdzorginstellingen, gemeenten, onderwijsinstellingen en werkgevers aan een gestructureerd vervolgzorgprogramma.

6.1.7. Vervolgzorg op maat

  • Bied vervolgzorg op maat. Erken dat vervolgzorg niet altijd nodig is of aansluit bij de behoefte van een jongere. Sta daarom stil bij het aanbieden van verschillende vormen van ondersteuning, zodat de zorg het beste aansluit bij de individuele behoeften en situatie.

6.1.1. Persoonlijk contact

Toelichting op de aanbeveling

  • Geef prioriteit aan persoonlijk contact, door het eigen verhaal van de jongere te erkennen en de ouders hierbij te betrekken. 

Begeleiding op maat

Door actief te luisteren naar de ervaringen, achtergrond en persoonlijke verhalen van een de jongere, kun je ondersteuning en begeleiding op maat bieden. Door hun verhaal te (h)erkennen bouw je een vertrouwensband op. Neem de jongere serieus in het persoonlijk contact en geef ruimte om zelf beslissingen te nemen. Hierdoor ontstaat een veilige en ondersteunende omgeving waarin die zich gehoord, gezien en begrepen voelt.

Steunende omgeving

Als professional kun je dit proces ondersteunen door een omgeving te creëren waarin jongeren hun verhaal kunnen delen. Toon oprechte interesse in wat hen bezighoudt, zodat ze zich gehoord en begrepen voelen. Moedig hen aan om hun ervaringen te onderzoeken, hierop te reflecteren en ze te accepteren. Dat draagt bij aan een positief zelfbeeld en een gevoel van eigenwaarde. Betrek ook de ouders, zodat je een beter beeld krijgt en het persoonlijke contact kunt versterken (zie Ouderschap en ouderbetrokkenheid). Zo leg je een stevige basis voor groei en succes na de jeugdhulp (Stams & Van der Helm, 2017; Van der Helm, 2019).

Belang van een vertrouwensband 

Een vertrouwensband met professionals is essentieel om jongeren te steunen, zowel tijdens als na hun verblijf in een jeugdhulpinstelling (Prendergast et al., 2024; Spijkerboer et al., 2023). De band biedteen basis voor emotionele steun en praktische begeleiding en advies bij het omgaan met de uitdagingen van zelfstandigheid. Deze relatie vraagt om wederzijds respect, begrip en betrokkenheid. Hierdoor voelen jongeren zich gehoord, begrepen en serieus genomen in hun behoeften en wensen voor de toekomst. 

De presentiebenadering is hierbij een waardevol hulpmiddel. Deze legt de aandacht op de relatie tussen hulpverlener en jongere. De presentiebenadering biedt tegenwicht aan het puur volgen van afspraken en protocollen, en bevordert een mensgerichte in plaats van proceduregerichte benadering (Spijkerboer et al., 2023). Daarbij stem je af op de behoeften van de jongere, ben je aanwezig en oordeel je niet (NJi & Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie, 2024).

Voor jongeren die de jeugdhulp verlaten en op weg zijn naar een zelfstandig leven, is het vermogen om hun eigen ervaringen, zowel de uitdagingen als de successen, te erkennen, te accepteren en te integreren in hun identiteit belangrijk. Het omvat het vermogen om de eigen ervaringen, zowel de uitdagingen als de successen, te erkennen, te accepteren en te integreren in hun identiteit. Dit proces van zelfreflectie en zelfacceptatie speelt een belangrijke rol bij het opbouwen van een positief zelfbeeld en een gevoel van eigenwaarde (Ryan & Deci, 2017; Dings, 2020).

Wanneer jongeren hun eigen verhaal erkennen, begrijpen en accepteren, kunnen ze leren van hun ervaringen en groeien als individu. Hierdoor kunnen hulpverleners betere hulp bieden, mits hulpverleners dit ook doen. Ze ontwikkelen veerkracht en leren omgaan met moeilijkheden op een constructieve manier. Door te begrijpen hoe hun ervaringen hen hebben gevormd, kunnen jongeren ook beter begrijpen wie ze zijn en wat ze willen bereiken in het leven. Een positieve houding ten opzichte van zichzelf en hun levenservaringen is essentieel voor het opbouwen van zelfvertrouwen en het realiseren van hun eigen potentie. Jongeren die hun eigen verhaal erkennen en omarmen, hebben de kracht om obstakels te overwinnen en hun doelen na te streven met vastberadenheid en veerkracht (Bennik et al., 2019; Van der Laan, 2022).

6.1.2. Jongeren actief betrekken

Toelichting op de aanbeveling

  • Bevorder betekenisvolle participatie. Betrek jongeren actief bij de besluitvorming over hun eigen traject. Sluit aan bij hun behoeften, geef hen een stem in de planning en uitvoering en vertrouw erop dat ze zelf beslissingen kunnen nemen. 

Handvatten voor betekenisvolle participatie

Betekenisvolle participatie geeft jongeren invloed op beslissingen die hen aangaan en biedt ruimte om fouten te maken en daarvan te leren.

Betekenisvolle participatie is een van de vier kernbepalingen van het Kinderrechtenverdrag (art. 12 IVRK). Het is belangrijk in de jeugdhulp, zowel tijdens als na verblijf. Participatie geldt als betekenisvol als het aan bepaalde voorwaarden voldoet. Het Kinderrechtenverdrag en de toelichting van het Comité (art. 12 IVRK; CRC/C/GC/12; CRC/C/GC/12, par. 40–47) geven professionals hiervoor concrete handvatten. 

Ze noemen vijf noodzakelijke stappen (zie ook Kinderrechtenkader voor jeugdhulpprofessionals). Als professional ben je ervoor verantwoordelijk dat:

  1. Kinderen of jongeren voldoende toegang hebben tot begrijpelijke informatie.
  2. Jongeren worden gehoord.
  3. Jongeren serieus worden genomen.
  4. Jongeren een terugkoppeling krijgen over beslissingen die zijn genomen.
  5. Jongeren de mogelijkheid krijgen om te klagen over de beslissing. 

Succesvolle overgang 

Participatie is pas betekenisvol als kinderen of jongeren het gevoel hebben serieus genomen te zijn (Defence for children, 2024, p. 13). Betrek hen daarom op een inclusieve, kindvriendelijke en toegankelijke manier. Deze fase markeert vaak de overgang naar het eigen sociale netwerk of zelfstandig wonen. Daarbij staat het behoud van positieve resultaten uit eerdere ondersteuning centraal – net als het mogelijk maken van een succesvolle overgang naar zelfstandig leven (Ten Brummelaar, 2016). Hoewel veel professionals het belang van participatie zien, vinden zij het vaak lastig om er in de praktijk vorm aan te geven.

Samen beslissen

Het principe van shared decision-making ondersteunt kinderen en jongeren bij het maken van eigen keuzes, met oog voor wil en voorkeuren. Hierdoor ervaren zij controle over hun eigen leven. Vraag jongere en ouders expliciet naar hun gedachten, meningen en ideeën. Betrek hen actief bij de besluitvorming, bijvoorbeeld het vaststellen van doelen en aanpak. Zo combineer je professionele expertise met ervaringsdeskundigheid (zie richtlijn Samen beslissen over hulpVan Eck et al., 2024). Shared decision-making bevordert autonomie en zelfbeschikking, wat belangrijk is voor het ontwikkelen van een waardevol leven (Douma, 2024).

Diverse studies hebben aangetoond dat jongeren graag geïnformeerd, gehoord en serieus genomen willen worden in het vervolgzorgproces (Kinderen en Jeugdigen Laten Zich Horen, 2020; Plaiser et al., 2023; Sondeijker, 2020). Ze verlangen ernaar dat hun visie daadwerkelijk wordt overwogen in de besluitvorming die hun toekomst beïnvloedt. Echter, de interpretatie van participatie door professionals sluit soms niet aan bij deze behoefte, waarbij participatie wordt beperkt tot het geven en verzamelen van informatie zonder dat de stem van de jongere daadwerkelijk invloed heeft op de genomen beslissingen (Archard & Skivenes, 2009; Bouma et al., 2017; Van Bijleveld et al., 2014, 2015).

In wetenschappelijk onderzoek en beleidsstukken wordt gesproken over het begrip betekenisvolle participatie. Dit houdt in dat jongeren ervaren dat er echt naar hen geluisterd wordt en dat hun mening serieus wordt genomen (Archard & Skivenes, 2009; Bouma et al., 2017; Van Bijleveld et al., 2014, 2015; Van Eck et al., 2024).

Dit benadrukt het belang van het integreren van de stem en het perspectief van jongeren in het vervolgzorgproces, waardoor vervolgzorg effectiever en passender kan worden vormgegeven en de overgang naar zelfstandigheid soepeler kan verlopen (Bouma et al., 2017). In aanvulling hierop blijkt uit onderzoek dat zorg en behandeling in jeugdhulp met verblijf in eerste instantie gebaseerd is op dwangmaatregelen, wat de ruimte voor participatie van jongeren in besluitvorming aanzienlijk beperkt. Participatie vanuit gedragswetenschappelijk perspectief is essentieel voor jongeren binnen deze instellingen (Ten Brummelaar, 2016). De centrale doelstelling van Ten Brummelaar (2016) was dan ook om nieuw inzicht te bieden in de participatie van jongeren in besluitvormingsprocedures tijdens jeugdhulp met verblijf. Dit werd bereikt door de huidige stand van kennis, de ervaringen en percepties van zowel jongeren als professionals die werkzaam zijn binnen dergelijke instellingen, en door manieren te vinden om jongeren te ondersteunen bij het uiten van hun mening in besluitvormingsprocedures tijdens hun verblijf binnen de jeugdhulpinstelling in kaart te brengen (Ten Brummelaar, 2016).

 Aanpassingen voor de lvb doelgroep

  • Toegankelijke communicatie: zorgverleners moeten eenvoudige en duidelijke taal gebruiken. Informatie moet visueel ondersteund worden, bijvoorbeeld met pictogrammen of video's, om de toegankelijkheid te vergroten.

6.1.3. Perspectiefplan

Toelichting op de aanbeveling

  • Start bij opname in de jeugdhulp met verblijf met het opstellen van een perspectiefplan. Stem het perspectiefplan af op het perspectief van de jongere. Schets gezamenlijk een duidelijk traject wat voorspelbaar is en de motivatie versterkt. Zorg dat het plan een weerspiegeling is van persoonlijke doelen en wensen. Houd bij het vervolgtraject rekening met financiële aspecten, verlengde jeugdzorg, Wmo en integrale trajectzorg.

Perspectiefplan opstellen

Een perspectiefplan vormt een belangrijke stap om te verduidelijken wat een waardevol leven voor de jongere betekent. Het beschrijft hun gewenste doelen en levensstijl, en de stappen om die te bereiken (NJi, z.d.-b). Zelf opgestelde doelen geven richting, betekenis en voldoening. Ze kunnen persoonlijk zijn of maatschappelijk, en het bereiken ervan draagt bij aan ontwikkeling en zelfrealisatie (Dijkstra et al., 2019).

Betrek als professional ouders actief bij het opstellen van het perspectiefplan. Dit vergroot hun betrokkenheid en begrip van het proces. Zo versterk je hun rol als samenwerkingspartner in de zorg van hun kind (zie ook Ouderschap en ouderbetrokkenheid). Maak hierbij gebruik van de verklarende analyse. 

Persoonlijke en maatschappelijke doelen 

Stel samen de jongere persoonlijke en maatschappelijke doelen op en werk er samen aan. Zo ervaren zij richting en betekenis in hun leven na de jeugdhulp. Het bereiken van deze doelen versterkt hun eigenwaarde en draagt bij aan welzijn en tevredenheid. Ondersteun hen daarom bij het identificeren, stellen en bereiken van doelen, zowel op persoonlijk als op maatschappelijk vlak. Hiermee help je hen om een waardevol leven op te bouwen na de jeugdhulp (Dijkstra et al., 2019; richtlijn Traumagerelateerde problemen).

Ondersteuning bij lvb

Jongeren met een licht verstandelijke beperking (lvb) hebben specifieke zorg- en ondersteuningsbehoeften. De standaard jeugdhulp dekt deze vaak niet volledig. Jongeren met een lvb kunnen moeite hebben met het begrijpen van complexe informatie, het nemen van beslissingen en het zelfstandig uitvoeren van dagelijkse taken. Voor deze doelgroep is een duidelijk, gestructureerd en aangepast zorgtraject essentieel.

Een voorbeeld is het ontwikkelen van een leerplan om de jongere te helpen en begeleiden bij het behalen van hun educatieve doelen, is het belangrijk dat het onderwijsniveau tijdens de jeugdhulp met verblijf op peil gehouden. Zoals met een diploma of beroepsopleiding, en het ontwikkelen van professionele vaardigheden. Het opbouwen van gezonde relaties en een ondersteunend netwerk van vrienden, familie en mentoren is eveneens cruciaal voor hun welzijn (Van der Helm et al., 2017).

Op persoonlijk vlak kunnen doelen variëren van het behalen van academische prestaties, zoals het behalen van een diploma of het voltooien van een opleiding tot het vinden van een passende baan of het ontwikkelen van specifieke vaardigheden. Deze doelen bieden jongeren niet alleen een gevoel van richting en voldoening, maar helpen hen ook bij het opbouwen van zelfvertrouwen en veerkracht (Dijkstra et al., 2019; Harder, 2015; richtlijn Uithuisplaatsing en terugplaatsing en richtlijn Traumagerelateerde problemen).

Aanpassingen voor de LVB doelgroep

  • Individueel Ondersteuningsplan: alle jongeren moeten een individueel ondersteuningsplan hebben dat specifiek is afgestemd op hun behoeften en capaciteiten. Dit plan moet regelmatig geëvalueerd en aangepast worden in samenwerking met de jongere en hun netwerk.

6.1.4. Sociaal netwerk

Toelichting op de aanbeveling

  • Focus op het opbouwen, ondersteunen en stimuleren van een eigen sociaal netwerk voor de jongere.

Verbondenheid in netwerk

Besteed aandacht aan het opbouwen van een duurzaam en positief sociaal netwerk voor de jongere. Denk aan het versterken van familiebanden en het betrekken van vrienden. Een stevig sociaal netwerk biedt stabiliteit en heeft een positieve invloed op hun ontwikkeling.

Als jongeren vaardigheden en mogelijkheden leren om hun netwerk te onderhouden, groeit hun gevoel van autonomie en competentie. In het contact met het netwerk is luisteren en elkaar begrijpen belangrijk. Dat versterkt de onderlinge band (Sonderman et al., 2020).

Verbondenheid gaat ook over inlevingsvermogen en emotionele intimiteit in relaties. Jongeren in de jeugdhulp met verblijf hebben behoefte aan relaties waarin ze zich begrepen en geaccepteerd voelen, en waarin ze hun gedachten en gevoelens kunnen delen zonder angst voor afwijzing of veroordeling. Zulke diepgaande verbindingen dragen bij aan welzijn en zelfvertrouwen. Ze helpen jongeren ook om veerkrachtiger en weerbaarder te zijn bij uitdagingen (Prendergast et al., 2024; Ryan & Deci, 2017; Van der Helm, 2011, 2019). 

Dit is een contrast met de vaak korte duur van jeugdhulp met verblijf en de neiging om verblijf als onwenselijk te zien. Soms is juist een langdurige setting nodig om essentiële relaties op te bouwen en de stabiliteit te bieden die nodig is voor welzijn.

Betekenisvolle verbindingen faciliteren

Als professional in de jeugdhulp met verblijf focus je daarom niet alleen op basiszorg en veiligheid, maar ook op betekenisvolle verbindingen tussen jongeren en hun sociale omgeving. Ook als de hulp kort duurt. Dit kan door groepsactiviteiten te organiseren, individuele begeleiding te bieden en contact met het netwerk buiten de instelling te ondersteunen. Tijdens het verblijf is het belangrijk dat de jongere onder begeleiding contact houdt met het eigen netwerk, met als doel om veilige en stabiele relaties te ontwikkelen (richtlijn Uithuisplaatsing en terugplaatsing). Door deze aspecten te integreren in de zorg, is de jongere beter voorbereid op een waardevol leven na het verblijf in de jeugdhulp.

Verbondenheid met anderen is een fundamenteel aspect van het menselijk welzijn, vooral voor jongeren die de jeugdhulp met verblijf verlaten en een nieuwe fase van zelfstandigheid ingaan. Het gaat niet alleen om oppervlakkige sociale contacten, maar om het opbouwen van betekenisvolle relaties die jongeren een gevoel van verbondenheid, veiligheid en begrip bieden. Deze relaties fungeren als een bron van steun en stabiliteit tijdens de overgang naar een zelfstandig leven en terug naar huis (Feather et al., 2024; Sonneveld et al., 2021). In de context van jeugdhulp met verblijf is een betrouwbaar ondersteunend netwerk belangrijk. Dit netwerk kan bestaan uit familieleden, vrienden, mentoren, docenten, of andere belangrijke personen die kunnen steunen en begeleiden. Het is essentieel dat deze mensen niet alleen aanwezig zijn, maar ook beschikbaar zijn om te luisteren, advies te geven en praktische hulp te bieden wanneer dat nodig is (Van der Helm, 2018).

Tijdens het verblijf in de jeugdhulp met verblijf moeten professionals actief werken aan het bevorderen van deze relaties. Jongeren binnen jeugdhulpinstellingen ervaren een mindere mate van of in sommige gevallen een gebrek aan emotionele steun vanuit het sociale netwerk (Fransen et al., 2009; Stichting Het Vergeten Kind, 2023; Weijs, 2023). Het gebrek aan emotionele steun vanuit het sociale netwerk vormt een risico om dak- of thuisloos te worden, vanwege het beperkte contact met het sociale netwerk tijdens het verblijf binnen de jeugdhulp instellingen (Shelton et al., 2009, Stichting Het Vergeten Kind, 2023; Weijs, 2023). Dit betekent dat professionals jongeren moeten helpen bij het onderhouden en opbouwen van contacten met hun familie en vrienden buiten de instelling, en het ontwikkelen van nieuwe relaties binnen de instelling. Waardoor de jongere wordt geholpen bij het omgaan met moeilijkheden en biedt sociale en emotionele steun (Feather et al., 2024). Jongeren waarbij dit het geval is, keren naar verwachting eerder terug naar de eigen omgeving en is het verblijf binnen de jeugdhulpinstelling gemiddeld korter (Carr, 2019; richtlijn Uithuisplaatsing en terugplaatsing) Daarnaast moeten zij jongeren voorbereiden op de overgang naar zelfstandig wonen door hen te leren hoe ze een ondersteunend netwerk kunnen opbouwen en onderhouden.

Aanpassingen voor de lvb doelgroep

  • Ondersteunende netwerken: het is belangrijk om het sociale netwerk van de jongere te betrekken bij het zorgtraject. Dit kan bestaan uit familieleden, vrienden, leraren en andere betrokkenen die kunnen ondersteunen in het dagelijkse leven.

6.1.5. Samenwerking ouders, netwerk en professionals

Toelichting op de aanbeveling

  • Stimuleer samenwerking tussen ouders, netwerk en professionals. Zorg voor een duidelijke overdracht naar het vervolgverblijf. Laat de jongere, ouders, netwerk en de professionals samen kijken naar de behoeften en de best passende ondersteuning. Versterk de band tussen ouders en professionals en richt een gestructureerd vervolgzorgprogramma in, zodat je jongeren goed voorbereidt op zelfstandigheid.

Rol van het netwerk

Samenwerken met het netwerk is essentieel in de overgangsfase van jeugdhulp met verblijf naar zelfstandigheid. Het vormt de basis voor terugkeer naar de eigen omgeving of een perspectief biedende woonplek. Onderzoek laat zien dat ouders en het netwerk behoefte hebben aan actieve informatievoorziening over deze overgangsfase. Zij zijn vaak niet op de hoogte van de specifieke details, terwijl er ook andere problemen spelen binnen het gezin (Geurts et al., 2010, 2012). 

Ouders waarderen verschillende vormen van informatie: een brief, informatiefolder, informatiebijeenkomst of een ouder-pubercursus (Geurts et al., 2010, 2012). Ouders vinden een warme overdracht, waarin verschillende partijen samen naar de overgang kijken belangrijk. Daarbij moet de jongere centraal staan en de partijen werken aan één doel (Geurts et al., 2010, 2012; Tang et al., 2024). 

JIM-aanpak

Ouders en netwerk ervaren de leeftijdsgrens van 18 jaar als een knelpunt. Vaak is er na deze leeftijd nog zorg nodig, maar die loopt niet altijd door vanuit de Jeugdwet naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) (Geurts, 2010). Het bevorderen van zelfredzaamheid speelt daarom ook een belangrijke rol in deze overgangsfase.

Een effectieve manier om deze uitdagingen aan te pakken, is de JIM-aanpak (Jouw Ingebrachte Mentor, z.d.). Hierbij kiest het de jongere zelf een mentor uit het eigen netwerk, zoals een familielid, vriend of buur. Deze mentor biedt emotionele en praktische steun tijdens de overgang naar zelfstandigheid. Door het eigen netwerk te betrekken, ontstaat gezamenlijke besluitvorming, met als doel om terugkeer naar huis te stimuleren (Simons et al., 2020; Van Dam et al., 2018, 2020). 

Mentor als schakel

De richtlijn definieert mentorschap als: een duurzame en doelgeoriënteerde samenwerkingsrelatie, waarin een meer ervaren (vertrouwens)persoon een minder ervaren persoon begeleidt en sociaal-emotioneel ondersteunt, gericht op zijn of haar ontwikkelingsbehoeften en opgaven (Höfte, 2024). 

Een mentor die continuïteit biedt en de jongere goed kent, vergroot de kans op een succesvolle overgang. De JIM fungeert als schakel tussen de jongere en de formele hulpverlening, en draagt bij aan een meer geïntegreerde en persoonlijke ondersteuning. Onderzoek wijst erop dat een sterke band met een mentor positief samenhangt met behandeluitkomsten en met sociaal- emotionele gedragsverbetering (Raposa et al., 2019; Strijbosch et al., 2018; Van Dam et al., 2018, 2021). 

Bied als professional deze ondersteuning op maat, afgestemd op de individuele behoeften en omstandigheden. Dit vraagt om betere kwaliteit van vervolgzorg, eenvoudigere toegang tot deze zorg en kortere wachtlijsten. Alleen dan kan de hulpverlening een positieve overgang naar zelfstandigheid bevorderen (NJi, z.d.-a).

Jongeren worden vanaf hun 18e levensjaar geconfronteerd met alle rechten en plichten van een volwassene, wat vaak stressvolle keuzes met zich meebrengt (Raad voor Volksgezondheid en Samenleving, 2018). Ouders benadrukken dat zij verwachten dat er na de jeugdhulp met verblijf nog enige vorm van begeleiding nodig zal zijn om de zelfredzaamheid te vergroten. Hierbij worden verschillende levensdomeinen genoemd, zoals het voortzetten van de zorg, het behalen van een diploma of werk, het onderhouden van sociale relaties, het beheren van financiën, en het regelen van huisvesting (Geurts et al., 2010, 2012; Raad voor Volksgezondheid en Samenleving, 2018; Tang et al., 2024).

Er zijn risicofactoren die de zelfredzaamheid van jongeren kunnen belemmeren, zoals het wisselen van hulp na de jeugdhulp met verblijf en het ontbreken van een continue zorgketen (Geurts, 2020). Dit benadrukt de noodzaak van nauwe samenwerking tussen alle betrokken partijen, inclusief ouders en hun kinderen, zorgprofessionals en beleidsmakers, om een soepele overgang naar zelfstandigheid te waarborgen. Naast de betrokkenheid van het netwerk, is ook het samenspel tussen ouders en professionals van groot belang. Ouders geven aan dat zij behoefte hebben aan een warme overdracht, waarbij zowel ouders als professionals gezamenlijk kijken naar de behoeften van de jongere en de best passende vormen van ondersteuning na de jeugdhulp met verblijf (Geurts, 2010) (zie ook Ouderschap en ouderbetrokkenheid). Een goede samenwerking tussen ouders en professionals kan leiden tot een beter begrip van de behoeften van de jongere en een meer effectieve overgang naar zelfstandigheid (Geurts et al., 2010, 2012; Raad voor Volksgezondheid en Samenleving, 2018; Tang et al., 2024).

In lijn met de bevindingen benadrukt onderzoek naar gezinswerken (FCP) in de jeugdhulp met verblijf het belang van betrokkenheid van ouders en het netwerk bij de behandeling en vervolgzorg van jongeren. FCP omvat interventiecomponenten zoals gezinstherapie, opbouw van ouderlijke vaardigheden, betrokkenheid bij behandelplanning en het bevorderen van contact tussen kind en ouders. Het meten van de kwaliteit van het onderlinge contact tussen jongeren, professionals en ouders hangt hierbij samen met zowel korte- als lange termijnuitkomsten voor jongeren (Tang et al., 2024).

6.1.6. Integrale aanpak vervolgzorg

Toelichting op de aanbeveling

  • Bied een integrale aanpak van vervolgzorg. Werk samen met verschillende partijen, zoals jeugdzorginstellingen, gemeenten, onderwijsinstellingen en werkgevers aan een gestructureerd vervolgzorgprogramma.

Big 5

Uit onderzoek blijkt dat ongeveer 10% van alle 18-jarigen in Nederland jeugdhulp ontvangt. Bij de helft stopt die hulp zodra ze 18 jaar worden. Veel van deze jongeren geven aan dat zij juist in deze periode ondersteuning missen (richtlijn Toekomstgericht werken). Vanuit deze behoefte is de Big 5 aanpak ontwikkeld, in samenwerking met jongeren, ervaringsdeskundigen en professionals. De Big 5 ondersteunt jongeren in de overgang naar volwassenheid op vijf domeinen: support, wonen, school en werk, inkomen en welzijn. Door op deze domeinen te focussen, bouwen zij een stevige basis voor zelfstandig functioneren. De aanpak speelt in op hun specifieke behoeften en uitdagingen, en draagt bij aan ontwikkeling en welzijn (Feather et al., 2024; Kenniscentrum KJP, 2023; Selimi et al., 2023; Wegwijzer Jeugd en Veiligheid, z.d.). 

Vijf levensdomeinen

De Big 5 heeft vijf levensdomeinen: support, wonen, school, daginvulling en werk, inkomen en welzijn. Een stevige basis op deze domeinen is van belang voor jongeren om succesvol zelfstandig te kunnen functioneren:

  1. Support: jongeren hebben behoefte aan een sterk sociaal netwerk om op terug te vallen, vooral tijdens de overgang naar zelfstandigheid. Dit netwerk kan bestaan uit familie, vrienden, leerkrachten en andere vertrouwde personen. Versterk als professional dit netwerk en ondersteun bij het opbouwen van duurzame relaties.
  2. Wonen: een stabiele woonplek is essentieel om tot rust te komen en je thuis te voelen. Kijk samen met de jongere en het netwerk naar woonwensen en mogelijkheden. Ondersteun bij het vinden en behouden van een passende en betaalbare woning.
  3. School, daginvulling en werk: een passende opleiding, daginvulling of baan dragen bij aan stabiliteit, zelfwaardering en toekomstperspectief (Selimi et al., 2023). Sluit aan bij de talenten en interesses van de jongere en zoek samen naar mogelijkheden in onderwijs, daginvulling of werk.
  4. Inkomen: financiële stabiliteit vermindert stress en bevordert zelfstandigheid. Help jongeren inzicht te krijgen in hun financiën en ondersteun bij het opstellen van een budget en spaarplan.
  5. Welzijn: mentaal en fysiek welzijn is bepalend voor het algehele welbevinden. Ga in gesprek met jongeren over hun gevoelens, hulpvragen en benodigde ondersteuning. Verwijs zo nodig door naar passende hulpverlening (NJi, z.d.-a).

Jongeren die in instellingen voor jeugdzorg verbleven, met name tussen 2008 en 2013, ervaren vaak moeilijkheden, vooral tijdens het eerste jaar na hun verblijf. Uit een studie van Sondeijker et al. (2020) blijkt dat de beschikbare vervolgzorg veelal ontoereikend is, wat resulteert in problemen bij het oppakken van hun leven na het verblijf. Het onderzoek wijst op een tekort aan passende vervolgzorg voor deze jongeren, wat hun overgang naar zelfstandigheid bemoeilijkt. Jongeren geven aan dat de vervolgzorg te kort en onvoldoende is, niet afgestemd is op hun individuele behoeften, en dat ze zich niet goed voorbereid voelen op het leven na hun verblijf in jeugdzorginstellingen. Vaak bestaat de vervolgzorg slechts uit een kortdurend vertrekprogramma, dat volgens de jongeren van de focusgroepen tekortschiet of niet wordt uitgevoerd zoals besproken. Jongeren benadrukken de behoefte aan betere, langdurigere en meer persoonlijke en praktische voorbereiding op het leven na de jeugdzorg, waarbij zij begeleiding willen van een vertrouwd persoon. Bovendien is er volgens de bevindingen van Sondeijker et al. (2020) behoefte aan vervolgzorg die niet alleen gericht is op directe behoeften, maar ook op langetermijndoelen en toekomstperspectieven van de jongeren. Deze resultaten benadrukken het belang van een verbetering van de vervolgzorg voor jongeren die uit jeugdzorginstellingen komen, met als doel hen effectief te ondersteunen tijdens de overgangsfase naar zelfstandigheid (Prendergast et al., 2024; Sondeijker et al., 2020). 

Naast ontoereikende vervolgzorg ervaren jongeren die uit jeugdzorginstellingen komen vaak ook problemen met lange wachtlijsten en beperkte toegang tot vervolgzorg. Uit een recent onderzoek van Pelzer en Winters-van Eekelen (2024) blijkt dat de complexe problematiek van deze jongeren vraagt om intensieve vervolgzorg, maar dat deze dikwijls lastig geboden kan worden vanwege de wachtlijsten. De studie wijst uit dat jongeren en hun ouders soms verwachten dat een opname verlengd wordt vanwege de noodzaak van intensieve vervolgzorg, maar dat het juist van belang is om nieuw aangeleerde vaardigheden in de eigen omgeving te oefenen.

Stichting Het Vergeten Kind (2023) benadrukt dat wanneer jongeren de jeugdhulp verlaten er meestal geen sprake is van enige toekomstplan of vervolgplek. Daarnaast past een groot deel van deze jongeren niet binnen de opgestelde regels voor het verkrijgen van vervolgzorg en wordt er gesproken van een te complexe problematiek. Voor het begeleiden en regelen van vervolgzorg moeten professionals met gemeenten goed samenwerken en de overgang vanuit jeugdhulpinstellingen geregeld worden.

Een sluitende zorgketen, waarin naadloos wordt overgegaan van jeugdhulp met verblijf naar vervolgzorg, blijkt echter niet vanzelfsprekend te zijn. De bevindingen benadrukken de noodzaak om niet alleen de kwaliteit van vervolgzorg te verbeteren, maar ook om de toegang tot vervolgzorg te vereenvoudigen en de wachtlijsten terug te dringen. Dit is essentieel om de overgang naar zelfstandigheid voor deze jongeren te vergemakkelijken en positieve uitkomsten op lange termijn te bevorderen (Pelzer & Winters-van Eekelen, 2024; Prendergast et al., 2024). Een passende vervolgzorg op maat draagt bij aan een hogere mate van betrokkenheid voor onderwijs, opleiding, daginvulling, werk en verlaagt het risico om dak- of thuisloos te worden (Feather et al., 2024). 

6.1.7. Vervolgzorg op maat

Toelichting op de aanbeveling

  • Bied vervolgzorg op maat. Erken dat vervolgzorg niet altijd nodig is of aansluit bij de behoefte van een jongere. Sta daarom stil bij het aanbieden van verschillende vormen van ondersteuning, zodat de zorg het beste aansluit bij de individuele behoeften en situatie.

Kenmerken vervolgzorg

Voor jongeren in de jeugdhulp is het belangrijk om een stevige basis te leggen voor een gezonde ontwikkeling en toekomst. Vervolgzorg moet zich richten een stabiele en veilige omgeving, het ondersteunen van de ouder-kindrelatie, het bevorderen van de algehele ontwikkeling en het vergroten van sociale steun (richtlijn Uithuisplaatsing en terugplaatsing):

  • Veilige en stabiele omgeving: zorg voor een veilige en stabiele woonomgeving waar de jongere zich beschermd en geborgen voelt. Dit kan intensieve gezinsondersteuning betekenen of pleegzorg.
  • Ondersteuning van de ouder-kindrelatie: ondersteun de ouders in hun rol als opvoeder, bijvoorbeeld via oudertrainingen, therapieën en begeleiding. Het doel is een sterke, liefdevolle en ondersteunende band tussen ouder en jongere;
  • Holistische ontwikkeling: richt de zorg op alle ontwikkelingsgebieden, fysiek, emotioneel, cognitief en sociaal. Dit kan met leefstijlprogramma's, interventies, vaktherapie zoals speltherapie en andere lichaamsgerichte behandelingen (GGZ Standaarden, 2025);
  • Vergroten van de sociale steun: ondersteun ouders bij het onderhouden van het sociale netwerk. Een sterk netwerk vormt een veilige en stabiele basis voor de ouder en de jongere.

Het belang van goede vervolgzorg begint al bij de aanvang van de jeugdhulp met verblijf. De context waarin jongeren zich bevinden na hun verblijf in de jeugdhulp is complex en uitdagend. Veel van hen kampen met problemen op verschillende levensdomeinen, zoals school, werk, dag invulling, financiën, wonen, gezondheid en sociale steun. Tegelijkertijd zijn er ook jongeren die geen vervolgzorg willen of nodig hebben, maar zij moeten accepteren om kans te maken op woonruimte die enkel beschikbaar is als deze is gekoppeld aan een zorgvraag. Deze ingewikkelde context vereist een zorgvuldig afgestemde aanpak van vervolgzorg om aan de diverse behoeften van jongeren te voldoen.

Aanpassingen voor de lvb doelgroep

  • Langdurige begeleiding: jongeren met een lvb hebben vaak behoefte aan langdurige begeleiding, zelfs na het bereiken van de leeftijd van 18 jaar. Dit kan betekenen dat de begeleiding meer gericht moet zijn op het ontwikkelen van levensvaardigheden en minder op therapeutische interventies.

Verantwoording en bronnen

© 2025 Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk, Nederlands Instituut van Psychologen, Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen, Nederlands Jeugdinstituut.

Richtlijnen ondersteunen professionals om samen met cliënten te beslissen over de best passende hulp. Een richtlijn geeft onderbouwde aanbevelingen op basis van wetenschappelijk onderzoek, praktijkkennis van professionals en ervaringskennis van cliënten. Richtlijnen worden regelmatig aangepast.

Het ontwikkelen, herzien en implementeren van richtlijnen voor jeugdprofessionals vindt plaats in het kader van het Meerjarenplan Richtlijnen Jeugd, opgesteld door het Nederlands Jeugdinstituut, de Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk (BPSW), het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) en de Nederlandse Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen (NVO).

Zie voor meer informatie: www.richtlijnenjeugdhulp.nl

Gebruik bij referenties naar deze richtlijn altijd: richtlijn Jeugdhulp met verblijf voor jeugdhulp en jeugdbescherming. 

Herziene versie o.b.v. richtlijn Residentiële jeugdhulp voor Jeugdhulp en Jeugdbescherming (auteurs: Marjan de Lange, Anne Addink, Marianne Haspels en Esther Geurts).

Auteurs 

  • Susanne Höfte en Madelief Weijs (Hogeschool Leiden, Onderzoeksgroep Waarde(n)volle zorg).
  • Saranda Ratkoceri, Steven van Essen en Mireille Gommans (Hogeschool Leiden, Lectoraat Residentiële Jeugdzorg).
  • Chris Kuiper (iHUB, Hogeschool Leiden, UvA).

Ontwikkelgroep

V. (Veronique) van Miert (projectleiding), Prof. dr. P. (Peer) van der Helm, S. (Saranda) Ratkoceri en S. (Steven) van Essen (Hogeschool Leiden lectoraat residentiële jeugdzorg) tot mei 2024.

Dr. mr. S. (Susanne) Höfte (projectleiding) en M. (Madelief) Weijs na mei 2024.

De onderzoekers in de ontwikkelgroep hebben geen financiële en/of andere belangen ten aanzien van inhoudelijke keuzes. De ontwikkelgroep en de herzieningswerkgroep zoeken in gezamenlijkheid naar overeenstemming over te includeren onderwerpen en formuleringen van uitgangsvragen en aanbevelingen.

Stuurgroep

Vera van Waardenburg (Hogeschool leiden), Ans van de Maat (NJi), Bram Loog (Hogeschool Leiden), Marianne Berger (NJi).

De opvattingen van de stuurgroepleden met de opdrachtgever en financierende instantie (NJi) en de opdrachtnemer hebben geen invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.

Herzieningswerkgroep

Prof. dr. C. (Chris) Kuiper (voorzitter, Universiteit van Amsterdam, iHUB, Hogeschool Leiden), M. (Marije) Verhoeks (procesbegeleider, adviseur NJi), A. (Anne) Addink, (adviseur NJi), P. (Peter) Willems (ouderperspectief, ervaringsdeskundige ouder), S. (Sanne) van der Laan (jongerenperspectief, ervaringswerker Levvel), L. (Linde) Hogenhuis (gz-psycholoog, namens NIP), L. (Luuk) Trommelen (professioneel opvoeder, namens Heppie (T)Huis, BPSW), V. (Vincent) Mulders (orthopedagoog generalist, namens NVO), A. (Anne) Pelzer (praktijkperspectief, kinder- en jeugdpsychiater), L. (Laura) Lebens (praktijkperspectief, pedagogisch medewerker A&B), K. (Kim) Wildeman (praktijkperspectief, gedragswetenschapper, ’s Heeren Loo), Prof. dr. A. (Annemiek) Harder (wetenschap, EUR).

Prof. dr. C. (Chris) Kuiper is opgetreden als onafhankelijk voorzitter, zijn meervoudige partijdigheid is besproken met zowel opdrachtgever, opdrachtnemer als de herzieningswerkgroep. Er is geen bezwaar kenbaar gemaakt.

Klankbordgroep

K. (Katja) van der Eijnden (gezinshuisouder, namens present 24x7), M. (Margret) Rosier (gedragswetenschapper, docent onderzoeker, Timon, Universiteit Leiden), A. (Aletta) Koudijs (beleidsadviseur gezinshuis.com, jurist), T. (Tineke) Voogd (voorzitter cliëntenraad), dr. L. (Leoniek) Kroneman (adviseur, senior onderzoeker BMC), F. (Frederiek) Muller (eigen kracht coördinator), M. (Miloe) Stegena (gedragswetenschapper, WSG), dr. K. (Karin) Nijhof (senior onderzoeker, Pluryn), C. (Chantal) Cornelissen (gedragswetenschapper, VIGO-groep), P. (Pietie) Travaille (gedragswetenschapper, Regiecentrum Bescherming en Veiligheid Friesland), F. (Femke) Gebbinck (praktijkperspectief jeugdprofessional Pluryn) en dr. H. (Harmke) Leloux-Opmeer (wetenschap, senior onderzoeker).

Kinderen en jongeren

Gedurende het traject zijn kinderen en jongeren geconsulteerd over hun wensen en ideeën met betrekking tot jeugdhulp met verblijf.

Verkenning, herziening middels een kritische reflectie

De richtlijn Residentiële Jeugdhulp en Jeugdbescherming is in 2015 voor het eerst gepubliceerd. In 2021 zijn de interventies in de richtlijn geactualiseerd. Maatschappelijke ontwikkelingen rondom residentiële jeugdhulp zijn sindsdien in een stroomversnelling geraakt. Denk bijvoorbeeld aan de motie over het stoppen met gesloten jeugdhulp en de ontwikkeling van kleinschalige voorzieningen. Ook recente onderzoeken, praktijkinnovaties en signalen van kinderen of jongeren en hun ouders zijn aanleiding voor deze herziening. Een concrete aanleiding was bijvoorbeeld een kritische reflectie op de bestaande richtlijn Residentiële Jeugdhulp en Jeugdbescherming in opdracht van het NJi, uitgevoerd door het Lectoraat Residentiële Jeugdzorg (Hogeschool Leiden, 2022).

Een korte samenvatting van de reflectie luidt:

  • Er zijn veranderingen in de visie op de zorg voor jeugd en zeker op jeugdhulp met verblijf. Een belangrijk document is de notitie De best passende zorg voor kwetsbare jongeren van VWS uit 2018: zo thuis mogelijk opgroeien.
  • Het pedagogisch leefklimaat blijft van wezenlijk belang. Er is sinds het verschijnen van de richtlijn Residentiële Jeugdhulp en Jeugdbescherming een aantal (promotie)onderzoeken in de Nederlandse contexten uitgevoerd, waarvan de resultaten zeker opgenomen moeten worden in een herziening van de richtlijn. Denk aan Strijbosch (2018) een positief groepsklimaat in de residentiële zorg voor kinderen en jongeren van 4-15 jaar oud; De Valk (2019): Repressie in de residentiële jeugdzorg staat een effectieve behandeling van kinderen en jongeren in de residentiële jeugdzorg in de weg. Beld (2019) het leerklimaat van het speciaal onderwijs in de residentiële jeugdzorg; Eltink (2020) een positief leefklimaat draagt bij aan de vermindering van antisociaal gedrag en agressie, waarbij met name de ervaren veiligheid door de jongere ertoe doet; Neimeijer (2021) de kwaliteit van het leef- en werkklimaat in relatie tot cliënten met een LVB; Roest (2022): het belang van de werkalliantie (samenwerkingsrelatie) in de residentiële jeugdhulpverlening. Daarnaast is de aandacht voor kinderrechten toegenomen, voor hoe professionals invulling geven aan het juridisch kader en voor de terugplaatsing van kinderen en jongeren. Net als op de vraag of er een speciale focus moet zijn voor kleinschalige voorzieningen, gezinshuizen en of JeugdzorgPlus in de richtlijn.
  • Aandacht voor de veiligheid binnen de jeugdhulp blijft van belang. Aandacht voor de juridische positie van kinderen en jongeren en hun ouders in de open en de gesloten jeugdzorg en inzet vrijheidsbeperking is wezenlijk. Inperken van vrijheden gebeurt veel en niet alleen in de gesloten jeugdhulp.
  • Er zijn nieuwe inzichten in het belang van het versterken van de samenwerkingsrelatie tussen teams in de jeugdhulp/jeugd-ggz en de ouder(s) (GGZ Standaarden, 2019). Hiervoor is ook een vragenlijst ontwikkeld om deze samenwerking systematisch te monitoren en erop te reflecteren (Lamers et al., 2015, 2016). Verder is het openlijk bespreken van de samenwerking, en dit systematisch te doen, van belang om gezamenlijk en actief te werken aan een goede werkrelatie (Mihalo & Valenti, 2016, Roest, 2020) en binnen het team een werkwijze/attitude te creëren gericht op het versterken van de samenwerkingsrelatie (Lamers, 2016).
  • Daarnaast was de wens dat de richtlijn beter leesbaar en bruikbaar moet zijn voor de praktijk.

Deze reflectie leidde uiteindelijk tot een opdracht om tot een actualisatie van de richtlijn te komen. 

Op basis van maatschappelijke ontwikkelingen en feedback van deelnemers tijdens de startbijeenkomst in oktober 2022, heeft het NJi in november 2022 een korte verkenning gedaan. De vraag die centraal stond was: "Is het nog steeds logisch om vanuit hulpvormen te denken of is er aanleiding om te gaan werken met een meer algemene ‘24 uurshulp-richtlijn’. Er zijn 6 professionals gesproken, de reacties waren divers en bevestigden ten dele het beeld dat er reden is tot verbreding. Actuele ontwikkelingen zoals kleinschalig verblijf en deeltijd 24-uurszorg worden zoveel mogelijk meegenomen in de herziening. De filosofie ‘zo thuis als mogelijk’ met focus op opvoedklimaat in plaats van behandelgroep is leidend.

Met de herzieningswerkgroep is tijdens de eerste bijeenkomst in januari 2023 op basis van bovenstaande uitgangspunten verder nagedacht over het doel, de doelgroep en de reikwijdte van de richtlijn. Hier kwam opnieuw het gesprek op gang over de breedte van de richtlijn en werd de suggestie gedaan om jeugdhulp met verblijf als definitie te hanteren, met nadrukkelijk de wens om gezinshuizen te includeren in deze richtlijn (en pleegzorg te excluderen, daar is immers een richtlijn voor). Gaandeweg bleek een actualisatie ontoereikend, maar betrof de aanpassing een grondige herziening.

Deze herziene richtlijn is dus voor een breed palet aan zorgvormen van toepassing, van high intensive care jeugd tot een logeerhuis. Dat betekent concreet dat de teksten en aanbevelingen over deze volle breedte ruimte moeten bieden aan jeugdprofessionals.

De titel is aangepast van richtlijn Residentiële Jeugdhulp naar richtlijn Jeugdhulp met verblijf.

Uitgangsvragen

De oorspronkelijke hoofdstukken van de richtlijn Residentiële Jeugdhulp en Jeugdbescherming: 

Hoofdstuk 1: Het pedagogisch leefklimaat 
Hoofdstuk 2: Veiligheid
Hoofdstuk 3: Samenwerken met ouders
Hoofdstuk 4: Vasthouden van resultaten na vertrek uit de residentiele jeugdhulp leiden tot de initiële uitgangsvragen

Uitgangsvraag 1: Hoe kan in de residentiële jeugdhulp en jeugdbescherming het pedagogisch leefklimaat bevorderd worden?

Uitgangsvraag 2: Hoe kan voorkomen worden dat jeugdigen die in een residentiële voorziening wonen het slachtoffer worden van verbaal, fysiek of seksueel grensoverschrijdend gedrag?

Uitgangsvraag 3: Op welke wijze kunnen ouders hun verantwoordelijkheid tijdens de residentiële hulp vormgeven en wat dit betekent voor de samenwerking met ouders?

Uitgangsvraag 4: Op welke wijze kunnen behaalde resultaten behouden worden bij jeugdigen die de residentiële hulp verlaten en weer terugkeren naar huis of zelfstandig gaan wonen?

De selectie en formulering van de herziene uitgangsvragen en bijbehorende thema’s is ontstaan in co-constructie met de herzieningswerkgroep en klankbordgroep waarin een brede vertegenwoordiging van ervaringsdeskundigen, jeugdprofessionals, organisaties en onderzoekers die betrokken zijn bij jeugdhulp met verblijf vertegenwoordigd waren. De uiteindelijke uitgangsvragen zijn opgenomen in de Introductie

Methodologische aanpak

De ontwikkelgroep heeft op hoofdlijnen de uitgangsvragen uit de bestaande richtlijn gehandhaafd. De herzieningswerkgroep is benut om de uitgangsvragen te actualiseren en aan te scherpen. Op basis daarvan wordt in de onderbouwing gemotiveerd welke wetenschappelijke literatuur is geselecteerd en ook de mate van bewijskracht.

Er is gezocht in de databases: Web of Science (Social Sciences Citation Index); Pubmed; MEDLINE (Ovid), met als filter 2010-2023 (30 juni) en Peer reviewed articles & book chapters in het Nederlands en in het Engels (met aanvullende search in 2025 op reviews 2023-2025).

Hierbij zijn verschillende Engelstalige en Nederlandstalige zoektermen gebruikt voor jeugdhulp met verblijf (bijv.: “residential treatment”; "residential care"); pedagogisch klimaat (bijv.: "group climate"; "social climate"); veiligheid(sbeleving) ("psychological safety"; "physical safety"; "perceived safety"); samenwerking met ouders (“family centered”; "parental involvement"; "parental participation") en toekomstgericht werken. Deze zoekstrategie resulteerde in 668 studies die zijn gescreend op basis van titel en samenvatting; 521 studies werden geëxcludeerd en van 147 studies is het volledige artikel gescreend. Van dit aantal zijn 32 studies geïncludeerd in de verantwoording van de richtlijn. In aanvulling op de zoekstrategie in de databases zijn studies gezocht via het raadplegen van experts en Google Scholar. Deze strategie resulteerde in 106 studies geraadpleegd. Aldus zijn in totaal 138 studies geïncludeerd in de onderbouwing van de richtlijn. 

Voor uitgangsvraag 1 werd als zoekstring gehanteerd: (“residential treatment” OR "residential care") AND ("group climate" OR "social climate") AND (youth OR children) (173 treffers) respectievelijk (“residentiele OR intramurale”) AND (“jeugdzorg OF jeugdhulp”) EN “klimaat” OF "jeugdhulp met verblijf" OF “zo thuis als mogelijk” OF gezinshuis (28 treffers). Inclusiecriteria voor full-tekst: Pedagogisch klimaat in residentiele hulpverlening (zorg + gezinshuis, niet pleegzorg) voor kinderen/jeugd. Er zijn 84 artikelen full-text gescreend, 7 geëxcludeerd = 77 studies zijn meegenomen. Samenvattingen van de studies zijn verwerkt in het document 'schema literatuur' van waaruit het opstellen van de aanbevelingen heeft plaatsgevonden. 

Voor uitgangsvraag 2 was de zoekstring: (“residential treatment” OR "residential care") AND ("psychological safety" OR "physical safety" OR "perceived safety") AND (youth OR children) (265 hits) respectievelijk (“residentiele OF intramurale”) EN (“jeugdzorg OF jeugdhulp”) EN “klimaat” OF "jeugdhulp met verblijf" OF “zo thuis als mogelijk” OF gezinshuis (32 treffers). In totaal zijn 63 artikelen full-text gescreened gescreend, 12 zijn er geëxcludeerd. In totaal zijn 51 studies meegenomen. Samenvattingen van de studies zijn verwerkt in het document 'schema literatuur' van waaruit het opstellen van de aanbevelingen heeft plaatsgevonden.

Voor uitgangsvraag 3 was de zoekstring: (“family centered” OR "parental involvement" OR "parental empowerment" OR "parental participation") AND ("residential youth care") Dit leverde 170 treffers op. Na selectie op titel en samenvatting zijn 25 artikelen full-text gescreend, Hierbij vielen nog 6 studies af. Uiteindelijk zijn 19 studies gebruikt. Samenvattingen van de studies zijn verwerkt in het document 'schema literatuur' van waaruit het opstellen van de aanbevelingen heeft plaatsgevonden.

Voor uitgangsvraag 4. Op welke wijze kunnen behaalde resultaten behouden worden bij jongeren die de residentiële hulp verlaten en weer terugkeren naar huis of zelfstandig gaan wonen, was de search datum januari 2024. De syntax is niet bewaard gebleven.

Het totaaloverzicht wordt in onderstaand PRISMA-stroomdiagram weergegeven.

PRISMA-stroomdiagram
Ontwikkelproces richtlijn Jeugdhulp met verblijf

De ontwikkelgroep heeft vanuit het brede kennisnetwerk van de onderzoeksgroep expertise op deelterreinen van de richtlijn betrokken, zoals bijvoorbeeld jeugd-ggz. Ook is expertise uit de herzieningsgroep, zowel tijdens als tussen de herzieningsbijeenkomsten benut.

Ten behoeve van kwaliteitswaarborgen is zo dicht mogelijk aangesloten bij de uitgangspunten van Evidence-Based Richtlijn Ontwikkeling (EBRO) en de Toolkit voor Ontwikkeling en Herziening van het NJi. Het doel van de kwaliteitswaarborgen is om de kwaliteit van het wetenschappelijke bewijs en de sterkte van de aanbeveling transparanter te maken.

Mariska Tuut, zelfstandig richtlijnmethodoloog bij PROVA en PHD Candidate bij Care And Public Health Research Institute (CAPHRI), is als externe deskundige benut voor advisering ten aanzien van methodologische keuzes en onderbouwing. De procesbegeleider van het NJi heeft de inzet van een richtlijnmethodoloog gefaciliteerd.

De aanbevelingen

Deze zijn gebaseerd op de kracht van het wetenschappelijk bewijs en de overige overwegingen. Samen bepalen ze de kracht van de aanbeveling. Wetenschappelijk bewijs is kennis die gebaseerd is op (de resultaten van) wetenschappelijk onderzoek. Hierbij wordt gestreefd naar variëteit in de bewijsvoering. Evidence is kennis gebaseerd op verschillende bronnen, die getoetst is en die betrouwbaar is bevonden Verhoef & Kuiper (2025).

De aanbevelingen zijn helder en ondubbelzinnig geformuleerd, gericht op het handelen van de professional en in positieve termen (wat wel te doen). Alle aanbevelingen zijn gebaseerd op wetenschappelijk bewijs, de aanbevelingen dienen daarom gelezen te worden als ‘wordt aanbevolen’. Alle aanbevelingen zijn onderschreven door de herzieningswerkgroep, zodat je kan stellen dat alle aanbevelingen gebaseerd zijn op zowel wetenschappelijke, professionele als ervaringskennis. Sommige aanbevelingen zijn ook expliciet gemaakt door ervaringsdeskundigen (jongeren of ouders) en/of professionals. In tabel 1 is per aanbeveling opgenomen of er naast instemming, ook expliciet professionele kennis en ervaringskennis is ingebracht bij het formuleren van de aanbevelingen.

Tabel: Kennisbronnen per aanbeveling

 

 

 

 

Aanbeveling

bewijs 

 

Wetenschappelijke kennis

 

Professionele kennis 

 

Ervaringskennis

1. Respecteer de rechten van kinderen en jongeren op basis van het IVRK.X  
2. Wees je bewust van je persoonlijke houding in de interactie met jongeren.XXX
3. Maak contact met jongeren. Toon betrokkenheid, interesse, respect. Wees oprecht en eerlijk in het contact.XXX
4. Behandel jongeren in de leefgroep als individuen en niet alleen als groep.XXX
5. Houd bij het creëren van een positief pedagogisch klimaat rekening met de basisbehoeften van jongeren. Bevorder hun autonomie, verbondenheid en competentie. Gebruik hierbij de vooraf opgestelde gedeelde verklarende analyse. 

X

 

  
6. Bied jongeren mogelijkheden om te oefenen op hoe ze pp een positieve manier met elkaar omgaan en ondersteun ze hierin.XX 
7. Streef naar een omgeving die zo nauw mogelijk aansluit bij de leefomgeving van de jongere. Het beleid is gericht op het bieden van een vervangende thuisomgeving die aansluit bij de behoeften en de ontwikkeling van jongeren.XX 
8. Investeer in een positief en veilig werkklimaat. XXX
9. Vraag als pedagogisch medewerker regelmatig feedback aan de jongere over het eigen handelen en het leefklimaat in de groep.X  
1. Draag zorg voor een pedagogisch leefklimaat (zie Pedagogisch klimaat).XXX
2. Werk samen met jongeren en hun ouders om de veiligheid en veiligheidsbeleving te vergroten.XXX
3. Stimuleer positieve onderlinge interacties tussen jongeren in huis of op de groep.X X
4. Stimuleer positieve onderlinge interactie tussen de professional en de jongere.X  
5. Zet reflectie en teamcoaching in als veiligheidsinstrument.X  
6. Terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen.XXX
7. Monitor continu de veiligheid en veiligheidsbeleving van jongeren.XXX
8. Neem klachten van jongeren altijd serieus en draag actief bij aan een oplossing.X X
1. Zie, erken, herken ouders als essentiële partners en laat ze zich welkom voelen.XXx
2. Wees je bewust van machtsverschillen.XXX
3. Wees je bewust van wantrouwen en bouw aan vertrouwen.X X
4. Communiceer transparant en creëer betrokkenheid.X X
5. Versterk en ondersteun ouderlijke empowerment.X X
6. Wees cultuur sensitief, sluit aan bij individuele behoeften en bied passende ondersteuning.  XXX
1. Geef prioriteit aan persoonlijk contact, door het eigen verhaal van de jongere te erkennen en de ouders hierbij te betrekken.X X
2. Bevorder betekenisvolle participatie.X X
3. Start opname in de jeugdhulp met verblijf met het opstellen van een perspectiefplan.X  
4. Focus op het opbouwen, ondersteunen en stimuleren van een eigen sociaal netwerk.XXX
5. Stimuleer samenwerking tussen ouders, netwerk en professionals.XXX
6. Bied een integrale aanpak voor vervolgzorg.XXX
7. Bied vervolgzorg op maat.X X

Kennislacunes

De ontwikkelaars constateren dat er tijdens het opstellen van deze richtlijn op een aantal gebieden onvoldoende wetenschappelijke en ervaringskennis is om onderbouwde gedetailleerde handelingsadviezen te geven. Op de meeste gebieden is wel onderzoek aanwezig of in gang gezet, echter nog zeer beperkt. Op basis van deze constatering worden aanbevelingen gedaan voor korte- en langetermijnonderzoek.

  • Hoewel de gedeelde verklarende analyse breed geadviseerd wordt, is nog te weinig bekend over hoe een gedeelde verklarende analyse eruit zou moeten zien en wie deze, met welke expertise, wanneer, voor en met wie, op en bij zou moeten stellen. Onderzoek naar procesinhoud en vorm, implementatie en effectiviteit is wenselijk.
  • Er is nog onvoldoende kennis over doorvertaling naar richtlijnen en ondersteunende structuren voor structurele en duurzame inzet van ervaringsdeskundigen voor het pedagogisch klimaat in jeugdhulp met verblijf. Niet alleen in drie milieuvoorzieningen maar ook in kleinschalige woonvormen en gezinshuizen.
  • Er is nog onvoldoende bekend over of en hoe ervaringsdeskundigheid van professionals ingezet kan worden voor cure en care in jeugdhulp met verblijf; en wat de effectiviteit hiervan is.

Met de ingezette afbouw van JeugdzorgPlus en het toewerken naar kleinschaligheid ontstaan nieuwe uitdagingen waarvoor kennis nog onvoldoende aanwezig lijkt. Hoewel onderzoek naar kleinschaligheid en de effecten daarvan vormkrijgen (Ammerlaan, et al, 2022; Pronk en Smit, 2025; Van Schie et al, 2020, 2023; VO-raad, 2024) is er nog veel onduidelijkheid over de effecten ervan. 

  • Recente onderzoeken laten zien dat kinderen die in nieuwere, kleinschalige voorzieningen verblijven, niet altijd passend onderwijs krijgen (Pronk en Smit, 2025). De voorgenomen sluiting van JeugdzorgPlus is op z’n minst uitdagend voor het vormgeven van zowel de aard als de kwaliteit van het onderwijs voor deze jongeren. (VO-raad, 2024). De vraag is wat professionals in Jeugdhulp met verblijf kunnen bijdragen om te voldoen aan de onderwijsbehoeften van deze jongeren.
  • Er lijkt een toename van de een-op-eenbegeleiding binnen de jeugdhulp met verblijf waarneembaar. Een-op-eenbegeleiding is een intensieve zorgvorm waarbij een jongere het grootste deel van de dag door een vaste begeleider wordt ondersteund. Er is onvoldoende inzicht in indicatie, effectieve duur, de positieve en negatieve effecten op de individuele jongere, maar ook op het klimaat in een groep.
  • Hoewel er veel geschreven is over integrale aanpak is er weinig effectonderzoek en kosten effectiviteitsonderzoek naar domeinoverstijgende samenwerking in de jeugdhulp met verblijf en specifiek naar de samenwerking van de verschillende professionals op het klimaat.

Addink, A., Van 't Spijker, C., Mourits, E., & Bergenhenegouwen, H. (2024). Handreiking Omgaan met dilemma's rond vrijheidsbeperking in open jeugdhulp met verblijf. Nederlands Jeugdinstituut en Kindercentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie. 

Ammerlaan, F, Oosterling, M., Gutterswijk, R., Mulder, E., Harder, A. (2022). Kleinschalig verblijf voor jongeren en kinderen in de jeugdhulp. Een voorstudie naar de doelgroep, vormgeving van zorg &onderwijs en werkzame factoren https://www.awrj.nl/wp-content/uploads/2022/09/Eindrapport-KV-voorstudie-nieuwe-stijl-v2.pdf

Archard, D., & Skivenes, M. (2009). Hearing the child. Child & Family Social Work, 14(4), 391-399. https://doi.org/10.1111/j.1365-2206.2008.00606.x

Barth, R. P., Zeinstra, L., Lee, B. R., & Harder, A. T. (2023). Shared family care: Out of home care programs for serving parents and children together. Residential Treatment for Children and Youth, 41(1), 24-46. https://doi.org/10.1080/0886571X.2023.2202889

Barnhoorn, J., Broeren, S., Distelbrink, M., De Greef, M., Van Grieken, A., Jansen, W., Pels,    T. V. M., Pijnenburg, H., & Raat, H. (2013). Cliënt-, professional- en alliantiefactoren: Hun relatie met het effect van zorg voor jeugd. Verkenning van kennis en kennishiaten voor het ZONMW-programma Effectief werken in de jeugdsector. ZonMW. ZonMw

Begeleid Wonen (2025). Begeleid wonen: Wat is begeleid wonen? Zorgloket. Geraadpleegd op 8 juli 2025, van https://begeleid-wonen.nl/woonvormen/kamertraining/ 

Beld, M. H. M., Van den Heuvel, E. G., Van der Helm, G. H. P., Kuiper, C. H. Z., De Swart, J.   J. W.,   Roest, J. J., & Stams, G. J. J. M. (2019). The impact of classroom climate on students’ perception of social exclusion in secondary special education. Children and Youth Services Review, 103, 127–134. https://doi.org/10.1016/j.childyouth.2019.05.041

Bennik, E., Glashouwer, K., Neimeijer, R., Elgersma, H., & De Jong, P. (2019). Bekijk jezelf door een roze bril: Een online preventieve interventie gericht op het versterken van psychische veerkracht in jongeren. Tijdschrift Voor Gedragstherapie, 52(2). 

Billen, E. (2022). Improving the understanding of self-regulation: Perspectives for forensic research and practice. Proefschriftmaken.

Blankestein, A. M. M. M., Van Der Rijken, R. E. A., Broekhoven, J. L., Lange, A. M. C., Simons, I., Van Domburgh, L., Van Santvoort, F., & Scholte, R. H. J. (2021). Residential youth care combined with systemic interventions: Exploring relationships between family-centered care and outcomes. Residential Treatment For Children & Youth, 39(1), 34–56. https://doi.org/10.1080/0886571x.2020.1863894

Boendermaker, L., & De Baat, M. (2010). Wat werkt bij jeugdigen met gedragsproblemen? NJi.

Boendermaker, L., Van Rooijen, K., Berg, T. & Bartelink, C. (2013). Residentiële jeugdzorg: Wat werkt? Nederlands Jeugdinstituut. Geraadpleegd op 7 april 2025, van https://www.nji.nl/sites/default/files/2021-05/Watwerkt_ResidentileJeugdzorg.pdf

Boendermaker, L., Verheem, E. A., & Otte, K. (2021). Competenties voor werken in de  JeugdzorgPlus: Deelrapport 3 van Werken aan de toekomst van JeugdzorgPlus. Hogeschool van Amsterdam, Lectoraat Jeugdzorg. 

Boeser, A., & Montfoort, A. (2009). Veiligheidsbeleid Jeugd & Opvoedhulp. MOgroep Jeugd. 

Bouma, H., Grietens, H., Knorth, E., & López López, M. (2017). Betekenisvolle participatie van kinderen in de jeugdbescherming: Inzicht in het concept en de verankering in het Nederlandse jeugdbeschermingsbeleid. (Project HEBE publication redactie) University of Groningen, Department of Special Needs Education and Youth Care. 

Broersen, A., & Klapwijk, G. (2022). Goed in gesprek: De basis voor beweging in onderwijs en jeugdhulp. Breindok. 

Bronfenbrenner, U. (1979). The ecology of human development: Experiments by nature and design. Harvard University Press. https://doi.org/10.2307/j.ctv26071r6 

Bryson, S. A., & Bosma, H. (2018). Health social work in canada: Five trends worth noting. Social Work in Health Care, 57(8), 1-26.  https://doi.org/10.1080/00981389.2018.1474161

Carr, A. (2019). Family therapy and systematic interventions for child-focused problems: The current evidence base. Journal of Family Therapy, 42(2), 153-213. 

Centraal Bureau voor de Statistiek (2024). Jongeren met jeugdzorg naar persoonskenmerken 2021 tot en met 2024. Centraal Bureau voor de Statistiek. Geraadpleegd op 9 april 2025, van https://opendata.cbs.nl/#CBS/nl/dataset/85100NED/table?ts=1651213309355 

Chartier, S., & Blavier, A. (2022). What effect do parental visits have on the psychological state of children in foster families and institutional care? Is there a difference between these populations? ORBI-University of Liège. 

Chatfield, M. M., Diehl, D. C., Johns, T. L., Smith, S., & Galindo-Gonzalez, S. (2020).  Quality of experience in residential care programmes: Retrospective perspectives of former youth participants. Child & Family Social Work, 26(1), 132–143. https://doi.org/10.1111/cfs.12796

Collins, J., & Murphy, G. H. (2022). Detection and prevention of abuse of adults with    intellectual and other developmental disabilities in care services: A systematic review. Journal of Applied Research in Intellectual Disabilities35(2), 338-373. https://doi.org/10.1111/jar.12954

Commissie-Samson. (2012). Omringd door zorg, toch niet veilig: Seksueel misbruik van door de overheid uit huis geplaatste kinderen, 1945 tot heden. Jeugdzorg Nederland, Boom Amsterdam. Geraadpleegd op 8 april 2025, van https://www.jeugdzorgnederland.nl/wp-content/uploads/2021/04/Omringd-door-zorg-toch-niet-veilig-commissie-Samson.pdf

Costa, M., Melim, B., Tagliabue, S., Mota, C. P., & Matos, P. M. (2020). Predictors of the quality of the relationship with caregivers in residential care. Children and Youth Services Review, 108, 104579. https://doi.org/10.1016/j.childyouth.2019.104579

Costa, M., Matos, P. M., Santos, B., Carvalho, H., Ferreira, T., & Mota, C. P. (2022). We stick together! COVID-19 and psychological adjustment in youth residential care. Child Abuse & Neglect, 130 (1), 105370. https://doi.org/10.1016/j.chiabu.2021.105370

Crewe, B. (2011). Soft power in prison: Implications for staff-prisoner relationships, liberty and legitimacy. European Journal of Criminology, 8(6), 455–468. https://doi.org/10.1177/1477370811413805

De Beuf, T. L. F., De Ruiter, C., & De Vogel, V. (2018). Krachten en kwetsbaarheden bij jongeren. Kind & Adolescent Praktijk, 17, 28-35. https://doi.org/10.1007/s12454-018-0024-3

Defence for Children (2024). Kinderrechtenkader voor jeugdprofessionals. Defence for Children.

Dekker, A., & Van Miert, V. (2020). Een uitdagende uitdaging: het belang van aandacht voor het werkklimaat van medewerkers. In A. Harder, E. Knorth, & C. Kuiper (red.), Uithuisgeplaatste jeugdigen. Sleutels tot success in behandeling en onderwijs, (pp. 109 – 117), SWP. 

De Greef, M. (2019). Addressing the alliance. The parent-professional alliance in home-based  parenting support: Importance and associated factors [Proefschrift]. Nijmegen: Radboud Universiteit.

De Valk, S. M. (2019). Under pressure. Repression in residential youth care [Proefschrift]. Universiteit van Amsterdam.

De Vos, I., & Van Hove, V. (2023). Wie ben jij voor mij?: Ervaringen met hulpverleners (2nd Ed.). Gompel & Svacina.

Dijkstra, J. K., & Veenstra, R. (2019). Jongeren, leeftijdsgenoten en criminaliteit. Tijdschrift Voor Criminologie, 61(3), 280-292. https://doi.org/10.5553/TvC/0165182X2019061003005

Dings, R. P. J. M. (2020). Not being oneself? Self-ambiguity in the context of mental disorder. [PhD-Thesis] Radboud Universiteit.

Dirkse, M., Eichelsheim, V., Asscher, J., & Van der Laan, P. (2018). Meisjes in jeugdzorgplus: Een onderzoek naar genderverschillen in problematiek, behandelplan  en genderspecifiek werken. Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving, ZonMw. 

Douma, L. (2024). Meer aandacht nodig voor behoeften van jongeren met suïcidaal gedrag. GGZ Totaal. Geraadpleegd op 2 april 2025, van https://www.ggztotaal.nl/nw-29166-7-4383344/nieuws/meer_aandacht_nodig_voor_behoeften_van_jongeren_met_suicidaal_gedrag.html

Dube, S. R. (2018). Continuing conversations about adverse childhood experiences (ACEs) screening: A public health perspective. Child Abuse & Neglect85, 180-184. https://doi.org/10.1016/j.chiabu.2018.03.007

Eenshuistra, A. (2021). "I know best…": Research into the professional skills of care workers    in residential youth care. [Thesis fully internal (DIV), University of Groningen]. University of Groningen. https://doi.org/10.33612/diss.159342116

Ellemers, N., & De Gilder, D. (2022). The moral organization: Key issues, analyses, and solutions. Springer. https://doi.org/10.1007/978-3-030-84175-1

Eltink, E. M. A. (2020). Back to basic: Relations between residential group climate and  juvenile antisocial behavior. [PhD Thesis, Research Insitute of Child Development and Education (RICDE). Universiteit van Amsterdam. 

Eltink, E. M. A., Roest, J. J., Van der Helm, G. H. P., Heynen, E. J. E., Kuiper, C. H. Z.,  Nijhof, K. S., Vandevelde S., Leipoldt, J. D., Stams, G. J. J. M., Knorth, E., Harder, A.  T., & Assink, M. (2024). Safety first! Residential group climate and antisocial behavior: A multilevel meta-analysis. International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology. https://doi.org/10.1177/0306624x241252052

Eltink, E. M. A., Valenkamp, M., & Wissink, I. B. (2020). Agressief gedrag bij uithuisgeplaatste jeugdigen. In A. Harder, E. Knorth, & C. Kuiper (red.), Uithuisgeplaatste jeugdigen: Sleutels tot succes in behandeling en onderwijs (pp. 43-50). SWP. 

Eltink, E. M. A., Van der Helm, P., Wissink, I. B., & Stams, G. J. J. M. (2015). The relation between living group climate and reactions to social problem situations in detained adolescents: “I stabbed him because he looked mean at me”. International Journal of Forensic Mental Health, 14(2), 101-109. https://doi.org/10.1080/14999013.2015.1033110

Eltink, E. M. A., Waaijenberg, A., Broers, M., Van Anrooij, M., Van Rooij, F. B., Stams, G. J. J. M., & Assink, M. (2025). The prevalence of placement breakdown in foster care: A meta-alaysis. Child & Youth Services Review, 117, 108203.           https://doi.org/10.1016/j.childyouth.2025.108203 

Evans, R. E. (2018). Survival, signaling, and security: Foster carers' and residential carers' accounts of self-harming practices among children and young people in care. Qualitative Health Research, 28(6), 939-949.     https://doi.org/10.1177/1049732318759935

Farley, T. M., McWey, L. M., & Ledermann, T. (2021). Trauma and violence as predictors of internalizing and externalizing symptoms of youth in residential child welfare placements. Journal of Family Violence, 36, 249-258. https://doi.org/10.1007/s10896- 020-00140-w

Feather, J., Allen, D., Crompton, R., Jones, Z., Christiansen, A., & Butler, G. (2024). Transitional support interventions for care leavers: A scoping review. Children & Society, 38(5), 1579-1601. https://doi.org/10.1111/chso.12825 

Felitti, V. J., Anda, R. F., Nordenberg, D., Williamson, D. F., Spitz, A. M., Edwards, V., & Marks, J. S. (1998). Relationship of childhood abuse and household dysfunction to many of the leading causes of death in adults: The adverse childhood experiences (ACE) study. American Journal of Preventive Medicine14(4), 245-258. https://doi.org/10.1016/s0749-3797(98)00017-8

Felitti, V. J., Anda, R. F., Nordenberg, D., Williamson, D. F., Spitz, A. M., Edwards, V.,  Koss, M. P., & Marks, J. S. (2019). Reprint of: Relationship of childhood abuse and household dysfunction to many of the leading causes of death in adults: The adverse childhood experiences (ACE) study. American Journal of Preventive Medicine56(6), 774-786. https://doi.org/10.1016/j.amepre.2019.04.001

Fish, R., & Morgan, H. (2021). “Them Two are around when i need their help” The importance of good relationships in supporting people with learning disabilities to be “in a good space.” British Journal of Learning Disabilities, 49(3), 293–302. https://doi.org/10.1111/bld.12410

Ford, J. D., & Blaustein, M. E. (2013). Systemic self-regulation: A framework for trauma-informed services in residential juvenile justice programs. Journal of family violence28, 665-677. https://doi.org/10.1007/s10896-013-9538-5

Formenti, L., & Rigamonti, A. (2020). Systematic reflexivity in residential child care: A pedagogical frame to empower professional competence. International Journal of Child Youth & Family Studies, 11(4.2), 115-139.        https://doi.org/10.18357/ijcyfs114.2202019991

Fransen, N., Van den Handel, C., & Van Wolswinkel, L. (2009). Zwerfjongeren (z)onder dak. Casus onderzoek naar de overstap van jeugdzorg naar Maatschappelijke Opvang. DSP-groep. 

Geurts, E. M. W. (2010). Ouders betrekken in de residentiële jeugdzorg: Een onderzoek naar inhoud en uitkomsten van contextgerichte hulpverlening. [PhD-Thesis fully internal (DIV), University of Groningen]. Garant Publishers. 

Geurts, E. M. W., Boddy, J., Noom, M. J., & Knorth, E. J. (2012). Family-centred residential care: The new reality? Child & Family Social Work, 17(2), 170-179. https://doi.org/10.1111/j.1365-2206.2012.00838.x

GGZ Standaarden (2018). Zorgtandaard organisatie van zorg voor kind en jongere. GGZ Standaarden. Geraadpleegd op 1 juli 2025, van https://ggzstandaarden.nl/zorgstandaarden/organisatie-van-zorg-voor-kind-en-jongere

GGZ Standaarden (2019). Zorgstandaard samenwerkingsafspraken (jeugd). GGZ Standaarden. Geraadpleegd op 1 juli 2025, van https://www.ggzstandaarden.nl/zorgstandaarden/landelijke-samenwerkingsafspraken-jeugd-ggz/

GGZ Standaarden (2025). Zorgstandaard Vaktherapie. GGZ Standaarden. Geraadpleegd op 1 juli 2025, van https://www.ggzstandaarden.nl/zorgstandaarden/vaktherapie/introductie

Greyk. (2023). Jongens en meisjes in gescheiden klassen. Hersenen & Leren. Geraadpleegd op 8 april 2025, van https://hersenenenleren.nl/jongens-en-meisjes-in-gescheiden-klassen/

Griffith, G. M., Hutchinson, L., & Hastings, R. P. (2013). ''I'm not a patient, i'm a person'': The experiences of individuals with intellectual disabilities and challenging behavior- a thematic synthesis of qualitative studies. Clinical Psychology: Science & Practice,   20(4), 469-488. https://doi.org/10.1111/cpsp.12053

Groense, P. B. (2016). Bridging the implementation gap: A study on sustainable  implementation of interventions in child and youth care organizations. [Thesis fully internal (DIV), Rijksuniversiteit Groningen]. Rijksuniversiteit Groningen. 

Gutterswijk, R. V., Kuiper, C. H. Z., Van der Horst, F. C. P., Jongerling, J., Harder, A. T., & Prinzie, P. (2022). Behavioural problems of adolescents in secure residential youth care: Gender differences and risk factors. Child & Family Social Work, 28(2), 454-    468. https://doi.org/10.1111/cfs.12976

Harder, A. T., & Knorth, E. J. (2009). 2.345 Jeugdigen (z)onder dak: Een meta-analyse naar uitkomsten van residentiële jeugdzorg. Kind en adolescent, 30, 210-230. https://doi.org/10.1007/BF03087957

Harder, A. T., Knorth, E. J., & Kalverboer, M. E. (2012). Securing the downside up: Client and care factors associated with outcomes of secure residential youth care. In Child & Youth Care Forum, 41(3), 259-276. https://doi.org/10.1007/s10566-011-9159-1

Harder, A. T. (2015). Wat werkt bij ‘ongemotiveerde’ cliënten in de residentiële jeugdzorg? De ontwikkeling van een nieuwe behandelmethodiek op basis van motiverende gespreksvoering. Paper presented at MINTNed/ Windesheim Congres Motiverende           Gespreksvoering.

Harder, A. T., Knorth, E. J., Kalverboer, M. E., Tausendfreund, T., & Knot-Dickscheit, J. (2018). Parental perspectives: Risk and protective factors associated with parenting quality for parents of adolescents in secure residential care. Child & Family Social         Work, 23(4), 549-764. https/doi.org/10.1111/cfs.12404

Harder, A. T., Knorth, E. J., & Kuiper, C. H. Z. (2020). Uithuisplaatsing van jeugdigen: Wat, voor wie, en wanneer? In A. T. Harder, E. Knorth & C. Kuiper (Eds.), Uithuisgeplaatste jeugdigen: Sleutels tot succes in behandeling en onderwijs (pp. 13-27). SWP. 

Harder, A. T., Mann-Feder, V., Oterholm, I., & Refaeli, T. (2020). Supporting transitions to adulthood for youth leaving care: Consensus based principles. Children and Youth Services Review, 116, 105260. https://doi.org/10.1016/j.childyouth.2020.105260

Harder, A. T., Zeinstra, L., Barth, R., & Lee, B. (2024). Gedeelde gezinszorg met verblijf: Intensieve interventies voor gezamenlijke hulp aan ouders en kinderen. Jeugd in Ontwikkeling, 4. https://doi.org/10.54447/JiO.18127

Hiller, R. M., Fraser, A., Denne, M., Bauer, A., & Halligan, S. L. (2023). The development of young people's internalising and externalising difficulties over the first three-years in the public care system. Child Maltreatment, 28(1), 141-151. https://doi.org/10.1177/10775595211070765

Heynen, E. J. E. (2016). No guts, no gains! The relation between living group climate and social development of juvenile delinquents in detention [PhD Thesis, Research Institute of Child Development and Education]. Universiteit van Amsterdam.

Höfte, S. J. C. (2024). Het juridische kader als pedagogische ruimte [PhD-Thesis Universiteit van Amsterdam]. Universiteit van Amsterdam. 

Höfte, S. J. C., Bunthof, A., Stams, G. J. J. M., & Kuiper, C. H. Z. (2024). Jeugdigen en  ouders  recht doen, een pedagogisch kinderrechten perspectief. Journal of Social Intervention, 33(3), 4-39. https://doi.org/10.54431/jsi.831

Holwerda, A., Visscher, L., & Labun, A. (2022). Zo thuis en gewoon mogelijk wonen: Een onderzoek naar werkzame elementen van kleinschalige woonvoorzieningen voor jongeren. Kenniswerkplaats Jeugd Friesland, Jeugd expertise netwerk noord-    Nederland.

Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (2018). Overzicht risico-indicatoren voor risicoprofiel 2018 jeugdhulp. Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. Geraadpleegd op 9 april 2025, van https://www.igj.nl/publicaties/indicatorensets/2018/03/01/overizhct-risico-indicatoren-voor-risicoprofiel-2018-jeugdhulp 

Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. (2022). Vrijheidsbeperkende maatregelen in open residentiële jeugdhulp. Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. Geraadpleegd op 9 april 2025, van https://www.igj.nl/documenten/2022/05/13/vrijheidsbeperkende-maatregelen-in-open-residentiele-jeugdhulp

Izzo, C. V., Smith, E. G., Sellers, D. E., Holden, M. J., & Nunno, M. A. (2020). Improving relationship quality in group care settings: The impact of implementing the CARE model. Children & Youth Services Review109, 104623.             https://doi.org/10.1016/j.childyouth.2019.104623

Jeugdzorg Nederland (2019). Kwaliteitskader JeugdzorgPlus 2.0. Jeugdzorg Nederland. Geraadpleegd op 9 april 2025, van https://www.jeugdzorgnederland.nl/wp-content/uploads/2017/03/Kwaliteitskader-JeugdzorgPlus-2.0.pdf

Jouw Ingebrachte Mentor. (z.d). Wat is JIM? JIM. Geraadpleegd op 2 april 2025, van https://jimwerkt.nl/wat-is-jim/

Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie (2023). Nazorg: hoe goed is dat geregeld? Jongerenpanel. De Vraagbaak geeft tips. Kenniscentrum KJP. Geraadpleegd op 2 april 2025, van https://kenniscentrum-kjp.nl/nieuws/nazorg-jongerenpanel-vraagbaak-tips/

Khoury-Kassabri, M., & Attar-Schwartz, S. (2014). Adolescents’ reports of physical violence by peers in residential care settings: An ecological examination. Journal of Violence29(4), 659-682. https://doi.org/10.1177/0886260513505208 

Kinderrechten. (z.d.). Kinderrechten comité. Kinderrechten. Geraadpleegd op 7 april 2025, van https://www.kinderrechten.nl/professionals/kinderrechtencomite/

Kinnafick, F.E., & Thøgersen-Ntoumanib, C. (2014). The effect of the physical environment and levels of activity on affective states. Journal of Environmental Psychology, 38, 241-251. https://doi.org/10.1016/j.jenvp.2014.02.007 

Klitzman, S., & Stellman, J. M. (1989). The impact of the physical environment of the psychological well-being of office workers. Social Science and Medicine, 29(6), 733–74. https://doi.org/10.1016/0277-9536(89)90153-6

Kok, J. F. W. (1984). Specifiek opvoeden in gezin, school, dagcentrum en internaat: Gedragsproblemen in orthopedagogisch perspectief (Ed. 3). Acco. 

Kor, K., Fernandez, E., & Spangaro, J. (2021). Practitioners’ experience of implementing therapeutic residential care: A multi-perspective study. Children & Youth Services Review131, 106301. https://doi.org/10.1016/j.childyouth.2021.106301

Kovács, Z., Noor, S., Çankor, E., & Geerlings, J. (2021). Wat werkt bij het versterken van weerbaarheid van jongeren. Movisie, kennis en aanpak van sociale vraagstukken. Geraadpleegd op 7 april 2025 van https://www.huiselijkgeweld.nl/binaries/huiselijkgeweld/documenten/publicaties/2022/01/10/ wat-werkt-bij-het-versterken-van-weerbaarheid-van-jongeren/Wat-werkt-bij-het-versterken-van-weerbaarheid-van-jongeren_dossier.pdf 

Kuin, M., & Boyer, B. E. (2014). Hoe plan ik mijn huiswerk?: Een praktisch werkboek. Lannoo Campus. 

Lamers, A., Delsing, M. J. M. H., Van Widenfelt, B. M., & Vermeiren, R. R. J. M. (2016). A measure of the parent-team alliance in youth residential psychiatry: The revised Short Working Alliance Inventory. Child and Youth Care Forum, 44(6)801-817. https://doi.org/10.1007/s10566-015-9306-1

Lammers, M., & Brants, L. (2009). Veiligheid in de residentiële jeugdzorg: Van incident tot fundament. Vormgeving en implementatie van beleid rond bejegening, seksualiteit en  seksueel misbruik in de residentiële jeugdzorg. MOVISIE.

Leipoldt, J. D., Harder, A. T., Kayed, N. S., Knorth, E. J., & Rimehaug, T. (2022). The mediating role of social climate in the association of youth and residential service characteristics and quality of life. American Journal of Orthopsychiatry, 92(2), 203-       216. https://doi.org/10.1037/ort0000598

Leloux-Opmeer, H., Kuiper, C. H. Z., Swaab, H. T., & Scholte, E. M. (2018). Discriminating (pre-)start indicators for (un)favorable psychosocial development in different 24-h settings. Children & Youth Services Review, 89, 113-123. https://doi.org/10.1016/j.childyouth.2018.04.021

Leone, P., & Weinberg, L. (2010). Addressing the unmet educational needs of children and youth in the juvenile justice and child welfare systems. National Criminal Justice Reference Service.

Ligtenberg, D. (2017). Af van de isoleercel. Jeugd en Co, 11(6), 10–14. https://doi.org/10.1007/s12449-017-0082-6

Mihalo, J. R., & Valenti, M. W. (2018). How are we doing? Results of receiving family-driven feedback on alliances between families and residential treatment staff over time. Children and Youth Services Review, 86, 42-48. https://doi.org/10.1016/j.childyouth.2018.01.011

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. (2023a). Jeugd-GGZ. Regelhulp Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Geraadpleegd op 8 april 2025, van https://www.regelhulp.nl 

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. (2023b). Logeeropvang voor jeugd. Regelhulp Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Geraadpleegd op 8 april 2025, van https://www.regelhulp.nl/onderwerpen/opvang-dagbesteding-jeugd/logeren 

Mota, C. P., Gonçalves, T., Carvalho, H., & Costa, M. (2023). Attachment, emotional regulation and perception of the institutional environment in adolescents in residential care context. Child & Adolescent Social Work Journal, 40, 71-80.        https://doi.org/10.1007/s10560-021-00763-y

Nederlands Jeugdinstituut (2020). Kinderen en jongeren laten zich horen. Nederlands Jeugdinstituut. Geraadpleegd op 2 april 2025, van https://www.nji.nl/nieuws/kinderen-en-jongeren-laten-zich-horen

Nederlands Jeugdinstituut. (z.d.-a). Jongeren ondersteunen bij hun Big 5. Nederlands Jeugdinstituut. Geraadpleegd op 2 april 2025, van https://www.nji.nl/van-jeugd-naar-volwassenheid/jongeren-ondersteunen-bij-hun-Big-5

Nederlands Jeugdinstituut. (z.d.-b). Zo maak je een toekomstplan met een jongere. Nederlands Jeugdinstituut. Geraadpleegd op 2 april 2025, van https://www.nji.nl/van-jeugd-naar-volwassenheid/zo-maak-je-een-toekomstplan-met-een-jongere

Nederlands Jeugdinstituut. (z.d.-c). Sensitief vakmanschap. Nederlands Jeugdinstituut. Geraadpleegd op 3 april 2025, van https://www.nji.nl/diversiteit/sensitief-vakmanschap 

Nederlands Jeugdinstituut (z.d.-d). Hoe bespreek ik seksualiteit en grenzen? Nederlands Jeugdinstituut. Geraadpleegd op 8 april 2025, van https://www.nji.nl/seksueel-grensoverschrijdend-gedrag/hoe-bespreek-ik-seksualiteit-en-grenzen

Nederlands Jeugdinstituut (z.d.-e). Licht verstandelijk beperkte jeugd (lvb). Nederlands  Jeugdinstituut. Geraadpleegd op 8 april 2025, van https://www.nji.nl/licht-verstandelijk-beperkte-jeugd-lvb

Nederlands Jeugdinstituut. (z.d.-f). Wat is een gezinshuis? Nederlands Jeugdinstituut. Geraadpleegd op 8 april 2025, van https://www.nji.nl/gezinshuizen/wat-is-een-gezinshuis Nijhof, K. S., Otten, R., & Vermaes, I. P. R. (2014). Stability of post-treatment functioning after residential treatment: The perceptions of parents and adolescents. Children & Youth Services Review, 36, 53-61. https://doi.org/10.1016/j.childyouth.2013.10.027

Nooteboom, L., Mulder, E., Kuiper, C., van den Driesschen, S., Eilander, J., & Vermeiren, R. (2019). Bouwsteen van evalueren voor jeugdhulpprofessionals: Een praktische handleiding voor professionals met concrete tips voor het verbeteren van o.a. casuïstiekbesprekingen, intervisie en evaluaties met ketenpartners en gezinnen. Academische Werkplaats Samen. Geraadpleegd op 8 juli 2025, van https://www.awsamen.nl/wat-doet-samen/lopende-projecten/gezin-aan-zet/ 

Nooteboom, L., Mulder, E., Kuiper, C., & Vermeiren, R. (2019). Towards integrated care in the dutch youth care system: An action based research. International Journal of integrated care, 19(4), 152. http://doi.org/10.5334/ijic.s3152

Nooteboom, L., Eilander, J., Kuijper, C., De Koning, C., Van den Driesschen, S., Vermeiren, R., & Mulder, E. (2020). Transformeren volgens ouders: Een deelproject van gezin aan zet. Academische Werkplaats Samen, TNO, ZonMw, Nederlands Jeugdinstituut. Geraadpleegd op 3 april 2025, van https://lerendtransformeren.accounts02.wp-magazines.com/wp-content/uploads/sites/1676/2019/04/6-4-Publicatie_Transformeren-volgens-ouders.pdf

Parhar, K. K., Wormith, J. S., Derkzen, D. M., & Beauregard, A. M. (2008). Offender coercion in treatment: A meta-analysis of effectiveness. Criminal Justice and Behavior35(9), 1109-1135. https://doi.org/10.1177.0093854808320169

Pelzer, A., van den Bogaard, M. (2021). HIC-J: hulp bij acute psychiatrische nood. Kind & Adolescent Praktijk, 20, 6–12. https://doi.org/10.1007/s12454-021-0677-1

Pelzer, A., & Winters-van Eekelen, E. (2024). Een weg naar relationele veiligheid: Herstellen in de crisispsychiatrie. Brave New Books.

Pharos. (2023). Hoe werk je cultuursensitief met jeugdigen en gezinnen? Pharos. Geraadpleegd op 3 april 2025, van https://www.pharos.nl/nieuws/hoe-werk-je-cultuursensitief-met-jeugdigen-en-gezinnen/

Plaiser, I., Schyns, P., Kadrouch-Outmany, K., Schotel, A. L., & De Klerk, M. (2023). Gezien, gehoord en geholpen willen worden. Sociaal en Cultureel Planbureau. Geraadpleegd op 2 april 2025, van https://www.scp.nl/publicaties/2023/08/25/gezien-gehoord-en-geholpen-willen-worden

Prendergast, L., Davies, C., Seddon, D., Hartfiel. N., & Edwards, R. T. (2024). Barriers and enablers to care-leavers engagement with multi-agency support: A scoping review. Children & Youth Services Review, 159, 107501. https://doi.org/10.10/j.childyouth.2024.107501

Pronk, S. & Smit, D. (2025). Onderwijs en de transformatie van de JeugdzorgPlus. Factsheet jaarcijfers 2024. Amsterdam: Academic Workplace Forensic Care for Youth

Raad voor Volksgezondheid en Samenleving. (2018). Leeftijdsgrenzen: Betere kansen voor kwetsbare jongeren. Raad voor Volksgezonsheid. Geraadpleed op 4 april 2025, van https://www.raadrvs.nl/documenten/publicaties/2018/06/05/leeftijdsgrenzen---betere-kansen-voor-kwetsbare-jongeren 

Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming. (2019). Advies Intensieve vrijwillige      hulp. Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming. Geraadpleegd op 9 april 2025, van https://www.rsj.nl/documenten/rapporten/2019/11/25/advies-intensieve-vrijwillige-hulp 

Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming. (2023). Advies Vrijheidsbeperkende       maatregelen in de open residentiële jeugdhulp? Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming. Geraadpleegd op 9 april 2025, van https://www.rsj.nl/documenten/rapporten/2023/11/13/advies-vrijheidsbeperkende-maatregelen-in-de-open-residentiele-jeugdhulp 

Raposa, E. B., Rhodes, J., Stams, G. J. J. M., Card, N., Burton, S., Schwartz, S., Sykes, L. Y.,    Kanchewa, S., Kupersmidt, J., & Hussain, S. (2019). The effects of youth mentoring programs: A meta-analysis of outcome studies. Journal of Youth and adolescence, 48, 423-443. https://doi.org/10.1007/s10964-019-00982-8

Riemersma, Y., Harder, A., Zijlstra, E., Post, W., & Kalverboer, M. (2023). Static and dynamic factors underlying placement instability in residential youth care: A scoping review. Children and Youth Services Review, 155, 107298.         https://doi.org/10.1016/j.childyouth.2023.107298

Riemersma, Y. G., Zijlstra, A. E., Kalverboer, M. E., Post, W. J., & Harder, A. T. (2025). 

A place to feel at home? An exploratory study of the perceived living environment in home-groups, family-style group homes, and traditional residential youth care. Residential Treatment for Children & Youth, 42(2), 211-234. https://doi.org/10.1080/0886571X.2024.2333749

Ringbom, I., Suvisaari, J., Kääriälä, A., Sourander, A., Gissler, M., Ristikari, T., & Gyllenberg, D. (2022). Psychiatric disorders diagnosed in adolescence and subsequent long-term exclusion education, employment or training: Longtudinal nation birth cohort study. The British Journal of Psychiatry, 220(3), 148-153. https://doi.org/10.1192/bjp.2021.146

Roest, J. (2020). De therapeutische alliantie met jongeren en ouders na uithuisplaatsing. In A. T. Harder, E. Knorth & C. Kuiper (Eds.), Uithuisgeplaatste jeugdigen: Sleutels tot succes in behandeling en onderwijs (pp. 101-108). SWP. 

Roest, J. J. (2022). The therapeutic alliance in child and adolescent psychotherapy and residential youth care [PhD Thesis Universiteit van Amsterdam]. Universiteit van Amsterdam. 

Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2017). Self-determination theory: Basic psychological needs in motivation, development and wellness. The Guilford Press. https://doi.org/10.1521/978.14625/28806 

Samenwerkende beroepsverenigingen (2021). Wegwijzer: Standaarden in de zorg voor jeugd. Samenwerkende beroepsverenigingen. Geraadpleegd op 27 maart 2025, van https://www.bpsw.nl/app/data/uploafs/ZvdJ_Wegwijzer_standaarden.pdf 

Schie, L. van, Mulder, E., Nijhof, K., Van Domburgh, L., Harder, A., Konijn, C., Kolkman, J., Kranenburg, M., Lekkerkerker, L., & Popma, A. (2020). Kleine groepen bij grote problemen: Kleinschalige voorzieningen als alternatief voor reguliere gesloten jeugdhulp. https://projecten.zonmw.nl/sites/zonmw/files/typo3-migrated-files/Eindrapportage_ZonMw_kleine_groepen_bij_grote_problemen.pdf

Schie, L. van, Nijhof, K., Mulder E., Kuiper C. & Harder A. (2023). The impact of the transformation towards small-scale residential youth care facilities on professionals: A qualitative study Residential Treatment for Children & Youth. https://doi.org/10.1080/0886571X.2023.2262217 

Schulinck. (2016). De ouder zonder gezag telt ook mee: informatierecht van ouders bij   jeugdhulp aan hun kind. Schulinck. Geraadpleegd op 4 april 2025, van https://www.schulinck.nl/opinie-sociaal-domein-jeugd-de-ouder-zonder-gezag-telt-ook-nee/%2F

Selimi, R., Llullaku, N., Van der Helm., G. H. P., Stams, G. J., & Roest, J. (2023). Academic motivation of incarcerated juveniles from the perspective of self-determination theory: A multiple case study in kosovo context. International Journal of Offender Therapy  and Comparative Criminology. https://doi.org/10.1177/0306624X231198805

Sevilir, R., Van der Helm, G. H. P., Roest, J. J., Beld, M. H. M., & Didden, R. (2020). Differences in perceived living group climate between youth with a Turkish/Moroccan   and native Dutch background in residential youth care. Children and Youth Services Review, 114, 105081. https://doi.org/10.1016/j.childyouth.2020.105081

Shalem, N., & Attar-Schwartz, S. (2022). Good Enough residential care setting: Child-parent contact and youth adjustment in the context of staff attitudes towards parent pnvolvement. Children and Youth Services Review, 143, 106687.             https://doi.org/10.1016/j.childyouth.2022.106687

Shelton, K. H., Taylor, P. J., Bonner, A., & van den Bree, M. (2009). Risk factors for homelessness: Evidence from a population-based study. Psychiatric Services, 60(4), 465-472. https://doi.org/10.1176/ps.2009.60.4.465 

Simons, I., Mulder, E., Breuk, R., Rigter, H., Van Domburgh, L., & Vermeiren, R. (2019). Deteminants of parental participantion in family-centered in juvenile justice institutions. Child & Family  Social Work, 24(1), 59-68. https://doi.org/10.1111/cfs.12581

Simons, I., Van Santvoort, F., Broekhoven, L., Blankenstein, A., & Mulder, E. (2020). Het betrekken van ouders als een jeugdige in een gesloten residentiële instelling is geplaatst. In A. Harder, E. Knorth & C. Kuiper (Eds.), Uithuisgeplaatste jeugdigen: Sleutels tot succes in behandeling en onderwijs (pp. 136-144). SWP. 

Smetana, J. G. (2006). Social-cognitive domain theory: Consistencies and variations in  children’s moral and social judgments. In M. Killen & J. G. Smetana (Eds.), Handbook of moral development (pp.119-153). Lawrence Erlbaum Associates Publishers. 

Smith, Y. (2020). Can children be safe if their caregivers are not?: Reflections on the      "promise" study of workforce issues in a residential treatment center for children. Residential Treatment For Children & Youth, 37(2), 156-173. https://doi.org/10.1080/0886571X.2019.1704672 

Sondeijker, F., Sarti, A., & Geenen, M. J. (2020). Hoe gaat het nu met jongeren uit de JeugdzorgPlus? ZonMw, Hogeschool Utrecht en Verwey-Jonker Instituut. Geraadpleegd op 2 april 2025, van https://www.zonmw.nl/sites/zonmw/files/typo3-migrated-files/Eindrapport_5_jaar_na_JZPlus_def_WEB.pdf

Sonderman, J., Bekken, F. F., Van der Helm., G. H. P., Kuipers, C. H. Z., Stams, G. J. J. M., & Van den Mheen, D. (2020). Peer interactions in residential youth care: A validation study of the peer interactions in residential youth care (PIRY) questionnaire. Residential Treatment for Children & Youth, 39(3), 239-260. https://doi.org/10.1080/0886571X.2020.1787924

Sonderman, J., Van der Helm, G. H. P., Kuiper, C. H. Z., Roest, J. J., Van de Mheen, D., & Stams, G. J. J. M. (2021). Differences between boys and girls in perceived group in residential youth care. Children and Youth Services Review120, 105628.     https://doi.org/10.1016/j.childyouth.2020.105628

Sonderman, J. (2023). Heart shaped bruises: Residential group climate and effectiveness of treatment for girls in (secure-) residential youth care [PhD- Thesis Universiteit  Tilburg]. Ipskamp Drukkers

Sonneveld, J. (2021). Ontwikkelmogelijkheden in het jongerenwerk voor jongeren in specialistische jeugdzorg. Hogeschool van Amsterdam, Amsterdam Kenniscentrum voor Maatschappelijke Innovatie, Lectoraat Youth Spot. Geraadpleegd op 2 april 2025, van https://pure.hva.nl/ws/portalfiles/portal/18020572/210525_Ontwikkelmogelijkheden_in_jongerenwerk_1_.pdf

Spaltman, M., & Roording-Ragetlie, S. (2019). LVB-jongeren met stoornis aan meer zelfinzicht helpen. Kind & Adolescent Praktijk, 18, 6–14. https://doi.org/10.1007/s12454-019-0039-4

Spijk-de Jonge, M., De Lange, M., Serra, M., Van der Steege, M., & Dijkshoorn, P. (2022). Betrek mij gewoon!: Op zoek naar verbeterkansen voor de jeugdhulp in het casusonderzoek ketenbreed leren. Ketenbreed leren. Geraadpleegd op 3 april 2025, van https://open.overheid.nl/documenten/ronlb683ba47db2572eeb5b4a14ce6c774c9abfdd15e/pdf

Spijkerboer, R., Molewijk, B., Stolper, M., & Kuiper, C. (2023). Moreel beraad met cliëntparticipatie als middel ter vergroting van cliëntparticipatie en cliëntregie. Hogeschool Leiden. Geraadpleegd op 2 april 2025, van https://www.hsleiden.nl/media/3163

Stams, G. J. J. M., & Van der Helm, P. (2017). What works in residential programs for   aggressive and violent youth? In P. Sturmey (Ed.), The Wiley handbook of violence and aggression. https://doi.org/10.1002/9781119057574.whbva116

Stichting Het Vergeten Kind. (2023). Onderzoeksrapport: Onderzoek naar dak- en thuisloze jongeren en de aanpak van gemeenten. Stichting Het Vergeten Kind. Geraadpleegd op 10 maart 2025, van https://www.hetvergetenkind.nl/actueel/onderzoeken/

Strijbosch, E., Stams, G. J., Wissink, I., Van der Helm, P., & Roest, J. (2018). The relation between children's perceived group climate and therapeutic alliance with their mentor in residential care: A prospective study. Residential Treatment for Children & Youth, 35(4), 297-316. https://doi.org/10.1080/0886571X.2018.1455560 

Tang, E., De Haan, A. D., Kuiper, C. H. Z., & Harder, A. T. (2024). Family‐centred practice and family outcomes in residential youth care: A systematic review. Child & Family Social Work, 29(3), 598-614. https://doi.org/10.1111/cfs.13120

Ten Brummelaar, M. D. C. (2016). Space between the borders? The participation of young people in decision-making during their stay in secure residential care [Thesis fully internal (DIV), University of Groningen]. Rijksuniversiteit Groningen. 

Tempel, H., van Dijk, A. & de Castro, B. Eerst begrijpen, dan (be)handelen. Kind Adolesc Prakt 21, 6–12 (2022). https://doi.org/10.1007/s12454-022-1210-x

Todorović, D., Manders, W., Sonneveld, J., & Metz, J. (2017). Methodiekbeschrijving    groepswerk in het jongerenwerk. Hogeschool van Amsterdam, Lectoraat Youth Spot.

UN. General Assembly. (2009). Guidelines for the alternative care for children:  Resolution/adopted by the general assembly. United Nations. Geraadpleegd op 9 januari 2025, van https://digitallibrary.un.org/record/673583?ln=en&v=pdf

Van Bijleveld, G. G., Dedding, C. W. M., & Bunders-Aelen, J. F. G. (2014). Seeing eye to eye or not? Young people's and child protection workers' perspectives on children's participation within the dutch child protection and welfare services. Children and Youth Services Review, 47(3), 253-259. https://doi.org/10.1016/j.cjildyouth.2014.09.018

Van Bijleveld, G. G., Dedding, C. W. M., & Bunders-Aelen, J. F. G. (2015). Children's and young people's participation wihtin child welfare and child protection services: A state-of-the-art review. Child & Family Social Work, 20(2), 129-138. https://doi.org/10.1111/cfs.12082

Van Dam, L., Smit, D., Wildschut, B., Branje, S. J. T., Rhodes, J. E., Assink, M., & Stams, G. J. J. M. (2018). Does natural mentoring matter? A multilevel meta-analysis on the association between natural mentoring and youth outcomes. American Journal of Community Psychology, 62(1-2), 203-220. https://doi.org/10.1002/ajcp.12248

Van Dam. L., Blom, D., Kara, E., Assink, M., Stams, G. J. J. M., Schwartz, S., & Rhodes, J. (2021). Youth initiated mentoring: A meta-analytic study of a hybrid approach to youth mentoring. Journal of Youth and Adolescence, 50(2), 219-230. https://doi.org/10.1007/s10964-020-01336-5

Van den Berge, L. (2019). Ouders ontmoeten als professional – onze keuze! Systeemtherapie, 31(2), 57-70. 

Van der Asdonk, S., de Haan, W. D., van Berkel, S. R., van IJzendoorn, M. H., Rippe, R. C. A., Schuengel, C., Kuiper, C., Lindauer, R. J. L., Overbeek, M., & Alink, L. R. A. (2020). Effectiveness of an attachment-based intervention fort the assessment of parenting capacities in maltreating families: A randomized controlled trial. Infant Mental Journal, 1-15. https://doi.org/10.1002/imhj.21874

Van der Helm, G. H. P. (2011). First do no harm: Living group climate in secure juvenile correctional institutions. [PhD-Thesis- Research external, graduation internal, Vrije Universiteit Amsterdam]. SWP. 

Van der Helm, P. (2018). Een kind met een kind. Kind en Adolescent Praktijk, 17, 16–21. https://doi.org/10.1007/s12454-018-0004-7

Van der Helm, G. H. P., Kuiper, C. H. Z., & Stams, G. J. J. M. (2018). Group climate and treatment motivation in secure residential and forensic youth care from the perspective of self-determination theory. Children and Youth Services Review, 93, 339-344.  https://doi.org/10.1016/j.childyouth.2018.07.028

Van der Helm, P. (2019). Foutenculturen in de jeugdzorg. Jeugdbeleid, 13, 172–181. https://doi.org/10.1007/s12451-019-00212-z

Van der Helm, G. H. P. (2019). Leefklimaat! Voor jeugd en volwassenen. SWP.

Van der Helm, G. H. P. P., Roest, J. J., Dekker, A. L., Van Miert, V. S. L., Kuiper, C. H. Z., &     Stams, G. J. J. M. (2024). Group Climate in Residential Youth Care: Development and   Validation of the Group Climate Instrument-Revised. International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology, 0(0). https://doi.org/10.1177/0306624X231219984

Van der Laan, S., Van Harmelen, A. L. (2022). Veerkracht is geen superkracht. PONT Zorg & Sociaal. Geraadpleegd op 2 april 2025, van https://sociaalweb.nl/nieuws/veerkracht-is-geen-superkracht/

Van Eck, M., Ettema, R., Cloin, M., & Van Regenmortel, T. (2024). Facilitators and barriers in integrated social care for families facing multiple and complex problems: A scoping review. International Journal of Integrated Care, 24(3), 13. https://doi.org/10.5334/ijic.7768

Van Gink, K., Vermeiren, R., Goddard, N., Van Domburgh, L., Van der Stegen, B., Twisk, J., Popma, A., & Jansen, L. (2018). The influence of non-violent resistance on work climate, living group climate and aggression in child and adolescent residential care.  Children and Youth Services Review, 94, 456–465. https://doi.org/10.1016/j.childyouth.2018.08.009

Van Haastert, D. (2020). Cultuursensitieve jeugdhulp en opvoedondersteuning. Kennisplatform inlusief samenleven. Geraadpleegd op 3 april 2025, van https://www.kis.nl/artikel/cultuursensitieve-jeugdhulp-en-opvoedondersteuning

Valenkamp, M. W. (2011). Inperken voorkomen: Individuele proactieve agressiehantering (IPAM) in de dag(klinische) kinderpsychiatrie en jeugdzorg: Verantwoording en evaluatie. Geraadpleegd op 8 april 2025, van http://hdl.handle.net/1765/23739

Van Riel, E. (2018). Communiceren in de 'schilpadstand'. Zorg + Welzijn, 24, 24-26. https://doi.org/10.1007/s41185-018-0051-9

Van Schie, L., Mulder, E., Nijhof, K., van Domburgh, L., Harder, A., Konijn, C., Kolkman, J., Kranenburg, M., Lekkerkerker, L., & Popma, A. (2020). Kleine groepen bij grote problemen: Kleinschalige voorzieningen als alternatief voor gesloten jeugdhulp (Eindrapportage). ZonMw. Geraadpleegd op 8 juli 2025, van https://www.awrj.nl/wp-content/uploads/2022/08/Eindrapportage_kleine-groepen-bij-grote-problemen.pdf

Van Schie, L., Nijhof, K., Mulder, E., Kuiper, C., & Harder, A. (2023). The impact of the transformation toward small-scale residential youth care facilities on professionals: A qualitative study. Residential Treatment For Children & Youth, 40(4), 445-463.  https://doi.org/10.1080/08886571X.2023.2262217

Van Yperen, T., Van der Steege, M., Addink, A., & Boendermaker, L. (2010). Algemeen en specifiek werkzame factoren in de jeugdzorg: Stand van de discussie. (rev. edition ed.) Nederlands Jeugdinstituut.

Veerman, L., Nooteboom, L., Mulder, E., & Vermeiren, R. (2024). Dynamics that challenge the provision of integrated care to youth at-risk: A systematic review. SSRN. https://doi.org/10.2139/ssrn.4750780 

Vereniging voor Schematherapie (2025). Schematherapie. Vereniging voor Schematherapie. Geraadpleegd op 8 juli 2025, van https://www.schematherapie.nl/schematherapie

Verhoef, J., Kuiper, C.(red). (2025). Evidence-based practice met gezamenlijke, geïnformeerde besluitvorming voor paramedici 6e druk Boom, Amsterdam.

Vervoort-Schel, J., Mercera, G., Wissink, I., Van der Helm, P., Lindauer, R., & Moonen, X. (2021). Prevalence of and relationship between adverse childhood experiences and family context risk factors among children with intellectual disabilities and borderline intellectual functioning. Research in Developmental Disabilities, 113, 103935. https://doi.org/10.1016/j.ridd.2021.103935

VO-raad (2024). Coalities residentieel onderwijs 2024: Stand van zaken 2023. Utrecht: https://www.vo-raad.nl/nieuws/coalities-presenteren-plannen-voor-onderwijs-binnen-de-gesloten-jeugdzorg-in-transitie

Wegwijzer Jeugd en Veiligheid. (z.d.) Matrix nazorg: voor een succesvolle terugkeer in de maatschappij. Wegwijzer Jeugd en Veiligheid. Geraadpleegd op 2 april 2025, van https://wegwijzerjeugdenveiligheid.nl/instrumenten/matrix-nazorg 

Weijs, M. (2023). Ervaringen van jongeren die dak- of thuisloos zijn geworden na het wegvallen van de jeugdhulp met verblijf [Master's Thesis]. Universiteit Utrecht. 

Welleman, R., Stringer, B., Landeweer, E., & Gijsbers van Wijk, C. M. T. (2011). De eerste vijf minuten in de verlening. Implementatie en borging van best practices dwangregulatie (2008-2011). GGz inGeest.  

Wolff, K. T., & Baglivio, M. T. (2017). Adverse childhood experiences, negative emotionality, and pathways to juvenile recidivism. Crime & Delinquency, 63(12), 1495-1521. https://doi.org/10.1177/0011128715627469

Zeinstra, L. T., Huyghen, A. M. N., Harder, A. T., Post, W. J., Wanders, F., & Knot-Dickscheit, J.  (2024). De klinische en traumageoriënteerde gezinsbehandeling KINGS: Een dossierstudie naar gezinskenmerken. Jeugd in Ontwikkeling, 4.      https://doi.org/10.54447/JiO.18121

Zelechoski, A. D., Sharma, R., Beserra, K., Miguel, J. L., DeMarco, M., & Spinazzola, J. (2013). Traumatized youth in residential treatment settings: Prevalence, clinical presentation, treatment, and policy implications. Journal of Family Violence28(7), 639-652. https://doi.org/10.1007/s10896-013-9534-9

Ziol-Guest, K. M., & McKenna, C. C. (2014). Early childhood housing instability and school    readiness. Child Development, 85(1), 103-113. https://doi.org/10.1111/cdev.12105